Pleidooi in de strafzaak in Hoger Beroep inzake Robert van Trikt
Related Cases:
-
8 Oct 2024
DUPLIEK PLEIDOOI CBVS CASE: ROBERT VAN TRIKT
Pleidooi in de strafzaak in Hoger Beroep inzake Robert van Trikt
Zitting 20 mei 2024
Geachte President en leden van het Hof,
Het is prijzenswaardig van een vervolgingsambtenaar die in staat is geweest om 31 bladzijden vol te schrijven met slechts vermoedens, zonder dat ook maar enigszins het bewijs van een van de feiten die ten laste zijn gelegd heeft kunnen hardmaken middels aantoonbare documenten, getuigenverklaringen en of enig deskundig bericht, of middels een van de in de wet limitatief opgesomde bewijsmiddelen. De vervolging heeft wederom nagelaten aan het Hof voor te leggen enige beschreven of bestaande procedures van de Centrale Bank die naar hun zeggen zijn overtreden. Dit is voor ons ook geen verrassing gezien de procedures op basis waarvan de vervolging zijn case bouwt niet bestaan.
Uit het repliek van de vervolging zijn slechts meningen van getuigen en vele tegenstrijdigheden van hun aantijgingen aangehaald, die vervolgens door het openbaar ministerie middels een onsamenhangend verhaal met onwaarheden en theorieën worden gepresenteerd. De verdediging gaat U slechts een voorbeeld geven. Geachte President en leden van het Hof, leest U pagina 4 van het repliek, waarin de vervolgingsambtenaar het volgende onder punt 4 zegt: “hoewel het normaal is dat non-refundable fees worden afgesproken tussen partijen, de tegenprestatie in onderhavig geval niet evenredig waren met de geleverde diensten door Clairfield.”
En uitgerekend het woord non-refundable was de reden dat er zo een ophef is gemaakt in alle verklaringen, de media, het rapport Naarendorp, in de Nationale Assemblee. Voor de vervolging was dit een wurgcontract op basis van de aangifte, die door mevrouw Hausil is opgemaakt (zie proces-verbaal 4 februari 2020 “Voor zover ik weet is het samengesteld door mij persoonlijk”). Dit is onder meer de aanleiding om een vervolging op te starten, echter als het gaat om niet-evenredige prestaties denkt U onmiddellijk aan het arrest non adempliti contractus en komen we terecht op het civiele recht, zoals later ook zal blijken. Dit is dan ook de reden waarom de vervolgingsambtenaar bij vermoedens is gebleven.
Dat het Hof in staat is vast te stellen dat de aantijgingen van absurd hoge bedragen niet op waarheid berusten, hetgeen voor de vervolging de basis is geweest om alle internationale verdragen van mensenrechten overboord te gooien bij het in bewaring nemen van de Governor op 6 februari 2020, zonder zijn recht van verweer, hoor en wederhoor zoals vereist is in de Bankwet (artikel 22 lid 6) en de Anti-Corruptie wet (artikel 6 lid 1, 2) in acht te nemen. De aantijgingen en alle verklaringen waar het Openbaar Ministerie naar verwijst blijken meningen en assumpties te zijn.
Het deskundig rapport Kroll, van Duffs & Phelps, en de vergelijkende offerte van SOVX heeft feitelijk aangetoond dat deze melding valselijk en/of strijdig is met de waarheid, met het oogmerk om inbreuk te maken op een anders eer en goede naam. De vervolging heeft met getuigenissen volstaan met veelal “ik denk, ik ben van mening, ik vermoed”. Ook dit toont aan dat de vervolging het niet nauw neemt met het gesloten systeem van het strafrecht waar geen ruimte is voor vermoedens, conclusies van verbalisanten, meningen van derden (de z.g. grondslag leer).
De wetgever heeft dan ook uitdrukkelijk bepaald dat getuigenverklaringen slechts worden toegelaten indien en voor zover de getuigen hun getuigenis enkel en alleen afleggen uit eigen verkregen wetenschap en is er hoegenaamd dan ook geen ruimte voor getuigenissen die gekleurd zijn met datgene wat zij denken dat goed of correct is.
Geachte President, leden van het Hof, 155 jaar rechtspraak in Suriname zal ons ook hebben geleerd dat in het strafrecht wij rekening houden met feitelijkheden en omstandigheden. Ook nu weer zijn wij er op gewezen door de Professor mr. dr. Lodewijk Valk (HOOGLERAAR STRAFRECHT, HOGE RAAD NEDERLAND): “Een vonnis moet gebaseerd zijn op feitelijkheden en niet op meningen en assumpties”. Edelachtbaren, de basis van het strafrecht artikel 1 van het Wetboek van Strafprocesrecht, het legaliteitsbeginsel, komt ook in deze case sterk tot uiting waarbij door het openbaar ministerie een bankwet zonder strafbepaling strafbaar wil stellen. Het gevolg van deze zienswijze van het openbaar ministerie zal eeuwigdurende gevolgen hebben voor het openbaar bestuur alsmede, iedere publieke functionaris in de Republiek Suriname.
Het is dan ook van belang dat het dupliek pleidooi een zekere structuur herbergt en de verdediging gekozen heeft voor het opdelen van hetgeen de verdediging als verweer wenst op te werpen. De verweren zijn onder te verdelen in een algemeen deel, reactie per indeling van het repliek en hetgeen in de tenlastelegging en vonnis in eerste aanleg is opgenomen met daaraan verbonden conclusie.
EDELACHTBAREN, de essentie van de CBVS case heeft vele perspectieven waarbij het overheidshandelen dient te voldoen aan de eis van de economische rationaliteit, juridische rationaliteit maar ook politieke rationaliteit. De basis van economische rationaliteit is de schaarste aan (financiële) middelen aan de ene kant en de veelheid aan (maatschappelijke) wensen en behoefte aan de andere kant. Vanuit deze optiek kan ook gesproken worden over onder meer kosten-batenanalyses ten behoeve van de besluitvorming, efficiëntie uitvoering en doelmatigheid van beheer. Centrale Banken, Accountants en financial professionals benaderen problemen vaak vanuit een economisch gezichtspunt, maar worden minstens zo vaak geconfronteerd met juridische aspecten.
Een economisch voorschrift heeft een ander karakter dan een juridisch voorschrift. Een voorschrift uit de economie is een instrumenteel voorschrift. Als je iets wilt bereiken -winst maken, verlies beperken, productiviteit verhogen – MOET je bepaalde dingen doen.
Van oudsher heeft de comptabiliteitsfunctie het handelen binnen de overheid, de uitvoerende macht richting gegeven naast het beheer van openbare financiën. Edelachtbaren, laat de internationale ontwikkeling nou net aangeven dat de laatste drie decennia de ontwikkeling van een versterkt bedrijfsmatig denken binnen de overheid vanuit de economische rationaliteit te constateren valt. Dit toont aan dat diverse perspectieven mogelijk zijn. De keuze vanuit schaarste leidt tot verdelingsproblemen en toedelingsvraagstukken. Deze kunnen zowel in beleidsprocessen een rol spelen als bij het organiseren van activiteiten. Dat daarbij impliciet of expliciet de politieke rationaliteit ook om de hoek komt kijken is evident in de Surinaamse omgeving van ons bestuurlijke omgeving.
De invloed van maatschappelijke groeperingen, de rol van de bureaucratie, de doelstellingen en strategie van de overheid en de Centrale Bank. Hiermee wordt duidelijk, Edelachtbare, dat ook vanuit de juridische rationaliteit van de rechterlijke macht waaronder ook wij verdediging vallen, wordt verwacht dat wij niet alleen goed op de hoogte moeten zijn van allerlei maatschappelijke verwachtingen, noden en claims, maar hiermee ook daadwerkelijk rekening moeten houden in ons oordeel.
Wanneer de vervolging het beleid en de keuzes van openbaar bestuur strafrechtelijk willen vervolgen dan heeft terecht INTERPOL vastgelegd en onderstreept dat BELEID EN BELEIDSKEUZES VAN DE UITVOERENDE MACHT GEEN ONDERDEEL MAG EN MOET VORMEN VAN HET STRAFRECHT. Het openbaar ministerie heeft dit ook goed begrepen en in haar eigen publieke verklaring bij de EBS N.V., een parastataal rechtspersoon, met publieke functionarissen zoals gedefinieerd in de ANTI CORRUPTIE WET (artikel 1, F, 4), verwoord en wij citeren: “beleid en beleidskeuzes zijn des Directie en Raad van Commissarissen, alhoewel er wel geconstateerd is dat er betalingen zijn geschied zonder contractuele verplichtingen vallen beleid en beleidskeuzes niet onder de noemer van het strafrecht.”
Edelachtbaren, het meten is weten dogmatiek leidt tot gekwantificeerde werkelijkheid, waar behoeft aan nieuwe informatie – kwantitatieve maar kwalitatieve informatie toeneemt. De consequenties van informatie die steeds helderder wordt naarmate de tijd verstrijkt door internationale en nationale gerespecteerde instituten, heeft niet alleen nieuwe inzichten gebracht bij deze spraakmakende zaak, maar toont zeker aan dat de vervolging zeker niet met feitelijkheden en omstandigheden heeft beziggehouden.
Dat de vervolging de aangetoonde IMF-rapportages, CBVS-rapportages, CBVS WEEKSTATEN, IDB-rapportages, ABS-rapportages, Jaarverslag CBVS 2019, het Strategisch beleidsplan goedgekeurd door de RVC, de due diligence (uitgebreid onderzoek) van de US FED afwimpelt als Neutralisatietechnieken is voor de verdediging en voor een ieder die de zaak op de voet volgt een complete desavouering van het rechtssysteem. De verdediging zal hier zeker op terugkomen.
Edelachtbaren, de eerste vraag die wij ons dienen te beantwoorden is of de President van de Centrale Bank bevoegd is om de Centrale Bank te verbinden. De BANKWET artikel 23 lid 1 schrijft voor:
“De president vertegenwoordigt de Bank in en buiten rechte. Hij is belast met het bestuur van de bank in de ruimste zin van het woord, met het beheer van de eigendommen van de Bank en is bevoegd tot alle daden van beschikking over de eigendommen”.
Daarnaast geeft de Bankwet geen enkele beperking in deze bevoegdheden. Nu ook de vervolging verwijst naar het handboek van deugdelijk bestuur van de Centrale Bank van Suriname, opgemaakt door de Bank onder leiding van de gewezen Governor, de heer Van Trikt, wil de verdediging u leiden naar pagina 43 onder het kopje WERKZAAMHEDEN:
CENTRALE BANK VAN SURINAME: HANDBOEK VAN DEUGDELIJK BESTUUR
BIJLAGE PAGINA 43
Werkzaamheden:
- HET DEFINIËREN VAN DE STRATEGIE VAN DE BANK;
- HET ZORGDRAGEN VOOR HET VERTALEN VAN DE STRATEGIE NAAR BELEIDSDOELEN;
- HET BEWAKEN VAN DE VOORTGANG EN KWALITEIT VAN DE IMPLEMENTATIE VAN DE STRATEGIE, BELEIDSDOELEN EN BUDGETTEREN;
- het monitoren en beheersen van alle bankrisico’s;
- het bewaken van de werking van de interne controlesystemen;
- het vertegenwoordigen van de Bank bij publieke activiteiten;
- het uniformeren en bewaken van de overleg- en samenwerkingsmomenten;
- het rapporteren aan de leden van de Raad van Commissarissen.
Edelachtbaren, er is geen enkele twijfel mogelijk dat het beleid en beleidskeuze conform deze uitgewerkte werkzaamheden zijn uitgevoerd. Daarbij zijn deze goedgekeurde strategische beleidskeuze en beleidsdoelen vertaald naar duidelijk voorafgaande strategie bepalingen van de Bank. De verdediging heeft aangetoond met de Bankwet, brondocumenten en harde bewijsvoering, dat de Governor zich op geen enkel moment schuldig heeft gemaakt aan de aantijgingen van de ten laste legging. Integendeel dient de verdediging te benadrukken dat enerzijds de Bankwet het beleid ondersteunt. De verdediging voert u naar de BANKWET artikel 9 waar de taken zijn gedefinieerd:
De Bank heeft tot taak:
a. het bevorderen van de stabiliteit in de waarde van de geldeenheid van Suriname;
b. het verzorgen van de geldsomloop in Suriname, voor zover uit bankbiljetten bestaande, alsmede het vergemakkelijken van het girale betalingsverkeer;
c. het bevorderen van de ontwikkeling van een gezond bank- en kredietwezen in Suriname;
d. het uitoefenen van toezicht op het bank- en kredietwezen, het pensioenen assurantiewezen, het geldwisselverkeer en op het overmakingen verkeer van financiële middelen van en naar het buitenland, een en ander op voet van de daarvoor geldende wettelijke regelingen; het toezicht richt mede op de integriteit van de instellingen werkzaam in deze sectoren en sub-sectoren;
e. het bevorderen en vergemakkelijken van het betalingsverkeer van Suriname met het buitenland;
f. HET BEVORDEREN VAN EEN EVENWICHTIGE SOCIAAL ECONOMISCHE ONTWIKKELING VAN SURINAME.
Edelachtbaren, dit zijn de taken van de Bank zoals vastgelegd in de Bankwet. De resultaten die bij de Centrale Bank van Suriname zijn neergezet om deze taken te realiseren zijn vastgelegd in alle rapportages van internationale en nationale instituten. Een jaarinflatie van 4.2%, een dekkingsgraad van de SRD volgens de vereiste van de BANKWET (ARTIKEL 19), een import dekking volgens het IMF ARTICLE IV REPORT 2019 van 5.2 maanden, een GDP per capita van USD 6.690,00 volgens de WORLDBANK REPORT, STIJGING VAN ONZE INTERNATIONALE RESERVES naar 647,5 MILJOEN USD (STIJGING VAN DE GOUDRESERVES), de geldsomloop (overtollige liquiditeiten) en afroom monetaire instrumenten (OMO) ingezet om de inflatie onder controle te houden. Dit zijn allemaal ontwikkelingen en activiteiten van monetaire stabiliteit bevestigd door het IDB, IMF Report, ABS, CENTRALE BANK, ECLAC REPORT etc zoals bij ons pleidooi benadrukt en toegevoegd als brondocumenten en aantoonbare resultaten (MONETAIRE STABILITEIT).
Vergemakkelijken van het girale betalingsverkeer door de introductie van SNEPS, MOPE en UNIPAY in 2019, maar ook de rechtszaak, die door de Centrale Bank van Suriname en de STAAT is ingezet in september 2019 tegen Nederland voor de onrechtmatige aanhouding van de 19.5 miljoen EURO die stremmend werkt op ons betalingsverkeer met het buitenland en een enorme negatieve impact heeft op onze economie. Overigens heeft SURINAME de rechtszaak in 24 december 2019 gewonnen onder deze Governor. Dit zijn allemaal zaken vervat in de taken van de bank leest u artikel 9E (FINANCIELE STABILITEIT). De implementatie van de afdelingen COMPLIANCE, RISK, OPEN MARKET OPERATIONS (OMO), STRATEGIC INVESTMENT DEPARTMENT EN FINANCIAL INTELLIGENCE UNIT (FIOD) zijn noodzakelijke implementaties geweest die tot op heden onderdeel vormen van de organisatie structuur van de CENTRALE BANK VAN SURINAME.
EDELACHTBAREN, in het kader van de samenwerking tussen Chili en de Centrale Bank van Suriname, werd op vrijdag 22 november 2019 het seminar “Monetary Policy and Financial Market Development” gehouden. De samenwerking tussen Chili en de Bank is gebaseerd op capaciteitsversterking en kennisoverdracht van de medewerkers van de CBvS. De opening van het seminar werd gedaan door de president van de Bank, Robert van-Trikt. Ook aanwezig voor de opening waren de Ambassadeur van Chili, de heer Juan Aníbal Barría, residerende op Trinidad and Tobago en de directeur van de Rekenkamer, mevrouw Charmain Peroti. De verdediging brengt dit in ter verdere onderbouwing dat het onmogelijk is dat deze ontwikkelingen niet bekend zijn bij de bank als bij de belanghebbende van de BANK in SURINAME EN INTERNATIONAAL. [PRODUCTIE 1] (VERSTEVIGING INTERNE STRUCTUREN EN GOVERNANCE VAN DE CBVS).
Artikel 9F gaat over macro-economisch bestuur zoals werkgelegenheid; evenwichtig prijspeil (dit is een kerntaak van de CBvS); evenwichtige inkomensverdeling (c.q. evenwichtig betalingsbalans), zorg voor het milieu en bevorderen van de economische groei.
HET DECREET 6 AUGUSTUS 1981 SB.121 houdende nadere wijziging van de “Bankwet 1956” (G.B. 1956 NO. 97, zoals laatstelijk gewijzigd bij G.B. 1973 No. 26).
NOTA VAN TOELICHTING
In de hier voorgestelde wijzigingen van de Bankwet worden drie vernieuwingen aangebracht. Deze hebben betrekking op de taak van de Bank, vaststelling van wisselkoersen en de kredietfaciliteit van de Staat bij de Bank. De Centrale Bank van Suriname opereert in een sociaal – economisch milieu waarin groei en rechtvaardige verdeling de meest op de voorgrond tredende doelstellingen zijn. Het BELEID van de Bank zal aan deze nationale doelstellingen MOETEN worden aangepast, zonder daarbij een zo harmonisch mogelijke realisatie van de overige – niet minder belangrijke – algemeen aanvaarde doelstellingen van sociaal – economisch beleid uit het oog te verliezen, met name: DE HANDHAVING VAN EEN STABIEL PRIJSPEIL, HET SCHEPPEN VAN VOLDOENDE WERKGELEGENHEID, EN HET HANDHAVEN VAN EEN EVENWICHT OP DE BETALINGSBALANS. Dit betekent dat de Centrale Bank MEER DAN VOORHEEN ACTIEF MOET MEDEWERKEN aan het opbouwen van een zodanige financiële infrastructuur, dat de sociaal-economische ontwikkeling zoveel mogelijk uit eigen besparingen gefinancierd kan worden. Deze taak hangt nauw samen met de andere taken van de Bank en is bovendien een uitvloeisel van het BEGINSEL DER ‘SELF RELIANCE’ waarvoor de Regering zich nadrukkelijk heeft uitgesproken.
Artikel 35c
Behoudens het bepaalde in artikel 14 lid 3 zijn bepalingen van het Surinaams Burgerlijk Wetboek en van het Surinaams Wetboek van Koophandel, die bij toepassing op de Bank strijdigheid met de bepalingen van deze wet opleveren, niet van toepassing op de Bank.
Artikel 35c handelt over de hiërarchie van de voorschriften van de Bankwet ten opzichte van die van het burgerlijk recht. De Bankwet 1956, als lex specialis, regelt het bijzondere karakter van de Bank, zoals dat is bepaald door de taken en werkzaamheden van de Bank, de inrichting van haar bestuur en haar verhouding tot de Regering en tot de Staat. Onder de voorschriften van deze wet zijn er ook bepalingen die afwijken van voorschriften van het Surinaams Burgerlijk Wetboek en van het Surinaams Wetboek van Koophandel. Ten aanzien van die afwijkingen stelt artikel 35c thans dat de bepalingen van het Surinaams Burgerlijk Wetboek en van het Surinaams Wetboek van Koophandel, bij strijdigheid met de Bankwet 1956, niet van toepassing zijn op de Bank.
Paramaribo, 20 mei 2005, R.R. VENETIAAN
Edelachtbaren, het staat vast dat aan de werkzaamheden in de periode van de gewezen Governor resultaten zijn neergezet die essentieel en noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van Suriname. Wanneer door de vervolging in de ten laste legging een beeld wordt geschetst dat projecten en ontwikkelingen als niet doelmatig, en niet noodzakelijk worden aangegeven is duidelijk dat allereerst het niet het openbaar ministerie is die dat als instituut vaststelt. Ten tweede rijst de vraag hoe het openbaar ministerie denkt te beschikken over deze deskundigheid (zonder het inroepen van ter zake deskundige) om in haar ten laste legging deze economische en accountancy wetenschappelijke aantijgingen, daar wij in Suriname beschikken over de ALGEMENE REKENKAMER. De Rekenkamer van Suriname is een toezichthoudend orgaan dat tevens het geldelijke en materieel beheer van de overheid controleert. De Kamer heeft de wettelijke verantwoordelijkheid om de jaarrekening van alle overheidsinstanties te controleren. Een controle- en toetsingsinstituut die als hoofdtaak heeft de controle van de staat en haar parastatale op het gebied van doelmatigheid en rechtmatigheid.
Twee weken geleden (eind april 2024) publiceert de Algemene Rekenkamer met terugwerkende kracht vier jaarverslagen 2020 (boekjaar 2019), 2021 (boekjaar 2020), 2022 (boekjaar 2021) en 2023 (boekjaar 2022) [publicaties website algemene rekenkamer Suriname]3. Nadat de verdediging deze grondig heeft bestudeerd, kunnen we met zekerheid vaststellen dat de vervolging wederom een farce opwerpt daar het controle instituut niets maar dan ook niets aangeeft of aanhaalt over de genoemde transacties in de ten laste legging. Het is derhalve evident in de case CBVS dat uitgaven en inkomsten doelmatig en rechtmatig zijn geschied. De verdediging citeert het volgende uit het jaarverslag Algemene Rekenkamer 2020 paragraaf 3.3.1 Geregistreerde leningen (pagina 23):
“De schatkistpapieren, financieringsovereenkomsten (contracten)/beleggingen/herbeleggingen/aflossingen van schatkistpapieren, doorleenovereenkomsten en schatkistpromessen zijn conform artikel 29 lid 2 van de Wet Rekenkamer Suriname 2019 door de Rekenkamer geregistreerd. In bijlage 2 zijn de geregistreerde financieringsovereenkomsten (contracten) beleggingen/herbeleggingen/aflossingen van schatkistpapieren. In bijlage 3 zijn de geregistreerde doorleenovereenkomsten en in bijlage 4 de geregistreerde schatkistpromessen weergegeven.
Edelachtbaren, hiermee zijn drie zaken duidelijk aangetoond. Ten eerste de uitgaven en inkomsten vanuit de KOOP OVEREENKOMSTEN doelmatig en rechtmatig zijn bevonden. Ten tweede zoals ook het openbaar ministerie zelf opneemt in haar overzicht aankoop van het vorderingsrecht van de Royalty inkomsten van IAMGOLD zijnde SRD 2 MILJARD 250 MILJOEN (SRD 2.250.000.000), die toebehoren aan de STAAT is de transactie van 9 januari 2020 besteed aan het afwikkelen van de SCHULD van HAKRINBANK EN VCB zijnde SRD 673.205.996,67 [Betaling afwikkeling schuld VCB/ Hakrinbank opdracht Brief Min Fin 26 dec. 2019].
3 Jaarverslag 2021 – Rekenkamer van Suriname
Dit is na controle van de ALGEMENE REKENKAMER bevestigd dat er wel degelijk een schuld afwikkeling heeft plaatsgevonden conform de overeenkomst en dit bedrag niet in omloop is gebracht. Ten derde Edelachtbaren, heeft de verdediging reeds ruim de Bankwet geciteerd MVT (pagina 104), waar onder artikel 16 lid C reeds aantoont dat financiële instrumenten en vorderingsrechten en daarmee het kapitaliseren van toekomstige inkomsten van de STAAT legitiem en rechtmatig geschied. In een publieke toespraak heeft de huidige Directeur Monetaire zaken en Economische Aangelegenheden van de CBVS in het kader van het huidig OMO beleid bevestigd, dat het kapitaliseren van toekomstige inkomsten een wettelijke bevoegdheid is van de Bank. Het contant maken van 15 jaar royalty inkomsten is dus een gebruikelijk financieel instrument binnen het centrale bankwezen. Dat hierbij ook nog ten grondslag ligt een koopovereenkomst tussen de CBVS en de STAAT, een missive van de Raad van Ministers, een Resolutie van de President van de Republiek Suriname, een onafhankelijke waardering van deskundige project LAGARDE, heeft voor ons de verdediging, maar ook de samenleving, duidelijk gemaakt dat de aantijgingen jegens de gewezen Governor een politieke vervolging is dat niet gebaseerd is op feitelijkheden en omstandigheden.
Edelachtbaren, alsof tot aan 2024 nog niet genoeg duidelijke verschaffing van aantoonbare feitelijkheden aanwezig zijn: met het in juni 2022 gepubliceerde jaarverslag CBVS 2019, waar een winst van 38 miljoen wordt weergegeven GEEN ENKEL NADEEL!. Hier wordt duidelijkheid verschaft over de voorschotten in het kader van artikel 21 zijnde SRD 648.800.000 [JAARVERSLAG CBVS 2019 PAGINA 79 [PRODUCTIE 2] (bevestigd in de weekbalansen van de Centrale Bank BIJ HET PLEIDOOI 29 MAART 2023 PRODUCTIE 1 & 2) geautoriseerd door de gewezen Governor Glenn Gersie op 31 januari 2019 [AUTORISATIEBRIEF GLENN GERSIE [PRODUCTIE 3]]. GEEN ENKELE OVERTREDING VAN DE BANKWET ARTIKEL 21!, een IMF en IDB report (2019 en 2021) die lovend zijn over het gevoerde beleid, een ECLAC rapportage die de kern prestatie indicatoren van de CBVS bevestigd.
In de maand februari 2024, 13 februari 2024 om precies te zijn komt de President van De Nederlandsche Bank, Professor dr. Klaas Knot, te gast bij de Centrale Bank van Suriname. EDELACHTBAREN, DE TOESPRAAK WORDT IN HET GEHEEL TOEGEVOEGD AAN DIT DUPLIEK PLEIDOOI, maar ik vind dit dusdanig relevant dat ik enkele citaten aan u voorhoudt.
In Hotel Torarica wordt op 13 februari 2024 een presentatie gehouden door de President van De Nederlandsche Bank, Professor dr. Klaas Knot getiteld ‘De Centrale Bank: middenin de samenleving’[PRODUCTIE 4].
“…Toen ik net begon, was de vraag die voor mij en de rest van het directieteam centraal stond. De vraag: wat moeten en kunnen centrale banken doen om duurzame economische groei te bevorderen? Zeker toen, net na de financiële crisis die niet alleen veel geld, maar ook het vertrouwen van burgers in banken, in de financiële sector, had gekost. Dat vertrouwen moesten we weer herstellen. Voor onze burgers en onze sector, voor onze economie en voor onze toekomst. De vraag was hoe?
Ten eerste het ‘vermogen’ om toezicht te houden. (REFERENTIE BANKWET ARTIKEL 9D). Dit vereist passende middelen, goede wet- en regelgeving, deskundige kennis, autoriteit en constructieve werkrelaties met andere instanties en met de overheid.
Ten tweede moeten toezichthouders naast het ‘vermogen’ ook de ‘wil’ hebben om te handelen. Toezichthouders moeten bereid en bevoegd zijn om tijdige en effectieve actie te ondernemen, in te grijpen in de besluitvorming, algemene wijsheden in twijfel te trekken en impopulaire beslissingen te nemen.
Als je erover nadenkt, geldt een groot deel hiervan ook voor andere mandaten van centrale banken. Mandaten zoals het monetair beleid, het toezicht op het betalingsverkeer en, meer in het algemeen, het behoud van de financiële stabiliteit.
Deze rollen, deze verantwoordelijkheden vragen om een centrale bank die middenin de samenleving staat. Want het verbeteren van de stabiliteit, het functioneren van en het vertrouwen in het financiële systeem, is de basis van een goed functionerende economie.
Met andere woorden: financiële stabiliteit is de basis van een samenleving. Financiële stabiliteit geeft mensen de mogelijkheid om aan hun toekomst te bouwen, in het vertrouwen dat hun geld veilig is, dat ze zonder problemen hun rekeningen kunnen betalen, dat ze krediet kunnen krijgen om een huis te kopen of een bedrijf te starten.
EDELACHTBAREN, tot hier zijn we bekend met de prestaties van de Centrale Bank zoals hierboven weergegeven die in 2019 zijn behaald. Financiële en Monetaire Stabiliteit. En toen kwam voor mij en vele andere de donder in heldere hemel. En waarom? Ik ben al ruim vier jaar bezig met de CBVS case om niet alleen u maar ook velen in de maatschappij de Bankwet en het decreet 6 augustus 1981 voor te houden.
Professor dr. Klaas Knot zei het volgende: “De overtreffende trap van financiële stabiliteit is duurzame groei en welvaart. Dat is waar we ons als directie van DNB op wilden richten: we kozen voor de lange in plaats van de korte termijn, voor welvaart én welzijn, voor economische ontwikkeling én leefbaarheid. (BANKWET ARTIKEL 9F)
Maar het één kan niet zonder het ander: de eerste stap, de basisopstelling, is en blijft financiële stabiliteit. Wat daarvoor eerst en vooral nodig is, is een sterke centrale bank. Een centrale bank met het vermogen en de wil om te doen wat moet en wat kan om die cruciale financiële stabiliteit te garanderen.
Het vermogen om dat waar te maken staat en valt met goede spelers. Mensen die de kennis en kunde hebben om een centrale bank te zijn die middenin de samenleving staat. Een centrale bank die doet wat moet. Ook bij tegenwind. Dat begint bij het streven naar, het bereiken en vervolgens het handhaven van prijsstabiliteit.
U weet wat ik bedoel: zonder duurzaam lage inflatie mist de economie een anker. Edelachtbaren, buiten mijn carrière als strafpleiter, ben ik ook een burger die opkomt voor mijn land als natie. Een burger die gelooft in de ontwikkeling en eigen kunnen van Suriname.
Met dit gegeven van de Bank President van Nederland ben ik trots dat duurzame sociaal-economische ontwikkeling, artikel 9 F en toelichting zoals daarnet aan u voorgehouden, reeds vanaf 6 augustus 1981 in de Bankwet opgenomen is. Teleurgesteld dat een Nederlander ons moet komen vertellen wat hun beleidsinrichting en strategie is geweest, 12 jaar geleden, om dan pas te beseffen dat wij deze strategie en de projecten al deden in 2019. Teleurgesteld want deze visie van Suriname is strafbaar vervolgd. Teleurgesteld want het is weer een witte man die ons komt vertellen dat wat wij deden duurzaam is. Langer termijn het bevorderen van een evenwichtig sociaal-economische ontwikkeling van SURINAME.
Niet van de Centrale Bank maar van Suriname. De zorgplicht zoals ook in de Memorie van Toelichting van de Bankwet duidelijk is beschreven in ons decreet SB 1981 no SELF RELIANCE, zelf behoedzaamheid, zelfredzaamheid. De zorgplicht die door wijlen mr. Harold Rusland verankerd is in onze Grondwet (artikel 6).
De President DNB praat over de rol van de CBVS als ANKER. Wanneer de professionals van de Centrale Bank Suriname in 2019 een slogan contest hebben en komen voor het Strategisch beleidsplan in het kader van de INCUBATORSROL van de CBVS met: “THE NATION’S ANCHOR FOR SUSTAINABLE STABILITY”. Toont dit op zich zelf al aan welke beleidskeuzes richting, rol en strategie gekozen is door de CBVS als geheel.
Ik als burger ben ze dankbaar dat ze deze inzet en prestaties hebben neergezet. Het openbaar ministerie vindt de OVERTREFFENDE TRAP van DUURZAME GROEI en SOCIALE-ECONOMISCHE ONTWIKKELING niet noodzakelijk en strafbaar.
Edelachtbaren, alsof dat niet genoeg is, wordt in 2022 de BANKWET herzien en worden om de woorden van de President van de Republiek Suriname in het parlement te citeren: “de oneigenlijke taken van de Centrale Bank uit de Bankwet verwijderd.” De verdediging maakt hierbij duidelijk dat ten eerste hetgeen wij reeds tot vervelends toe hebben aangetoond dat de projecten wel degelijk behoorden tot de taken van de BANK.
Ten tweede wij er trots op mochten zijn dat wij zo vooruitstrevend waren dat een ontwikkeld land onze wet opvolgde. Hetgeen het openbaar ministerie door onwetendheid over internationale ontwikkelingen en gebruik, het langer termijn denken, de duurzame groei en de zorgplicht, heeft vervolgd.
De verdediging heeft het vaker benoemd en aangetoond. Ook nu zal ik het wederom onderstrepen. Edelachtbaren, de vastleggingen van de juridische afdeling (de heer SANKATSINGH), afdeling Monetaire zaken en economische aangelegenheden (Mevrouw TJON KIE SIM-BALKER) en afdeling Internationale Betrekkingen (Mevrouw PATTERSON) zijn duidelijk verwoord.
“In de periode 16 tot en met 19 september 2019 bevond een delegatie van de Centrale Bank van Suriname (CBvS) onder leiding van president Robert van Trikt, zich in België om besprekingen te voeren in het kader van het moderniseren van de Bank, waarbij de focus met name wordt gelegd op het maximaal invulling geven aan artikel 9 lid f van de Bankwet (het bevorderen van een evenwichtige sociaal-economische ontwikkeling van Suriname).
De besprekingen zijn gevoerd met Clairfield International Benelux (Clairfield) die de Bank ondersteunt in het onderhavige transformatieproces. Dit proces is onderverdeeld in vier projecten, namelijk Prodigy I: Asset Valuation, Prodigy II: opzet Surinaamse Participatie- en Investeringsmaatschappij (SPIM), Prodigy III: Transformatie CBvS tot moderne centrale bank en Prodigy IV: The Preservation of Nature (via een IPO).”
De verdediging toont aan dat gedurende het jaar 2019 de rol, de richting, de strategie, de beleidsdoelstellingen, de projecten uitgebreid besproken zijn binnen en buiten de bank, zowel nationaal als internationaal.
Edelachtbaren, bij het doornemen van het seminar in samenwerking met Chili, zoals daarnet aan u voorgehouden, benadrukt de Bankpresident onder andere het Monetair beleid van de Bank in de laatste vier jaren en de laatst geïntroduceerde monetaire instrumenten, die ingezet worden om de liquiditeiten af te romen.
Ook is hij ingegaan op de laatste ontwikkelingen binnen de financiële markt. Op de Foto 2 zijn duidelijk herkenbaar vanuit links directeur Bankbedrijf en Bancaire zaken, Maikel Soekhnandan en rechts William Orie, directeur Monetaire zaken en economische aangelegenheden, dus aanwezig bij de opening van het seminar.
Edelachtbaren, de Bankpresident geeft aan dat de Bank ervoor zal zorgen dat de economie van Suriname op een duurzaam groeipad blijft, met handhaving van de monetaire en financiële stabiliteit. De invloed van natuurlijke hulpbronnen zal worden gemobiliseerd om de levensstandaard in Suriname te verbeteren. Aangezien kleine staten doorgaans onderworpen zijn aan structurele beperkingen, zal de Centrale Bank als een incubator optreden om initiatieven te ondernemen om de sociaaleconomische ontwikkelingen in Suriname te versnellen.
Edelachtbaren, de verdediging houdt u voor de toelichting in de BANKWET. “In een kleine open economie als de Surinaamse, waarin vele instituten ontbreken of niet optimaal functioneren zoals in hoogontwikkelde landen wel het geval is, kan de behoefte niet worden ontkend of uitgesloten dat de Centrale Bank in het algemeen belang bepaalde andere werkzaamheden moet kunnen verrichten. Zodanige werkzaamheden mogen niet in het minst in conflict komen met haar eigenlijke taken en doelen, en mogen slechts van een tijdelijke aard zijn. Het initiatief tot het verrichten van andere werkzaamheden wordt bij de Bank zelf gelegd.”
Dit zijn geen Neutralisatie technieken, anders zou ook het IMF, IDB, ECLAC, RVC, STAFF CBVS, VSB, VES, DE REGERING, DNA, CENTRALE BANKEN VAN MEXICO, CHILI, URUGUAY, NOORWEGEN, BELGIE, KENYA, BRAZILIE en de OIC behoren tot de criminele organisatie. Dit maakt duidelijk dat alle aantijgingen jegens de gewezen Governor geen hout snijden en er geen enkel bewijsvoering is ingebracht door de vervolging om haar theorie te onderbouwen.
Edelachtbaren, de verdediging heeft het reeds gehad over politieke-, economische en juridische rationaliteit. Om hierbij inzichtelijk vervolg aan te geven, is het voorop stellen dat ook wij als burgers van Suriname gaan beseffen wat er zou gebeuren als in landsbelang dan wel algemeen belang, niet te eigen bate, geen salarissen, geen subsidie, geen pensioenen, geen AOV zouden worden betaald voor drie maanden. De consequenties zijn economisch, sociaal, maatschappelijk niet te overzien. Wij kunnen het erover eens zijn dat dit geen STABILITEIT biedt.
Zoals de President van de DNB, professor dr. Klaas Knot, het aangeeft: “Dan raken niet alleen de prijzen op drift, maar ook de bestaanszekerheid van mensen. Vooral voor toch al kwetsbare groepen: zij kunnen zich moeilijk indekken tegen steeds hogere prijzen. Het vermogen van een centrale bank om te doen wat moet, staat en valt met een overheid die haar uitgaven en inkomsten onder controle heeft, de rol van de centrale bank steunt en haar onafhankelijkheid respecteert. Een overheid die keuzes durft te maken, zorgt voor passende wet- en regelgeving, die zich sterk maakt voor bestaanszekerheid voor alle inwoners, voor duurzame economische groei, voor welvaart en welzijn. Een overheid die er niet voor terugdeinst om uitdagingen aan te gaan.”
Het is met deze reden dat de verdediging ook het advies van de externe juridisch bureau mr. M. Vos onder uw aandacht brengt [PRODUCTIE 5]. Dit extern advies is ook onderdeel van uw dossier. Op basis van een position paper, opgemaakt door de afdelingen juridische zaken en Directoraat Monetaire Zaken en Economische aangelegenheden (DME), heeft mr. M. Vos een eindconclusie ten behoeve van de Bank inzake het aankopen van onroerende goederen in relatie tot de Bankwet.
Eindadvies Mr. M. Vos: Gelet op het voorgaande kan de conclusie getrokken worden dat de aankoop door de Bank van de onroerende goederen een tweeledig karakter heeft gehad. Enerzijds de continuïteit van de DSB, met als direct gevolg het behoud van de financiële stabiliteit van Suriname, en anderzijds ter uitoefening van haar bedrijf ex artikel 18 lid 4 Bankwet.
Volgens de memorie van toelichting op artikel 9 sub a Bankwet heeft het bevorderen van de stabiliteit in de waarde van de geldeenheid van Suriname betrekking op de handhaving van de monetaire stabiliteit, hetgeen onder meer toeziet op de handhaving van de binnenlandse koopkracht van het geld. “In het bijzonder op dit gebied zal de monetaire politiek van de Bank er op gericht moeten zijn de stabiliteit te bevorderen en ongewenste prijsfluctuaties zoveel mogelijk tegen te gaan”. Dit betekent dat de Bank dient in te grijpen wanneer nodig. De Bankwet en de Wet Toezicht Bank- en Kredietwezen bieden de Bank echter onvoldoende mogelijkheden om direct financieel in te grijpen, en toch dient de Bank te zorgen voor de stabiliteit van de geldeenheid. Indirect ingrijpen is echter wel mogelijk en heeft de Bank gebruikgemaakt van de gelegenheid om de onroerende goederen voor haar bedrijfsuitoefening te kopen en tegelijkertijd zorg te dragen voor handhaving van de monetaire stabiliteit ex artikel 9 Bankwet.
Edelachtbaren, de verdediging stelt wederom vast dat gedurende het ambt van de gewezen Governor, de heer Van Trikt, afdoende adviezen en overlegmomenten zijn geweest alvorens tot besluitvorming te komen. Ook hier dient de verdediging erop te wijzen dat financiële- en monetaire stabiliteit kerntaken zijn van de Centrale Bank en door het algemeen belang te dienen besluiten worden genomen om zulks te garanderen en te waarborgen. Het aankopen van onroerende goederen is derhalve een waardevol goed wat de Centrale Bank toekomt ter ondersteuning van de taakstelling van de Bank. Er is dus nimmer sprake van een blanco krediet of voorschotten geboekt op de rekening courant van de STAAT. Dit bevestigt de vervolging nu zelf op pagina 15 van haar repliek: “uit het voorgaande kan niets anders geconcludeerd worden, dan dat er hier sprake was van een koop- en verkooptransactie”.
Edelachtbaren, wederom benadrukt de verdediging dat de gehele tenlastelegging slecht een opsomming is van terminologie, meningen en assumpties die nergens onderbouwd worden met feitelijkheden en bewijsmateriaal ter ondersteuning van hun inmiddels duidelijk criminaliserende insteek. Het is dus geenszins mogelijk om de bestuurlijke handelingen van de monetaire autoriteiten, hierbij de Centrale Bank, met de intentie te handelen ter waarborging van de stabiliteit onder de noemer van het strafrecht te plaatsen. Immers, het algemeen doel en handelen in landsbelang bij het handhaven van stabiliteit stond steeds voorop.
Het is met deze overtuiging dat de verdediging persisteert met haar pleidooi en haar verzoek doet voor integrale vrijspraak van de heer Van Trikt.
ANTI CORRUPTIE WET Edelachtbaren, de stelling van de vervolging in 5 en 6 getuigt van een onjuiste rechtsopvatting, daar eersten in artikel 1. Onder k van de Anti Corruptie Wet de wettelijke definitie van corruptie wordt weergegeven, en in welke definitie de wetgever stelt dat het handelen of nalaten moet zijn ingegeven door het verkrijgen van een gift, dienst of belofte. Ten tweede geeft de wetgever ten aanzien van artikel 13, lid 1 in de memorie van toelichting duidelijk en ondubbelzinnig weer dat “in het kader van dit artikel dient te worden verwezen naar de artikelen 426 en 427 Wetboek van Strafrecht, waarin reeds strafbaar zijn gesteld het door een ambtenaar aannemen van giften of beloften”. Door de verwijzing naar de artikelen 426 en 427 en daarbij stellende dat het in het kader van artikel 13, lid 1 moet worden gezien, kan dan ook niet anders worden geconcludeerd dat het aannemen van giften en het ingaan op beloften vallen onder de reikwijdte van de door wetgever bedoelde handelingen, en dat de aanname van giften en het ingaan op beloften dan ook als financieel voordeel gekwalificeerd wordt door de wetgever.
Het hier voren aangehaalde leidt dan ook tot de conclusie dat er ingevolge artikel 13, lid 1 geen sprake is van vervulling van de criteria van artikel 13, lid 1 en dien ten gevolge ook geen sprake is van een strafrechtelijke gedraging. Daarnaast dient de verdediging tevens te benadrukken dat ook de President onlangs, d.d. 8 mei 2024, een commissie in het leven heeft geroepen om de Anti Corruptie Wet te herzien om te voldoen aan internationale verdragen. Wederom wordt u bevestigd vanuit de Uitvoerende Macht dat de wet niet operationeel en toepasbaar is. De ACW is tot op heden een onvolkomen wet waar de randvoorwaarden nog niet zijn opgemaakt dan wel gepubliceerd. Om mr. C. Jadnanansingh te citeren: “Een wet zonder Hart”.
Artikel 21 is niet het verwijt in de dagvaarding Met de nodige verbazing heeft de verdediging kennisgenomen van het betoog van de vervolging betreffende de schending van artikel 21 van de Bankwet. Dit betoog mist elke vorm van relevantie, aangezien het desbetreffend artikel geen deel uitmaakt van de dagvaarding, althans is artikel 21 van de Bankwet in geen van de 6 punten van de dagvaarding als verwijt aangehaald, en dient uw Hof aan dit betoog voorbij te gaan, dan wel te oordelen dat dit betoog buiten de reikwijdte van het onderzoek valt, zulks nu de tirannie van de dagvaarding uw Hof niet de ruimte biedt buiten het kader van de dagvaarding te treden. Redenen waarom de verdediging uw Hof dan ook verzoekt dit betoog te verwerpen als te zin niet relevant voor het onderzoek en uw beoordeling.
Edelachtbaren, de verdediging heeft ook tijdens haar pleidooi in de eerste ronde de toelichting van het jaarverslag van de Centrale Bank 2019, de weekbalansen van de CBVS en het schrijven van de Heer Gersie aan u voorgehouden, waarin duidelijk vermeld staat welke gelden beschikbaar zijn gesteld onder de noemer van artikel 21 van de Bankwet. De bewijslast die het openbaar ministerie in haar repliek heeft toegevoegd, geeft duidelijk aan dat de transacties waar deze case naar verwijst totaal geen betrekking hebben op artikel 21. Zo noemt de Accountant alle transacties die met liquiditeiten te maken hebben voor het publiek op. En daarvan is een daarvan artikel 21 zoals beschreven op pagina 79.
HIER STAAT DUIDELIJK VERMELD WELKE DE TRANSACTIES ZIJN DIE IN 2019 OP BASIS VAN ARTIKEL 21 ZIJN UITGEVOERD. HET JAARVERSLAG VAN DE CENTRALE BANK ZELF BEVESTIGT DAT ARTIKEL 21 NIMMER IS OVERTREDEN.
Ook het bewijsmateriaal van de vervolging, het schrijven van de Governor Maurice Roemer, getuigt dat de vervolging de Nederlandse taal niet machtig is. De Governor M. Roemer geeft duidelijk aan dat eind maart 2020 er voorschotten zijn geweest om betaalopdrachten van de STAAT uit te voeren om salarissen en andere overheidsuitgaven te kunnen voldoen; dit heeft een roodstand veroorzaakt. De Governor M. Roemer geeft aan dat als deze roodstand niet wordt ingelopen, dit zal zorgen voor een overschrijding van artikel 21. Edelachtbaren, de roodstand is een blanco voorschot waar de STAAT wordt gevraagd hoe de STAAT dit ziet op te lossen. Voor de verdediging geeft dit bewijsmateriaal weer dat de huidige Governor blanco voorschotten verstrekt om te voldoen aan verplichtingen van de STAAT.
Edelachtbaren, het wordt voor een ieder duidelijker wat gangbaar is in het besluitvormingsproces, waar algemeen belang, landsbelang, monetaire stabiliteit en economische rust de essentiële overwegingen vormen voor monetaire autoriteiten. Het vervolgens vragen van de Governor Roemer naar de verwerking van andere openstaande posten heeft totaal geen relevantie met de eerste alinea. Het is wel merkwaardig dat de vervolging een schrijven van de Governor toevoegt, waarbij de CBVS voor die maand voorschotten heeft gegeven voor het betalen van salarissen. Echter, ook hier kan de verdediging verwijzen naar de Bankwet, zijnde artikel 21 lid 5 en 6.
Artikel 21 lid 5
Onverminderd het bepaalde in artikel 35a leden 1 en 2 is de president van de Bank, in persoon aansprakelijk ingeval van overschrijding van het in lid 2 van dit artikel gestelde maximum voor voorschotten in rekening-courant, ook na zijn aftreden als president van de Bank. Gelijke aansprakelijkheid geldt voor de persoon die de president van de Bank vervangt.
Artikel 21 lid 6
Van een overschrijding in de zin van dit artikel zal sprake zijn wanneer het netto debetsaldo van de gezamenlijke rekeningen-courant van de Staat bij de Bank gedurende ten hoogste vijf en veertig dagen onafgebroken boven het in lid 2 van dit artikel bepaalde maximum is gebleven en de Minister van Financiën, na daarvan schriftelijk door de president van de Bank op de hoogte te zijn gesteld, geen uitsluitsel kan geven dat in de daaropvolgende vijf en veertig dagen de overschrijding zal zijn opgeheven.
Edelachtbaren, de verdediging toont u aan dat de weekbalansen van de CBVS zeer helder zijn omtrent de voorschotten van de CBvS aan de Staat (verwezen wordt naar het saldo SRD 648.800.000 weekbalans en het Jaarverslag CBVS 2019 pagina 79). Dit bevestigt wederom dat artikel 21 nimmer is overtreden. Daarnaast dient de verdediging aan te geven dat op basis van artikel 21 lid 6 de monetaire autoriteiten drie maanden de tijd hebben indien een overtrekking zich 45 dagen onafgebroken voordoet om deze recht te trekken. President en leden van het Hof, ook hier is geen sprake van onafgebroken overtrekkingen. De vervolging heeft bij de aanhouding van de gewezen Governor niet eens in overweging genomen dat er een tijdsindicatie (drie maanden) en een formule voor de vaststelling van artikel 21 lid 2, zijnde “het netto debetsaldo van de gezamenlijke rekeningen-courant van de Staat bij de Bank gedurende ten hoogste vijf en veertig dagen onafgebroken boven het in lid 2 van dit artikel bepaalde maximum is gebleven”.
Edelachtbaren, de verdediging citeert artikel 27 lid 6 voor u:
Artikel 27 lid 6
De president van de Bank zendt maandelijks aan de leden van de Raad van Commissarissen een opgaaf van de stand van de voorschotten aan de Staat, in de zin van artikel 21, alsmede een opgaaf van de dekking van het gezamenlijk bedrag aan bankbiljetten in omloop, creditsaldi in rekening-courant bij de Bank en andere van de Bank dadelijk opeisbare vorderingen, in de zin van artikel 19.
Deze managementinformatie die de toezichthouder toekomt, geeft expliciet weer dat de RVC te allen tijde op de hoogte is van de volgens de Bankwet vereiste informatie. De dekkingsgraad van onze munteenheid, zoals het jaarverslag 2019 van de Centrale Bank na controle van de accountants en afgetekend door de Raad en huidige Governor, is in overeenstemming met de vereiste wet artikel 19 van de Bankwet. Dit toont wederom aan dat de redenering van de vervolging geen hout snijdt.
Artikel 19 lid 3
Indien enige aanpassing is in het dekkingspercentage, dient dit in het officiële nieuwsblad bekendgemaakt te worden. Noch is er binnen twee maanden na inwerkingtreding een ontwerpwet ingediend om door de Nationale Assemblee te worden bekrachtigd. Allemaal signalen die erop duiden dat van enige overtreding van artikel geen sprake is.
Naar aanleiding van de aansprakelijkheid van de Governor is de BANKWET duidelijk. Slechts en alleen bij overtreding van artikel 21 kan ontneming van de waarde der zaken worden opgelegd. Nu vaststaat en aangetoond door feitelijke bron documenten en bron rapportages van de CBvS zelf dat artikel 21 nimmer is overschreden, is enige aansprakelijkheid van de Governor in deze geen sprake. De verdediging eist dan ook dat de persoonlijke aansprakelijkheid van EUR 625.000 vervalt.
Artikel 35a lid 5
Indien toepasselijk, bevat iedere strafoplegging tevens de ontneming van de waarde der zaken of de zaken zelf die geheel of gedeeltelijk door middel van de feiten strafbaar gesteld bij dit artikel zijn verkregen. Gelijke toepassing vindt plaats ten aanzien van het geldelijk voordeel, hetwelk de schuldige of een ander is toegevallen.
Edelachtbaren, buiten het feit dat artikel 16 lid 3 NIET is overtreden, gezien bankwet artikel 9 F en het feit van de aanwezigheid van intern juridisch advies en extern juridisch advies in het kader van onroerende zaken, het volgende: Het verbod in artikel 16 lid 3 en 18 lid 1 en 4 van de Bankwet is slechts ter beperking van de bevoegdheden van de Bank; leidt niet tot strafrechtelijke consequenties; strafrechtelijke norm ontbreekt.
Uit het voorgaande, waarbij met behulp van de Nederlandse rechtspraak en de literatuur is aangetoond dat met wettelijk voorschrift niets anders kan worden bedoeld dan uitdrukkelijke voorschriften die een specifieke taak, verplichting of bevoegdheid toekennen, is het dan ook meer dan evident geworden dat de stelling van de vervolging, zijnde dat de geldende tekst van de Bankwet 1956, S.B. 2010, No. 173 als wettelijk voorschrift moet worden aangemerkt, schipbreuk leidt, althans nimmer door uw Hof kan worden meegenomen, zulks nu de Bankwet op zichzelf niet als een voorschrift kan worden aangemerkt.
Eveneens is uit de systematiek van de Bankwet zelf te halen dat de verbodsbepalingen van artikel 16, lid 3 en artikel 18, lid 1 en 4 van de Bankwet geen strafrechtelijke consequenties dragen en kunnen de in voornoemde artikelen opgenomen verbodsbepalingen dan ook slechts worden aangemerkt als bepalingen ter begrenzing van de algemene bevoegdheid die aan de Bank c.q. de Governor is toegekend en niet het karakter van een verplichting of taak bezitten.
Dat het in deze om bevoegdheid begrenzende bepalingen gaat, blijkt eveneens uit het feit dat de bepalingen geen norm beschermende bepalingen bevatten, althans geen norm bevatten waaraan enige strafrechtelijke consequentie verbonden is, zoals dat wel het geval is in artikel 21, waarbij de verplichting en het verbod in artikel 35a strafrechtelijk beschermd zijn en de gedraging, zijnde de overschrijding, strafwaardig gesteld is.
De verdediging is dan ook van mening dat haar verweer, inhoudende dat de strafrechtelijke vervolging enkel en alleen mogelijk is op grond van schending van een norm die strafrechtelijk beschermd is, dan wel waaraan strafrechtelijke consequenties in het vooruitzicht zijn gesteld, welke norm niet terug te vinden is in de artikelen 16 en 18 van de Bankwet, doel treft, althans verzoekt de verdediging uw Hof te oordelen dat de artikelen 16 en 18 van de Bankwet geen strafrechtelijke vervolgingsmogelijkheid bieden, daar de norm welke strafrechtelijk beschermd, dan wel strafrechtelijke consequenties verbindt, ontbreekt in voornoemde wetsartikelen van de Bankwet.
Ingevolge de jurisprudentie en de rechtsliteratuur staat in het strafrecht centraal dat als kern van een strafbaar feit meestal een bepaalde gedraging wordt gezien. Er moet door een rechtssubject iets zijn gedaan met als gevolg dat het “enkel zijn” geen strafbaar feit kan opleveren; redenen waarom de verdediging in haar antwoord reeds had gesteld dat “het bij strafbare feiten eigenlijk steeds gaat om een bijzondere gedraging in een bijzonder delict”.
Uitgaande van dit centraal punt welke geldt binnen het strafrecht en het leerstuk van de norm en het normadressaatschap kan niet anders worden geconcludeerd dat artikel 16 en 18 van de Bankwet niet als strafrechtelijke bepalingen kunnen worden aangemerkt, nu ten enenmale de norm (strafbaar feit) in voornoemde wetsbepalingen ontbreekt en te meer daar ook geen verwijzing plaatsvindt waarbij deze wetsartikelen vallen onder een strafrechtelijke gedraging.
Anders gezegd, de artikelen 16, lid 3 en artikel 18, lid 1 en 4 kunnen niet als delictsomschrijvingen worden gekwalificeerd. Het risico dat de vervolging genomen heeft door deze twee afzonderlijke artikelen van de Bankwet te combineren met artikel 13, lid 1 van de Anti Corruptie Wet en deze als een geheel vast te leggen in de ten laste legging leidt tot een onbegrijpelijke dagvaarding, althans een dagvaarding waaraan geen touw te knopen valt en derhalve getypeerd wordt als een obscuur libel en vraagt de verdediging dat het OM niet ontvankelijk verklaard wordt in haar vorderingen, dan wel de dagvaarding op grond hiervan nietig te verklaren.
Geen strafrechtelijke gedraging in de zin van artikel 13, lid 1: Zoals reeds eerder gesteld heeft de wetgever in de Anti Corruptie Wet een belangrijk uitgangspunt en enkele belangrijke voorwaarden opgenomen alvorens de vervolging voornoemd wetgevingsproduct als grondslag voor het vervolgen kan hanteren. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van de Anti Corruptie wet is te vinden in de memorie van toelichting en wel op blz. 46, waarbij ingevolge de wetgever “de strafbaarheid van de publieke functionaris ontstaat op het moment dat de handelingen zijn verricht met het aangetoonde zodanige oogmerk om voor zichzelf of anderen enig voordeel te verkrijgen”.
Deze formulering van de wetgever duidt aan dat de Anti-Corruptie Wet breekt met de bepaling van artikel 19 Sv., in welke bepaling de wetgever heeft opgenomen dat “als verdachte wordt aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit”. De belangrijkheid van de in Anti Corruptie Wet geformuleerde bepaling vloeit voort uit het woord “aangetoonde”. Het woord “aangetoonde” impliceert immers dat reeds dient vast te staan dat er gehandeld is met het oogmerk tot het verkrijgen van enig voordeel.
Het woord “aangetoonde” impliceert eveneens dat het in de Anti Corruptie Wet niet gaat om het redelijk vermoeden, maar dat aangetoond moet worden dat er gehandeld is en dat dat handelen heeft geleid tot bevoordeling en/of benadeling. Dat het in zekere mate moet vaststaan dat de handelingen in strijd zijn verricht met het oogmerk voordeel te verkrijgen, vloeit ook voort uit de uitleg van de wetgever in de memorie van toelichting, waarbij de wetgever stelt dat “een dergelijke nadelige contractvoorwaarde dient gesteld en aangetoond te zijn door de overheid en/of het Openbaar Ministerie en mag geen ruimte openlaten voor interpretaties die tot andere conclusie zouden kunnen leiden”.
Deze benadering van de wetgever geeft dus aan dat vast dient te staan dat de publieke functionaris in strijd gehandeld heeft met een wettelijk voorschrift, welk voorschrift betrekking dient te hebben op dat handelen en dat het handelen is geschied met het oogmerk tot voordeel en dat voordeel eveneens is verkregen, dan wel dat het nadeel is bewerkstelligd.
De wetgever legt in de memorie van toelichting ook uit waarom in de Anti Corruptie Wet de eis gesteld wordt dat er “aangetoond” moet worden in plaats van te vervolgen op grond van een “redelijk vermoeden”. De wetgever is zich kennelijk van bewust geweest welke impact het verwijt van corruptie heeft op de persoon van de publieke functionaris en heeft de wetgever dan ook in het kader van de bescherming van de publieke functionaris als eis gesteld dat er “aangetoond” dient te worden.
De hier voren aangehaalde benadering van de wetgever in de Anti Corruptie Wet in samenhang bekeken met de feitelijkheden uit het onderzoek, namelijk dat er overeenkomsten zijn gesloten door Governor van de C.B.v.S., welke overeenkomsten alleen de C.B.v.S. binden en niet de STAAT SURINAME, levert allereerst de vraag op tegen welk voorschrift de Governor gehandeld heeft, nu niet gesteld kan worden dat de artikelen 16, lid 3 en artikel 18, lid 1 en 4 de door de Anti Corruptie Wet bedoelde voorschriften zijn.
Ten tweede is het eveneens de vraag als er sprake is van vervulling van de delictsomschrijving van artikel 13, lid 1, nu de opzet van de CBvS slechts gericht was op het stand komen van overeenkomsten die voortvloeien uit het door de Raad van Commissarissen goedgekeurd Strategisch plan en de beleidskeuzes van de Bank in overleg met de Regering.
De stelling dat “Van Trikt zijn plan door zijn medewerkers samen met BUYSSE HANS, ANGNOE Ashween, heeft laten uitwerken, welke uitgemond zijn in enkele overeenkomsten” is een stelling dat op geen enkele wijze uit de onderzoeksresultaten voortvloeit. Althans geeft de vervolging met een dergelijke stelling een geheel andere interpretatie aan de feiten en omstandigheden, nu uit het feitensubstraat slechts is komen vast te staan dat de noodzaak om tot onderhandelingen te geraken slechts geboren is uit het idee om voor de toen nijpende financieel economische situatie een oplossing te vinden binnen de incubatorsrol van de CBvS voor duurzame groei en sociaaleconomische ontwikkeling en daarbij direct te werken aan de institutionele versterking van de C.B.v.S. Uit geen enkel onderzoeksresultaat vloeit voort dat het plan inhield de opzettelijke benadeling van de STAAT SURINAME of STAATSINSTELLING.
Edelachtbaren, op pagina 4 van het repliek doet de vervolging een laatste poging om de contracten bespreekbaar te maken. Hierbij tracht de vervolging een koppeling te maken tussen de signing fee, initiële voorschot en geleverde prestatie van een lopend project. De vervolging geeft u aan: “hetgeen is betaald is niet in verhouding met de geleverde prestaties” of de tegenprestaties tot zover geleverd van lopende projecten of de fees zijn niet evenredig met de geleverde diensten”.
Edelachtbaren, het is voor de verdediging bevestigd door het rapport Kroll, de deskundige dat de fees van alle overeenkomsten marktconform zijn en internationaal gebruikelijk. Hetgeen de vervolging u voorhoudt omtrent geleverde prestaties van lopende projecten waartegenprestaties worden geleverd behoort niet tot het strafrecht. Dit is civiel recht. Hetgeen de vervolging naar voren brengt en zich op beroept is van nul en generlei waarde.
Edelachtbaren, de Gewezen Governor is op 6 februari 2020 in bewaring onterecht opgesloten want er zou sprake zijn van wurgcontracten, met absurd hoge fees, die niet internationaal gebruikelijk zijn zoals de tenlastelegging verwoord. Het rapport Kroll wat wij op 5 maart 2021 hebben ontvangen, 13 maanden na de in bewaring stelling van de gewezen Governor, geeft het OM zelf aan “hoewel het normaal is dat non-refundable fees worden afgesproken”, een jaar in voorarrest zonder enig aantoonbaar bewijs, want ook het deskundig rapport bevestigt: de fees zijn marktconform, de tegenprestatie werd geleverd, de overeenkomsten zijn internationaal en nationaal gebruikelijk.
Edelachtbaren, de overeenkomsten zijn onderdeel van het dossier, en de verdediging wil graag onderstrepen dat de overeenkomst aangeeft bij het tekenen wordt een voorschot betaald voor de start van het project. Niets ongebruikelijk, het is frappant te noemen dat de vervolging gedurende een lopend project voordat de dienstverlener bij de volgende fase is beland, gaat aangeven dat drie maanden na tekenen de tegenprestatie niet in verhouding staat met het voorschot. Deze redenering slaat nergens op. Gelet op het hierboven aangehaalde en hetgeen de verdediging reeds in haar pleidooi heeft onderbouwd vraagt de verdediging tot verwerpen van deze onbegrijpelijke redenering van de vervolging.
Uit het verder betoog van de vervolging op blz. 11 valt het de verdediging dan ook op dat de vervolging wel degelijk weet dat het ingevolge artikel 13, lid 1 om voorschriften dient te gaan die het handelingen kunnen doen toetsen, door te stellen dat “de nodige procedures en waarborgen binnen de C.B.v.S. zijn door de medeverdachte VAN TRIKT niet in acht genomen. Zo was de juridische afdeling niet gekend bij het tot stand komen van de overeenkomsten”.
Evenwel verzuimd de vervolging wederom in navolging van deze wetenschap aan te geven welke procedures en of waarborgen zijn geschonden, welk verzuim te verklaren is aan de hand van het ontbreken van die procedures en waarborgen, aangezien die nergens zijn vastgelegd en zeker niet zijn vastgesteld door enige macht aan wie wetgevend vermogen is toegekend. Want dat is wel de eis, namelijk dat de voorschriften dienen te zijn vastgesteld door enige macht aan wie wetgevend vermogen is toegekend. Dit leidt dan ook tot de conclusie dat interne procedures en of waarborgen nimmer in de categorie “wettelijke voorschriften” kunnen worden geplaatst en leidt het schenden van interne procedures en of waarborgen dan ook nimmer tot een strafrechtelijke vervolging.
Eveneens snijd de stelling “Zo was de juridische afdeling niet gekend bij het tot stand komen van de overeenkomsten” geen enkel relevant juridisch hout, daar geen enkele vastlegging de verplichting oplegt dat de juridische afdeling moest worden betrokken.
Verder verzuimd de vervolging aan te geven waaruit blijkt dat de heer Van Trikt enig voordeel heeft verkregen en waaruit dat voordeel bestond, nu zij met de nodige stelligheid wel in haar betoog opneemt dat “het financieel voordeel, welke de verdachte Van Trikt in onderhavig geval tot oogmerk had en die heeft verkregen”. De vervolging bevestigt zelf op pagina 17 dat er geen sprake is van enige gift of belofte.
Edelachtbaren, de verdediging houdt u voor de definitie van corruptie volgens de ANTI CORRUPTIE WET artikel 1 lid K:
Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
k. “het door een publieke functionaris in de uitoefening van zijn functie of positie en of de aan hem toegekende bevoegdheden en /of de daaruit voortvloeiende mogelijkheid tot beïnvloeding, waarbij hij of zij iets doet of nalaat VAN WEGE EEN VERKREGEN GIFT, DIENST OF BELOFTE TEN EINDE DAARUIT rechtsreeks onrechtmatig voordeel te verkrijgen voor zich zelf of een ander.”
Het getuigd dan ook van een onjuiste rechtsopvatting zijdens de vervolging dat voldaan is aan de criteria van artikel 13, lid 1 nu niet in het geding is gebracht welke voorschriften van toepassing zijn op het handelen van de heer Van Trikt en op geen enkele wijze is aangetoond dat het oogmerk van de gewezen Governor gericht was op enig voordeel, nog minder is enig voorschrift in het geding gebracht waaruit kan worden geconcludeerd dat de gesloten overeenkomsten niet ingevolge dat voorschrift tot stand zijn gekomen en dien ten gevolge hebben geleid tot een voordeel of nadeel.
Dat de vervolging een onjuiste rechtsopvatting ten aanzien van de bedoeling van artikel 13, lid 1 gebruikt, blijkt eveneens uit de stelling van de vervolging zelf, namelijk dat “in voormelde wetsbepaling is ook nergens opgenomen dat een publieke functionaris enige gift, belofte of tegen dienst moet hebben ontvangen, doch dat hij (kort en zakelijk) hij/zij o.a. in strijd met een wettelijke bepaling moet hebben gehandeld, ten einde enig voordeel te verkrijgen, waarbij door die handelingen financieel nadeel wordt toegebracht aan de Staat of Staatsinstelling” en wordt daarbij verwezen naar punt 8 omtrent de trekking van de ongedekte voorschotten.
Geen ongedekte voorschotten
Dit betoog van de vervolging legt bloot waar het in deze vervolging om gaat, namelijk het beleid van een willekeurige regering strafbaar te willen stellen hetgeen evident wordt in de wijze waarop de vervolging gestart is. De vervolging is geïnitieerd door het algemeen sentiment dat gecreëerd is geworden dat de Governor verantwoordelijk is voor de economische terugval en vergaloppeerd de vervolging zich daarbij door te stellen dat “uitgaven door prudent beleid met eigen middelen had gekund”, terwijl bij het aangaan van de leningen het, het Hoofd van de vervolging zelf is geweest die ten aanzien van de leningsovereenkomsten een legal opinion gaf ten einde te bewerkstelligen dat die leningovereenkomsten tot stand kwamen. Daarnaast kwam ook nog de leugen van verdwenen kasreserves hetgeen ook nu door het IMF report is ontkracht.
De verdediging is dan ook de mening toegedaan dat indien en voor zover er sprake is van onzorgvuldig beleid het van belang is daarbij te stellen dat beleid slechts een bepaald inzicht behelst en gebaseerd is op een zekere overtuiging dat een bepaald resultaat over een zekere periode behaald kan worden. Wij kunnen het dan met elkaar oneens zijn dat dat inzicht niet de juiste is, maar het kan ook nimmer de bedoeling zijn dat dat verschil van inzicht via het strafrecht afgestraft moet worden. Binnen het strafrecht is er geen ruimte voor bespeelde politieke sentimenten. Wij zijn allen erbij gebaad het recht te vrijwaren van oneigenlijke redeneringen en of argumenten. Dat vrijwaren kunnen wij alleen bereiken door slechts juridische en ter zake dienende strafrechtelijke argumenten te hanteren en voorkomen wij daarmee dat processen daarmee als politieke processen binnen het strafrecht worden aangeduid.
Dat het in deze gaat om afstraffing van beleid blijkt uit de resultaten van het onderzoek zelf. De verdediging heeft aangetoond dat een resolutie van de President volgens de Grondwet wel degelijk een bevoegd gezag wettelijk het vorderingsrecht van de royalties, project Lagarde, heeft ondersteund. Immers dit staat ook letterlijk in de Bankwet (MVT Pagina 104) verwijzende naar artikel 16 lid 1 C.
Op geen enkele wijze heeft de vervolging zich laten leiden door juridische argumenten en juridische feiten, doch heeft in haar drang een kennelijk voorbeeld te stellen gemeend een oneigenlijke constructie te smeden om uw Hof te overtuigen dat er strafwaardig gehandeld is. In haar drang is de vervolging geheel voorbij gegaan aan de legaliteitseis van artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk “geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan vooraf gegane wettelijke strafbepaling”.
Gezaghebbende schrijvers hebben in hun verhandelingen aangegeven dat deze legaliteitseis in ieder geval gestoeld is op een delictsomschrijving en een sanctienorm. In de delictsomschrijving wordt beschreven welk gedrag onder subjectieve en objectieve omstandigheden tot strafrechtelijke aansprakelijkheid kan leiden. In de sanctie norm worden de mogelijke straffen aangegeven in geval van overtreding van de delictsomschrijving.
Bij de beoordeling van de bepalingen van artikel 16, lid 3 en artikel 18, lid 1 en 4 van de Bankwet kan, aan de hand van de door de rechtsliteratuur gegeven nadere uitleg op de legaliteitseis, op geen enkele wijze worden geconcludeerd dat deze bepalingen als delictsomschrijvingen kunnen worden aangemerkt, daar zijn niet die bestanddelen en elementen hebben en evenmin een strafvervolgingsrecht ontbeert, althans bevangt geen enkel strafvervolgingsrecht deze 2 artikelen, hetgeen wel het geval is met artikel 21 van de Bankwet. Sterker nog in een schrijven van de Minister van Financiën, ONDERWERP: NOMURA-OPPENHEIMER AFOBAKA VERGADERING 13/6, ook onderdeel van het politie dossier van de Minister, wordt duidelijk dat de monetaire autoriteiten wel degelijk op de hoogte zijn wat quasi fiscale activiteiten inhouden. Wij tonen aan de hand van deze correspondentie aan dat de lening met betrekking van de aankoop van de Afobakadam en de inzet van Clairfield en Nomura, de minister duidelijk en helder onderstreept dat dit geen enkele betrekking heeft op de Centrale Bank [PRODUCTIE 6].
“IK WIL GRAAG DUIDELIJK MAKEN DAT DIT EEN REGERINGSKWESTIE IS DIE GEEN VERBAND HOUDT MET ENIGE BETROKKENHEID VAN DE CENTRALE BANK. WIJ MOETEN DE CBVS BESCHERMEN ZODAT DEZE NIET WORDT BESCHULDIGD VAN QUASI FISCAAL GEDRAG.”
Wij voegen toe de offerte van NOMURA, GROOTSTE INVESTMENT BANK IN JAPAN, DIE DOOR CLAIRFIELD MET DE MINISTER VAN FINANCIEN IS BEREID.
Edelachtbaren, op basis van al deze bevindingen, feitelijkheden en onderbouwingen van harde bewijsmaterialen die de verdediging aantoont, kan geen enkele twijfel overeind staan dat de projecten wel degelijk behoorden tot de taken van de Centrale Bank en de GOVERNOR BEVOEGD IS DE STRATEGIE EN BELEID UIT TE VOEREN DANWEL DE BANK TE BINDEN, DAAR DE PRESIDENT DE BANK BINNEN EN BUITEN RECHTE VERTEGENWOORDIGT IN DE RUIMSTE ZIN DES WOORD.
Edelachtbaren,
De artikelen 16 en 18 van de Bankwet bevatten slechts verbodsbepalingen en kunnen eveneens op geen enkele wijze als een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 13, lid 1 worden aangemerkt, daar de bepalingen in artikel 16 en 18 van de Bankwet geen taak, verplichting of bevoegdheid opwerpen die een handeling, besluit of advies reguleert en kan enig handelen tegen deze verbodsbepalingen dan ook nooit en nimmer als strafrechtelijk relevante gedragingen worden aangemerkt en kan in casu hoegenaamd dan ook aan de heer Van Trikt geen enkel verwijt gemaakt worden tegen deze verbodsbepalingen te hebben gehandeld, daar inmiddels de verdediging aangetoond heeft dat alle handelingen binnen de taken van de Bank vallen met de intentie van die doelstellingen die stabiliteit in het algemeen waarborgen.
Heer President en leden van het Hof, het is misschien overbodig, maar het genoodzaakt mij om het een en ander te herhalen, om u een goed beeld te geven over de situatie: Alle staffleden, directie en raadsleden van de CBvS zijn betrokken bij de totstandkoming van het strategisch plan.
De projecten van Clairfield worden genoemd in het strategisch document, welke intern en extern is gecommuniceerd en goedgekeurd door de RvC. Uit alle aangetoonde documentatie is duidelijk de incubatorsrol van de CBvS en de projecten die daaruit voortvloeien. De Governor en Directie hebben open en transparant volgens de bankwet gehandeld. Er is een memo in het dossier van juridische zaken, waarbij zij aangeven dat de projecten vallen onder de Bankwet artikel 9f en dat dit reeds bij aanvang is besproken.
Noodzakelijkheid van de contracten
Dit gezegd hebbende, wil ik nader ingaan over de noodzakelijkheid van de contracten, want het OM stelt: “anders dan de verdediging beweert blijkt uit diverse getuigenverklaringen (Orie W; Soeknandan M; Gersie G; Panka II) dat er voor de meeste overeenkomsten met Clairfield geen noodzaak was en zeker niet als gelet wordt op de reden waarom en de wijze waarop de medeverdachte Van Trikt heeft gemeend deze overeenkomsten te moeten aangaan.”
Orie W, lid van het toenmalig directie team van CBvS, zegt als getuige over de noodzakelijkheid van de projecten het volgende: Hij heeft twijfels over argumentatie Governor vanwege zakelijke verwevenheid Clairfield en Orion. Minister had in een meeting gezegd dat hoge bedragen aan Clairfield zijn betaald. Resultaat van Lagarde is gebruikt om nieuwe schuld aan te gaan.
Heer President, meneer Orie kreeg plotseling last van twijfels, nadat hij zelf op de contracten heeft getekend. En de twijfels gaan niet over de noodzakelijkheid maar over de argumentatie. Twijfels, heer President, zijn geen overtuigend bewijs. Voor wat betreft het resultaat Lagarde: de overheid heeft besloten haar Royaltyrechten te verkopen aan CBvS voor een prijs die is bepaald, maar wel afwijkt van het resultaat uit Lagarde. Bij CBvS kan nimmer een schuld ontstaan als ze iets kopen met hun eigen geld. De overheid is betaald geworden en de CBvS heeft de rechten ontvangen.
Soeknandan M, lid van het toenmalig directie team van CBvS, zegt als getuige over de noodzakelijkheid van de projecten het volgende: Deze getuige heeft zijn mening een aantal keer veranderd, dus we hopen dat u zijn meningen wel kan volgen: Lagarde 1 is niet noodzakelijk, Prodigy 1 is in beginsel niet noodzakelijk, Prodigy 2 is niet noodzakelijk op dat moment en genoot geen prioriteit, Prodigy 5 voordelen voor staat en voor CBvS (valuta). In een latere verklaring geeft Soeknandan wel aan dat hij de noodzaak van Lagarde I en Prodigy I, project ziet.
Heer President, volgens deze logica van de heer Soeknandan zou Prodigy 2 ook noodzakelijk zijn, immers Prodigy 1 en 2 zijn aan elkaar verbonden. In zijn latere verklaring gaf Soeknandan aan dat hij Prodigy 2 noodzakelijk vindt, alleen niet nu. Als Prodigy 2 noodzakelijk is, dan vindt hij Prodigy 1 ook noodzakelijk en vice versa.
Over de Royalty overeenkomst Lagarde zei hij het volgende: hij weet niet of er sprake is van een lening of wat deze transactie is. Heer President, deze getuige waarvan het OM zegt dat zij hierop haar bewijsvoering ontneemt, weet niet of er sprake is van een lening of wat deze transactie inhoudt, maar heeft wel de contracten getekend en verklaard dat Lagarde I niet noodzakelijk is. Heer President, het moet niet gekker worden.
Gersie G, voormalige Governor van de Centrale Bank, zegt als getuige over de noodzakelijkheid van de projecten het volgende: “De uitvoer van ‘project prodigy valuation of the assets of the government of Suriname’ valt niet binnen de bankwet. In dit project gaat het duidelijk om iets van de staat Suriname. Het is voor mij een raadsel waarom de CBvS dit project moet doen terwijl de staat de informatie nodig heeft.”
Edelachtbaren, zo ziet u dat deze getuige niet betrokken is geweest in het proces en tijdens het verhoor niet goed is geïnformeerd door de verbalisant Pierkhan. De getuige heeft enkel en alleen stukken uit het contract gehad en gevraagd wat hij ervan vindt. Want wat de getuige stelt, dat de staat deze informatie nodig heeft, klopt natuurlijk niet. Niet de Staat, maar Prodigy 2 heeft deze informatie nodig. Getuige heeft ook het document niet gehad welke wij tijdens het pleidooi hebben ingediend. Kennelijk heeft het OM dat document eveneens niet gelezen. Het document genaamd: “190902 Rapport Vergelijking Statuten-Draft for Review” is gepresenteerd aan de CBvS directie team en juridisch team door Clairfield in het bijzijn van Orion, in september 2019 dus midden tijdens de uitvoering. Hierin wordt aangegeven op pagina 4 dat:
“De Staat zal de activa inbrengen, de belangrijkste aandeelhouder worden en dus ook de dividenden ontvangen. De vergoeding voor de CBvS moet worden overeengekomen op basis van een service level agreement in plaats van een forfaitaire vergoeding op basis van het kapitaal. De Bank krijgt jaarlijks een vastgelegd % vergoeding ten opzichte van het eigen vermogen.”
Heer President en leden van het Hof, de Centrale Bank van Suriname is de beheerder van het fonds dat uit Prodigy 2 komt met de input van Prodigy 1. De doelen van het fonds zijn zoals het is opgenomen in de opdrachtbevestiging van Prodigy 2 in de draft statuten van SPIM, memo van juridische afdeling van CBvS en alle andere tussentijdse documenten die door Clairfield en Orion zijn opgenomen, in lijn met artikel 9F en internationaal zeer gebruikelijk zoals door de verdediging reeds vaker aangetoond naar het voorbeeld van de centrale bank van Noorwegen.
Norges Bank Executive Board
Norges Bank has been tasked with the management of the fund, and its Executive Board has delegated the operational management of the fund to Norges Bank Investment Management. Supplementary governing documents are laid down for the fund’s management.
Daarmee is de noodzaak schriftelijk vastgelegd en gedocumenteerd, en is voor een ieder, inclusief het OM, te lezen in het dossier. Panka, werknemer bij de afdeling administratie van CBvS, over deze getuige kunnen we als verdediging kort zijn. Haar functie, ervaring en skills zijn niet van dien aard dat zij zulke overwegingen onderbouwd kan maken. Los daarvan heeft zij geen toegang tot het hele dossier. Dit blijft tevens een mening die niet uit eigen waarneming is gegeven.
Heer President, na grondige analyse van de getuigenverklaringen met betrekking tot de noodzakelijkheid van de contracten tussen de Centrale Bank van Suriname (CBvS) en Clairfield, kunnen we concluderen dat de argumentatie van het Openbaar Ministerie (OM) verre van overtuigend is. De verklaringen van de getuigen Orie W, Soeknandan M, en Gersie G vertonen inconsistenties en bieden geen sluitend bewijs voor de stelling dat de contracten geen noodzaak zouden hebben gehad. In de getuigenissen bij GVO van gewezen minister Hoefdraad geven ze echter weer aan dat de noodzakelijkheid aanwezig is.
De twijfels die door sommige getuigen, zoals Orie W, worden geuit, richten zich voornamelijk op de argumentatie en niet op de daadwerkelijke noodzakelijkheid van de projecten. Bovendien tonen andere verklaringen aan dat bepaalde projecten wel degelijk noodzakelijk werden geacht, zij het op verschillende momenten en onder verschillende omstandigheden.
De opmerkingen van Gersie G. over de uitvoer van bepaalde projecten vallen buiten de Bankwet en zijn gebaseerd op een gebrek aan volledige informatie en begrip van de context. Het feit dat hij niet goed is geïnformeerd over het proces en bepaalde documenten miste, ondermijnt zijn verklaring. Immers, het is slechts een mening, waar de heer Gersie ook duidelijk aangeeft “ik denk,” “ik meen,” en “ik ben niet op de hoogte welke afspraken precies gemaakt zijn.”
Daarentegen zijn er documenten in het dossier die aantonen dat de projecten van Clairfield wel degelijk binnen het werkdomein van de CBvS vielen en in lijn waren met de wettelijke vereisten, zoals artikel 9F van de Bankwet aangeeft. Deze documentatie, samen met de verklaringen van andere betrokkenen, ondersteunt de noodzakelijkheid van de contracten. Daarom concludeert de verdediging dat de stellingen van het OM met betrekking tot de noodzakelijkheid van de contracten onvoldoende worden ondersteund door het beschikbare bewijs en de verklaringen van de getuigen.
President en leden van het Hof, het simpele feit dat de overeenkomst 1 november 2019, zijnde de koopovereenkomst van het vorderingsrecht van royalties van IAMGOLD, heden dage nog overeind staat als zekerheid bij de Centrale Bank van Suriname en de laatste betaling van deze overeenkomst gedateerd 26 februari 2020 door de Centrale Bank onder autorisatie van de heer Kirpalani en de directie is uitgevoerd betekend ook bij het private contract recht dat andere partijen ook hebben erkend dat deze projecten binnen de taken vallen van de Bank en geven de validiteit aan van de contracten. De handelingen van de huidige bestuurders en gebruikmakende van dezelfde producten en overeenkomsten van huidige bestuurders toont op zich zelf aan dat van nietigheid of vernietigbaar geen sprake is.
Edelachtbare, zoals de verdediging reeds aangaf met de tijd wordt alleen maar keer op keer bevestigd dat de heer Van Trikt altijd waarheidsgetrouwe verklaringen heeft afgelegd met alle relevante onderbouwingen van derden, rapportages van internationale gerespecteerde instituten alsmede brondocumenten van de Bank zelf. In dit geval zal recht en waarheid daadwerkelijk zegevieren.
Edelachtbaren, de vraag bij belangenverstrengeling is wie volgens de ACW moeten bepalen wat wel en niet strafbare vormen van belangenverstrengeling zijn. Artikel 4 van de ACW lid 1a, de commissie heeft tot taak: “aandragen van instructies en richtlijnen aan staatsinstellingen ter preventie van corruptie”.
Memorie van toelichting pagina 37 op Artikel 4: “De door de Commissie voorgestelde integriteitscodes worden na goedkeuring door het bevoegde bestuursorgaan vastgesteld, intern/extern bekendgemaakt en ingevoerd.” Daarnaast staat in de ACW in artikel 13 lid 3: “… De standaardverklaring van geen belangenverstrengeling wordt vastgesteld bij staats besluit.”
Heer President en leden van het Hof, de wet stelt duidelijk dat de commissie moet bepalen wat strafbare en niet strafbare belangenverstrengeling is. In tegenstelling tot wat in het vonnis van de kantonrechter staat, namelijk: “De Commissie als bedoeld in de Anti – Corruptiewet heeft slechts taken m.b.t. regulering en monitoring van het preventiebeleid.” Laat duidelijk zijn dat dit niet waar is.
Tot op heden zijn de instructies, richtlijnen, integriteitscodes en/of standaardverklaring van geen belangenverstrengeling niet uitgegeven door de commissie. In ieder geval niet ten tijde van de arrestatie van de heer Van Trikt. Want heer President, de commissie was toen niet eens ingesteld. Dat de vervolging in haar repliek in het midden laat dat een commissie één van de voorwaarden is om de amnestie wet ongrondwettelijk te bepalen door het ontbreken van een waarheidscommissie die nooit in het leven is geroepen is onbegrijpelijk. Mutatie Mutandis.
Dus heer President, het Openbaar Ministerie kan helemaal niet bepalen of er sprake is van strafbare belangenverstrengeling want de norm voor toetsing is niet bekend. Dat ze dat niet kunnen blijkt ook uit de argumentatie van het Openbaar Ministerie: haar argument in de afgelopen 4 jaren in deze zaak is altijd het zelfde geweest: er is sprake van belangenverstrengeling. Maar heer President, het feit dat er sprake is van belangenverstrengeling alleen is geen strafbaar feit. De wet is hier heel duidelijk over. Doch komt het openbaar ministerie nu met het handboek van de Centrale Bank opgemaakt door de CBvS onder leiding van de heer Van Trikt zelf.
Edelachtbaren, voor u heb ik uit het handboek van deugdelijk Bestuur de hele passage opgenomen van tegenstrijdige belangen om u voor te houden dat hetgeen de vervolging opwerpt selectief en bezijden de waarheid is.
CENTRALE BANK VAN SURINAME: HANDBOEK VAN DEUGDELIJK BESTUUR
5.11. Tegenstrijdige belangen (PAGINA 31/32)
Elke vorm en schijn van belangenverstrengeling tussen de Bank en de Directieleden wordt vermeden. Besluiten tot het aangaan van transacties waarbij tegenstrijdige belangen van directieleden spelen en die van materiële betekenis (BIJ EEN BALANSTOTAAL VAN MILJARDEN VAN DE CBVS IS HETGEEN IN DEZE CASE TEN LASTE IS GELEGD NIET MATERIEEL) zijn voor de Bank en/of voor de desbetreffende directieleden, behoeven de goedkeuring van de president en de Raad van Commissarissen (DIT BETEKEND OP ZICH ZELF AL DAT HET NIET VERBODEN IS). Het bewaken van eventuele belangenconflicten van de leden van de Directie geschiedt door de president en de Raad van Commissarissen. Zo nodig vraagt de voorzitter van de Raad van Commissarissen hieromtrent advies aan de president.
Een directie lid dient in zijn /haar functie steeds rekening te houden met het volgende:
Een lid van de directie zal:
- a. niet in concurrentie met de Bank treden;
- b. geen schenkingen van de Bank voor zichzelf, noch voor zijn echtgeno (o)t(e), bij de Bank geregistreerde partner of een andere levensgezel, stief- of pleegkind of bloed-of aanverwant tot in de tweede graad vorderen of aannemen;
- c. geen ongerechtvaardigde voordelen verschaffen aan derden ten laste van de Bank;
- d. geen zakelijke kansen die aan de Bank toekomen benutten voor zichzelf of voor zijn echtgeno(o)t(e), bij de Bank geregistreerde partner of een andere levensgezel, stief- of pleegkind of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad.
Een Directielid meldt een (potentieel) tegenstrijdig belang dat van materiële betekenis is voor de Bank en/of voor de desbetreffende Directielid terstond aan de voorzitter van de Raad van Commissarissen en aan de overige leden van de Directie en verschaft daarover alle relevante informatie, inclusief de voor de situatie relevante informatie inzake zijn/haar echtgeno(o)t(e), bij de Bank geregistreerde partner of een andere levensgezel, stief- of pleegkind en bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad. De Raad van Commissarissen besluit buiten aanwezigheid van het betrokken directielid of sprake is van een tegenstrijdig belang.
Een tegenstrijdig belang bestaat in ieder geval wanneer de Bank voornemens is een transactie aan te gaan met een rechtspersoon,
- i. waarin een directielid persoonlijk een materieel financieel belang houdt;
- ii. waarvan een directielid een familierechtelijke verhouding heeft met een directielid van de rechtspersoon; of
- iii. waarbij een directielid van de Bank een Directie of toezichthoudende functie vervult.
Een directielid neemt niet deel aan de discussie en de besluitvorming over een onderwerp of transactie waarbij het directielid een tegenstrijdig belang heeft. Tussen de president, Directieleden en de leden van de Raad van Commissarissen mag geen bloedverwantschap of aanverwantschap tot in de tweede graad bestaan. Echtgenoten of bij de bank geregistreerde partners mogen niet tegelijk in één van de genoemde hoedanigheden optreden.
EDELACHTBAREN, de verdediging stelt vast en toont aan dat bij het eventueel verstrengeling van belangen door aandeelhouderschap van de heer Van Trikt, hetgeen volgens de Bankwet is toegestaan artikel 22 lid 5, de waarborgen wel degelijk zijn genomen TIJDENS DE PROCEDURE zoals de Anti Corruptie Wet het ook voorschrijft. De directie leden hebben de offertes van ORION doorgestuurd naar de juridische afdeling. De directie leden hebben de offertes ondertekend, de getuigenverklaringen hebben allemaal aangegeven dat de bedragen en fees marktconform waren. Mevrouw Panka geeft zelfs aan dat Orion fees minder van belang zijn. Los van het feit dat de opdrachten noodzakelijk zijn en tot op heden worden deze resultaten nog gebruikt door de CBvS. Noodzakelijk omdat de afdelingen nog steeds onderdeel zijn van de huidige organisatiestructuur van de Bank. De juridische afdeling heeft in 2019 ook geen enkele opmerking gemaakt over de 50% voorschotten die overigens zeer gebruikelijk zijn. Wanneer in het dossier zelfs emails van de directie aanwezig zijn tussen directie en Orion zonder in email correspondentie de Governor mag duidelijk aantoonbaar zijn dat al deze stappen, waarborgen zijn opgevolgd voor transparantie en openheid van zaken.
Conclusie: het is niet verboden. Er dienen echter waarborgen tijdens de procedure te worden gevolgd. Een saillant detail is dat op het moment van deze overeenkomsten het deugdelijk handboek van goed bestuur nog niet was ingevoerd. Ook hier is duidelijk dat de heer Van Trikt niet alleen met alle openheid en transparantie gehandeld heeft, maar ook vooruitlopend op de Governance die al die jaren niet aanwezig was op de Bank heeft geïmplementeerd.
De verdediging vraagt zich zelf echt af hoe de vervolging: het opzetten van controlerende en toezichthoudende afdelingen, het implementeren van cruciale Governance structuren en het internationaal samenwerken met gerespecteerde instituten waaronder de US FED alsmede andere Centrale Banken door de Heer Van Trikt een neutralisatie handeling is en daardoor een crimineel zou moeten zijn. Waar haalt de vervolging deze wijsheid vandaan?
Neutralisatie technieken zouden zijn: maar als u dit strafbaar vindt, dan is het aanpassen van de STATUTEN VAN STAATSOLIE om een ECHTGENOTE te plaatsen ook STRAFBAAR. Of OMO BELEID WAAR DOOR MACHTSMISBRUIK DURE ABSURDE RENTES AAN LEERGELDEN WORDEN BETAALD DOOR DE CBVS DIE INTERNATIONAAL NIET GERBUIKELIJK ZIJN. En zoals de MINISTER VAN FINANCIEN AANGEEFT DE STAAT EN HET VOLK BENADELEN. Hierbij zijn de BANK en DE STAAT wel DEGELIJK BENADEELD EN PARTICULIEREN NU REEDS MET 6 MILJARD BEVOORDEELD (LEES: DE LETTER EN GEEST VAN DE ANTI CORRUPTIE WET). OF De Minister van Financiën schuift nu ook met potjes.
DUPLIEK PLEIDOOI CBVS CASE: ROBERT VAN TRIKT
Page 44 of 55
Zoals hij zelf aangeeft dus is dat dan niet het ambtsverduistering niet te eigen bate waar het openbaar ministerie naar verwijst. EDELACHTBAREN dat zouden Neutralisatie technieken zijn en wijzen erop dat de verdediging noch de HEER VAN TRIKT daar nimmer iets over heeft gezegd.
Op pagina 29 van het repliek komen alle misvattingen en onterecht criminaliseren van de gewezen Governor door het openbaar ministerie tot uiting. “ORION CAPITAL INVESTMENT NV, waarvan Van Trikt enige aandeelhouder is.” Deze stelling is een pertinente onwaarheid. En wij koppelen dat aan pagina 19 van hetzelfde repliek op basis waarvan de vervolging conclusies trekt die niet gebaseerd zijn op de waarheid.
Edelachtbaren, wanneer zelfs het deskundig rapport Kroll aangeeft: “de afgesproken fees zijn in verhouding met de complexiteit van de opdracht, het waarderen van 34 parastatalen (Prodigy 1)”. Wat is er dan mis wanneer op basis van een rechtmatig tot stand gekomen overeenkomst, waar geen nadelige afspraken zijn bedongen, die zorgen voor ontwikkeling voor de Bank en het land Suriname, waar internationaal gebruikelijke afspraken zijn gemaakt, waar deskundige partijen aantoonbare tegenprestaties aan het leveren zijn van lopende projecten, waar een contract en factuur en projectbeschrijving duidelijk aanwezig zijn, waar transacties van bank naar bank rechtstreeks worden uitgevoerd door het banksysteem.
Dat volgens de money laundering en terrorisme financiering hier geen enkele kwalificatie is overtreden, wordt ook door het openbaar ministerie bevestigd. “OP EEN LEGALE MANIER NIET STRAFBARE HANDELING MAAR SLINKSE WIJZE”. Het trieste en onbegrijpelijke van het openbaar ministerie komt in hun woorden tot uiting en ik citeer: “Doch is zulks in onderhavige strafzaak wel duidelijk vastgesteld m.n. de route die de financiële middelen hebben afgelegd van CBVS naar CLAIRFIELD naar LIMEBRIDGE VZV en ten slotte naar ORION middels vals opgemaakte document…”
Edelachtbaren, dit zijn complete valse beschuldigingen aan het adres van de HEER VAN TRIKT met totale verzinselen van onwaarheden slechts met de intentie om te criminaliseren. FEIT IS TRANSACTIE VAN PRODIGY 1 ad EURO 625.000 op basis van contract en overeenkomst PRODIGY 1 tot stand gekomen RECHTSTREEKS van ING NAAR HAKRINBANK, ZONDER ENIGE TUSSENKOMST VAN ENIG ANDER RECHTSPERSOON NAAR ORION WAAR DE DIRECTEUR DE HEER ANGNOE ALLE BEVOEGDHEDEN HEEFT STATUTAIR ZONDER ENIGE BEPERKING DEZE UIT TE VOEREN. DE PERTINENTE LEUGEN DAT VAN TRIKT ENIGE AANDEELHOUDER IS MAAKT HIERBIJ DUIDELIJK DAT WE HIER TE MAKEN HEBBEN MET VALSE AANTIJGINGEN AAN HET ADRES VAN DE GEWEZEN GOVERNOR.
Edelachtbaren, de verdediging heeft wederom het hele dossier doorgenomen en het valt zeer op dat de vervolging zeer selectief is geweest met de procesverbalen van verhoren van getuigenissen. Ongeacht dat de heer Soeknandan aangeeft dat er geen sprake is van manipulatie, is er ook de getuige GAURISHANKAR, SANJAI. Een getuige die aanwezig was en reeds 26 jaar werkt voor de Centrale Bank. Uit PV 11 maart 2020:
Pagina 88: “Tijdens dat gesprek heb ik NIET constateren dat hij (de Governor) gedreigd heeft om de instructie uit te voeren. Verder dat er ook geen sprake was van manipulaties met de cijfers in de tabel”.
Edelachtbaren, de heer Gaurishankar verklaart veel meer. Uit proces verbaal woensdag 6 mei 2020:
Op de vraag of de weekbalansen een getrouw beeld van de werkelijke financiële situatie weergeven, antwoord de heer Gaurishankar, hoofd Financiële Markten Centrale Bank van Suriname: “JA, omdat de weekbalans een weergave is van de werkelijke waarde van de bezittingen en verplichtingen van de Bank.” Op de vraag of de stand van de MONETAIRE RESERVES kloppen zoals gepubliceerd op door de Centrale Bank, antwoord de heer Gaurishankar, hoofd Financiële Markten Centrale Bank van Suriname: “JA, omdat we daar internationale standaarden gebruiken die zijn vastgesteld door het IMF.”
Op de vraag van de politie of er gemanipuleerd kan worden met STATISCHE DATA/ RAPPORTAGES naar de samenleving en of internationale organisaties, antwoord de heer Gaurishankar, hoofd Financiële Markten Centrale Bank van Suriname: “NEE, omdat wij templates gebruiken vanuit het IMF.”
DUPLIEK PLEIDOOI CBVS CASE: ROBERT VAN TRIKT
Page 46 of 55
Aanvullend verklaart de getuige Gaurishankar: “Het is onterecht dat de CBvS en of de autoriteiten worden beschuldigd van data manipulatie, omdat zowel de bank als het ministerie van Financiën templates gebruiken die door het IMF worden voorgeschreven. Data Manipulatie zou zeker ten sprake moeten komen in artikel IV missierapporten van het IMF. PERSOONLIJK DENK IK DAT DE CONCLUSIE VAN DATA MANIPULATIE EEN OPINIE IS VAN DE PERSOON DIE DE KWESTIE HEEFT AANGEKAART.”
Edelachtbaren, het is een kwalijke zaak van de vervolging om totaal te negeren en alle rapportages van IMF, WEEKBALANSEN, IDB, JAARVERSLAG CBVS, JAARREKENING ORION, VERGELIJKENDE OFFERTES, HET RAPPORT KROLL, SPEECHES, PRESENTATIES, STRATEGISCH PLAN, terzijde te schuiven en ook nog te beweren dat ze niet bestaan. Dit toont wederom aan dat de vervolging niet bezig is met waarheidsvinding maar slechts ten doel heeft harde bewijsstukken en relevante verklaringen van professionals die aanwezig waren te desavoueren.
Wanneer alle getuigen, inclusief de regeringscommissaris, verklaren dat de President de bevoegdheid heeft om partijen te binden, volgens de Bankwet artikel 23 lid 1 zoals eerder aangegeven, geen enkele beperking heeft in deze bevoegdheden, dan rijst de vraag welke intentie deze vervolging is ingezet.
Ook het volgende is van belang volgens verklaringen van bij kans alle getuigenissen: heeft de RVC een toezichthoudende taak en zich niet inlaat met de operationele zaken van de Bank. De RVC taken geven aan toezicht op de strategie en de performance van de Bank.
De heer Gaurishankar verklaart het volgende op de vraag of de regeringscommissaris bekend is met het gebruik of inzet van consultants of reserve middelen: “NEE, omdat de RVC een toezichthoudende taak heeft en zich niet inlaat in de operationele zaken van de Bank.”
Edelachtbaren, als dit voor een ieder duidelijk is, wat is dan het probleem?
De verdediging toont u al deze feitelijkheden aan en weerlegt de assumpties en vergezochte theorieën van de vervolging zoals in de ten laste legging zijn opgenomen. De reden wordt wel degelijk door deze getuigen aangegeven op pagina 4/26 en 20/26 PV 6 mei 2020, het politieke sentiment tijdens de verkiezingscampagne beïnvloeden. OP de vraag of de handelsbanken zijn misleid, antwoord de getuige Gaurishankar:
“NEE, met de data die naar hun is gemaild wordt de verplichting weergegeven, waaraan de commerciële banken zich moeten houden.”
“De afdeling STATISTIEKEN STELT DEZE DATA OP PER RESERVEPOSITIE PER BANKINSTELLING.”
Edelachtbaren, met dit gegeven begrijpen we dat een heksenjacht is geopend die de beeldvorming en het sentiment tijdens de verkiezingen moest beïnvloeden. Inmiddels hebben derde rapportages, bewijstukken van onder meer de ALGEMENE REKENKAMER, IMF, ACCOUNTANTSRAPPORT JAARVERSLAG CBVS 2019, WEEKSTATEN, ARTICLE IV REPORTS, en het deskundig RAPPORT KROLL wel overtuigend bewezen dat de Heer van Trikt op geen enkele wijze zich schuldig heeft gemaakt aan enige strafbare feiten.
Dat de vervolging persisteert op pagina 31 met een verklaring van de heer Lin Tsung, secretaris van de STICHTING HUISVESTINGS FONDS, en ons wederom foutief voorhoudt dat het hier gaat om een afdeling dat niet voorkomt in de organisatie structuur van de Centrale Bank, is onbegrijpelijk. President en leden van het HOF, Wij hebben u voorgehouden de eigen verklaring van de voorzitter van het Bestuur van de Stichting Huisvestings Fonds die bevestigt dat het idee en de opdracht van haar komt. Geen nadelige intentie hierbij had slechts vanwege de opmerkingen in de maatschappij zij heeft voorgesteld op 9 januari 2020 om de wagen uit de boeken van de bank te halen. Dat ook nog duidelijk is dat hier geen enkel nadeel is geleden noch enig nadeel is of zou ontstaan niet is vereist, betekent op zich zelf dat de heer Van Trikt geen enkele rol hierin vervult.
Tot slot, Edelachtbaren, de vervolging slaat volledig de plank mis bij behandeling van het arrest ECLI:NL:RBROT:2023:3266. Hiermede heeft de verdediging duidelijk onderstreept de overweging van het HOF in NEDERLAND. Het HOF STELT VAST DAT BIJ HET ONTBREKEN VAN ENIGE REGELS DAN WEL WET HETGEEN HET OM VEREIST NIET THUISHOORT IN HET STRAFRECHT VANWEGE HET GESLOTEN SYSTEEM. HET IS MET DIE MOTIVERING DAT HET HOF HET OM NIET ONTVANKELIJK VERKLAARD. Klaarblijkelijk heeft de vervolging nagelaten dit goed tot zich te nemen en maakt wederom duidelijk beknot en selectief door het pleidooi en de bewijsstukken heen te gaan.
ARREST ECLI:NL:RBROT:2023:3266
In een strafzaak waar – zoals opgemerkt – de eerste vraag niet is wié een strafbaar feit heeft gepleegd, maar die begint bij de vraag óf er een strafbaar feit is gepleegd, is zo’n voorafgaand waarschijnlijkheidsoordeel, ‘prior odds’ genoemd in de Bayesiaanse statistiek, zo gek nog niet.
Waarschijnlijkheidsantwoord
Het korte en duidelijke antwoord op de waarschijnlijkheidsvraag is: klein!
In algemene zin ligt het niet voor de hand dat een net startende politieke partij zijn peuter- en kleuterbestaan en de potentiële eerste groei inricht met strafbare feiten als ambtelijke omkoping met partijdonaties als basis. Veelal zijn nieuwe partijen uit op verandering en vernieuwing die voortkomen uit ideële motieven. In die context zal uitgestrooid corruptiezaad al snel op de rotsen vallen.
Er is sprake van een gift in de zin van de ambtelijke omkopingsbepalingen op het moment dat kan worden vastgesteld dat iets van waarde aan de ambtenaren is overgedragen. Anders dan de officier van justitie wil, kan met de beste wil van de wereld niet worden vastgesteld dat, en zo ja, in hoeverre, de positie van de ambtenaren één op één door de overeenkomsten is verbeterd, laat staan dat, zoals de officier van justitie stelt, zij hun functie als monetaire autoriteiten hieraan hebben te danken. Voor het bewijs van passieve en actieve ambtelijke omkoping moet komen vast te staan dat de ondernemers de giften aan de ambtenaren deden om deze te bewegen om – kort gezegd – iets te doen of iets niet te doen.
Zo’n omkoping kent de kant van de ambtenaren: de passieve kant en de kant van de ondernemers: de actieve kant. De gever wil de ambtenaar met de gift koste wat het kost beïnvloeden om hem van goede wil te zijn. Het betreft de zwaarste vorm van opzet waarvoor voorwaardelijk opzet zoals hiervoor kort omschreven niet voldoende is.
Het draaipunt van de actieve omkoping ligt in het oogmerk om de ambtenaar te bewegen iets te doen of niet te doen en het draaipunt bij de passieve variant ligt in het weten of redelijkerwijs vermoeden van de ambtenaar van dat bewegen. De rechtbank zal in het vervolg van dit vonnis hierover in gezamenlijkheid spreken over de kwade bedoeling die de gever met de gift moet hebben en die de ambtenaar dus moet onderkennen. Van een kwade bedoeling bij de gevers lijkt echt geen sprake.
Sterker nog: uit die uiterlijke verschijningsvorm volgt zelfs een goede bedoeling van de ondernemers.
Politieke context
In een politieke context waarin een en ander plaatsheeft moet niet uit het oog worden verloren dat het handelen van een raadslid of wethouder dat gericht is op het algemeen belang, tegelijkertijd in individuele wensen kan voorzien. Op de achtergrond zullen ook altijd partijbelangen een rol spelen. De tegenprestatie moet dus zó evident en exclusief gericht zijn op het voordeel van de ondernemers, dat daaruit duidelijk volgt dat de partijdonaties beslist niet zonder kleur waren en dat dit voordeel de bedoeling was van die partijdonaties.
Toerekening bewijsmiddelen
Het dossier bevat veel afgetapte telefoongesprekken, sms-berichten en WhatsApp-berichten en inbeslaggenomen e-mailverkeer van en tussen de diverse verdachten waarmee de kwade bedoeling nader zou kunnen worden ingekleurd. Terughoudendheid is daarbij geboden. De berichten moeten op de eerste plaats in de tijd en context worden geplaatst. Verder zegt een bericht in beginsel niets over de bedoeling van de ontvanger ervan of van de personen die worden besproken en van de conversatie geen weet hebben. De officier van justitie heeft hiermee in het requisitoir onvoldoende rekening gehouden en lijkt er bijna van uit te gaan dat iedere verdachte de inhoud van ieder bericht in het dossier kende. Bij lezing van het dossier heeft de rechtbank zichzelf ook wel betrapt op deze aanname, maar juist is deze niet. Bij de beoordeling in dit vonnis is de rechtbank hierop attent geweest. Dit gaat per definitie ten koste van degenen die door de omkopers niet worden vertegenwoordigd, volgens de officier van justitie. Die scheidslijn tussen algemeen en persoonlijk belang is in de praktijk niet zo gemakkelijk te trekken. Goed beleid voor de stad kan tegelijkertijd ook goed uitpakken voor een bepaalde groep inwoners of ondernemers.
Transparantie verdraagt zich slecht met het doorgaans heimelijke karakter van omkoping en is wellicht zelfs een contra-indicatie daarvoor. Deze openheid maakt het mogelijk om het politieke controlesysteem van een college en een gemeenteraad te laten werken. De ten laste gelegde tegenprestaties van de ambtenaren aan de achterkant van de ambtelijke omkoping bieden geen basis voor vaststelling van een kwade bedoeling bij de betrekkelijke niet-geldelijke waardeoverdrachten. Het strafrecht is dus niet de oplossing voor het ontbreken van spelregels en dat is maar goed ook.
Vanwege het belang van partijdonaties als toonbeeld van worteling in de maatschappij moeten deze niet teveel aan banden worden gelegd. Juist ondernemers zijn in staat om een lokale partij met significantere bedragen te steunen; zij moeten niet worden afgeschrikt door een mogelijke verdenking van corruptie. Anderzijds kan niet worden ontkend dat dergelijke steun op zichzelf al politieke invloed met zich mee kan brengen. Transparantie is daarom belangrijk, zodat politieke controle kan plaatsvinden. Het wetsvoorstel voor de Wet Politieke Partijen (WPP) onderkent dit belang. Het voorstel bevat voor lokale partijen naast een subsidieregeling en regels om transparantie te bewerkstelligen ook een donatieplafond. In de tenlastegelegde periode waren die regels er niet en ze zijn er nu nog steeds niet. Het ontbreken van deugdelijke (regels over) partijfinanciering moet niet worden opgelost met het strafrecht. Dat geldt ook voor de schimmigheid rond politieke beïnvloeding. Ook daarvoor bestaan geen wettelijke regels. De ondernemers in deze zaak hebben zich begeven in dat grijze gebied en zij zijn daar niet de enigen.
Daar komt nog bij dat uit het dossier het beeld oprijst dat [medeverdachte04] hard loopt voor de inwoners van zijn stad – de ombudspolitiek – maar misschien nog wel iets harder voor zijn achterban. Dat is verdacht. De vraag of een wethouder zaken mag ‘regelen’ voor zijn achterban, brengt echter al snel allerlei staatsrechtelijke en politieke kwesties met zich mee. Op de zitting is bijvoorbeeld het dualisme tussen het college en de gemeenteraad besproken en de partijbelangen die daarbij in de praktijk toch altijd een rol spelen.
Die praktijk blijkt weerbarstiger dan de theorie. Deze vragen moeten dan ook niet worden beantwoord binnen het strafrecht. De strafrechtelijke omkopingsbepalingen vergen een causaal verband tussen een gift en een tegenprestatie. Als dat causale verband er niet overduidelijk is, zal er niet snel sprake zijn van omkoping. Partijdonaties en politieke beïnvloeding zijn naar hun aard niet snel als zodanig aan te merken. Controle op die politieke beïnvloeding vindt plaats in de daarvoor toegeruste politieke gremia. In de lokale politiek is dat binnen het college (als dit bestaat uit wethouders afkomstig uit meerdere partijen) en met name de gemeenteraad, in de uitoefening van de controlerende functie. De Haagse gemeenteraad is daartoe ook uitstekend uitgerust, zoals het bij de start van de inhoudelijke behandeling getoonde filmfragment ook laat zien.
Uit de – uiterlijke verschijningsvorm van de – voorkant van de tenlastegelegde ambtelijke omkopingen lijkt van een kwade bedoeling bij de gevers echt geen sprake. Sterker nog: uit die uiterlijke verschijningsvorm volgt zelfs een goede bedoeling van de ondernemers. Voor twee van de persoonlijke bijdragen ligt dit ietsje anders, maar ook daar staat aan de voorkant de kwade bedoeling niet vast.
Edelachtbaren, Hetgeen de verdediging op basis van dit arrest duidelijk maakt is dat er in deze case überhaupt geen sprake is van enig gift, zoals ook het openbaar ministerie zelf bevestigd. De projecten allemaal doelmatig, rechtmatig en noodzakelijk zijn volgens het internationaal gebruik en de Bankwet. Controle op die politieke beïnvloeding vindt plaats in de daarvoor toegeruste politieke gremia zijnde de Nationale Assemblee en de Algemene rekenkamer. En als laatste: Het strafrecht is dus niet de oplossing voor het ontbreken van spelregels en dat is maar goed ook, immers Beleid en beleidskeuzes van de uitvoerende macht behoren niet onder de noemer van het Strafrecht. Zo stelt in een democratisch rechtssysteem ook de TRIASLEER voor.
Tijdens het proces in eerste aanleg is door de verdediging verweer gevoerd tegen de in beslagname van de echtelijke woning van de heer van Trikt gelegen aan de krakalaan # 11. Hierbij is door de verdediging gemotiveerd dat het decreet C-11 juist extra bescherming biedt van de echtelijke woning. Het vonnis in eerste aanleg is zonder enige motivatie hieraan voorbij gegaan. Het openbaar ministerie in haar schrijven als productie IV een schrijven aan het Hof gedateerd 10 mei 2023, waarin de vervolging een uiteenzetting geeft waarom het bedoelde pand aan de krakalaan 11 niet bedoeld wordt maar het kantoorpand aan de Brokopondolaan #5. De verdediging dient aan te geven dat het adres waar de vervolging naar refereert verwijst naar de statuten van ORION CAPITAL INVESTMENTS N.V. 23 maart 2017 zijnde krakalaan #11. Echter beargumenteert het openbaar ministerie verder dat alle poststukken alsmede het HYPOTHECAIR UITTREKSEL van het MI GLIS van de akte bekend van 20 april 2017 gericht zijn aan het kantoor pand gelegen aan de Brokopondolaan # 5.
De verdediging wil hierbij benadrukken dat in samenhang met het jaarverslag van ORION van 2018 waarbij ook duidelijk het adres is aangegeven aan de Brokopondolaan # 5 er geen enkele twijfel aanwezig is dat voor dat deze zaak aantrad het kantoorpand en haar kadastrale inschrijving bekend is. Tevens wil de verdediging benadrukken dat tijdens eerste aanleg het openbaar ministerie nimmer heeft aangegeven dat het niet om de echtelijke woning van de heer van Trikt gaat. President en leden van het Hof, op 22 mei 2022 is ook het openbaar ministerie in de media getreden en wel op ABC om toe te lichten dat het openbaar ministerie nimmer de intentie heeft om het kantoor pand in gebruik te nemen.
Het is des te duidelijker dat deze verbeurdverklaring ondeugdelijk is geschied en vragen hierbij aan uw Hof het verbeurdverklaren van de roerende en onroerende goederen van ORION ongegrond te verklaren dan wel terug te geven aan de rechtmatige eigenaren.
Edelachtbaren, de verdediging wil gaarne inbrengen het rapport van het openbaar ministerie gericht aan de Heer van Trikt, kenmerk SPG-2002/19, gedateerd 13 augustus 2019, onderwerp: resultaten CLAD ONDERZOEK. Hierbij zijn alle transacties van ORION en LIMEBRIDGE door de accountant CLAD uitgebreid onderzocht in het kader van een NBA (NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS) N4400 bij de SPSB onderzocht zijn door de CLAD en de PG. Hierbij is door de Procureur-generaal van het Openbaar Ministerie reeds vastgesteld: Concluderend kan gesteld worden, dat uit het bovenvermeld CLAD rapport niet is gebleken van onregelmatigheden die zouden kunnen leiden tot enige verdenking van een of meer gepleegde strafbare feiten door de directie (met u als toenmalig Direkteur) van Limebridge Holding N.V. en Orion Capital Investments N.V.
Van de CLAD zijn geen andere (deel-) rapporten ontvangen en ook geen meldingen verkregen van aanvullende documentatie aangaande bovenstaande bedrijven en hun onderhavige rekeningrelatie. die de bovenstaande conclusie geheel of gedeeltelijk ongedaan zouden kunnen maken. [PRODUCTIE 7]
President en leden van het Hof, De verdediging benadrukt wederom dat hier een accountantsonderzoek ten grondslag zit die geen enkele bevinding heeft of enige verdenking van een en of meer strafbare feiten. Het is frappant dat een juridisch onderzoekje van het kantoor Naarendorp van een week bij de CBVS zonder enige ondersteuning van een accountantsonderzoek opeens andere onterechte conclusies denkt in te brengen.
Edelachtbaren, Het openbaar ministerie brengt in een vonnis in België van de Belgische ondernemingskamer om te trachten u op een verkeerd been te zetten. Hierbij laat het openbaar minister voor haar gemak er buiten dat het Belgisch vonnis niet definitief en niet correct is en geen kracht of gezag van gewijsde heeft daar er hoger beroep is ingesteld per 21 december 2023. [PRODUCTIE 8]. Dat tegen dit vonnis in eerste aanleg een beroepsprocedure werd ingesteld stelt in deze vast dat de Surinaamse uitspraak geen erga omnis (tegenstelt aan derden) karakter heeft ten aanzien van de heer Hans Buysse en Clairfield International België. De nietigheidsgronden van de ondernemingskamer is ten gevolge van een uitspraak in eerste aanleg in Suriname waar immers ook hoger beroep is aangetekend.
De nietigheidsgronden gebaseerd op taken buiten de bankwet, de anti-corruptiewetgeving zijn nimmer onderhevig aan de bevoegdheden van de President van de Centrale Bank. Overigens leden van het Hof is meermaals duidelijk aangetoond dat de Bankwet geen enkele beperking heeft aan de bevoegdheden van de Governor van de Centrale Bank van Suriname bij het bepalen van de Strategie, Beleid of aangaan van overeenkomsten. Daarnaast komt duidelijk tot uiting van alle relevante onderbouwingen aan het Hof geleverd bij haar pleidooi dat al deze projecten open en transparant zijn behandeld door zowel de raad van commissarissen, de directie en de relevante afdelingen van de Centrale Bank van Suriname en de regering.
Zo getuigt ook aantoonbaar het advies van de juridische afdeling aan de Governor inzake de projecten in het kader van artikel 9F, HET BEVORDEREN VAN EEN EVENWICHTIGE SOCIALECONOMISCHE ONTWIKKELING VAN SURINAME. Meer nog President en leden van het Hof u hebt ook in het dossier een door de Raad van Commissarissen goedgekeurd Strategisch Beleidsplan en contracten die ook door de directieleden, Soeknandan en Orie zijn goedgekeurd.
Dat de Centrale Bank in België heeft aangegeven dat wij in Suriname reeds zijn uitgeprocedeerd en geen mogelijkheden meer hebben is een pertinente onwaarheid getuigen mijn aanwezigheid hier voor u in het Hoger Beroep behandeld door het Hof van Justitie.
De wijze waarop de centrale bank en de regering gebruik hebben gemaakt van de resultaten van de projecten is niet toerekenbaar aan Clairfield, maar bewijst wel dat de opdrachten reëel waren en zijn uitgevoerd.
Het is meer dan duidelijk dat de vervolging geen rekening houdt met bestuursactiviteiten en de grondrechtbank een ondernemerskamer is (zijnde burgerlijke rechtbank) hetgeen duidelijk manifesteert dat het hier geen enkel betrekking heeft of kan hebben op een gesloten systeem als het strafrecht. Dit legaliteitsbeginsel is duidelijk omschreven in artikel 1 van het strafrecht.
De verdediging persisteert dan ook bij al haar verweren en het verzoek, zoals bij antwoord pleidooi gedaan dat de vervolging niet ontvankelijk wordt verklaard, dan wel dat de heer Van Trikt van de gehele tenlastelegging I tot en met VII integraal wordt vrijgesproken.
Paramaribo, 20 mei 2024
I.D. Kanhai Bsc.
Producties
- Monetary Policy and Financial Market Development CHILE /CBVS
- Jaarverslag 2019 pagina 79
- Brief autorisatie Governor drs. G. Gersie 31 januari 2019
- Toespraak president DNB dr. Klaas Knot “De Centrale Bank midden in de samenleving”
- Juridisch Adviesbrief mr. M. Vos
- Email correspondentie minister Financiën – Oppenheimer – Nomura
- Schrijven PG SPG-2002/19 Resultaat CLAD Onderzoek
- Hoger Beroep zaak België Clairfield December 2023
Bron:
Link:
Interne Link:
Tags: