Pleidooi in de strafzaak in Hoger Beroep inzake van Trikt FINAL (unformatted)

Related Cases:

Pleidooi in de strafzaak in Hoger Beroep inzake van Trikt
Zitting 29 maart 2023
Geachte President en leden van het Hof,
Hr. President en leden dit pleidooi zal ingaan op alle facetten van deze zaak. De verdediging heeft gemeend dit pleidooi niet op te delen in hoofdstukken, omdat bijvoorbeeld de anti corruptie wet getoetst moet worden aan de bank wet. Voorts zal in dit pleidooi ook de mis opvattingen van de Rechter in eerste aanleg met Uw Hof worden besproken, althans zal de redenering van de Rechter worden blootgelegd.
Het pleidooi bedraagt 129 pagina’s.
Zulks ter Uwer oriëntatie om het opzoeken in het 7.500 tellend dossier in deze zaak te vergemakkelijken.
De verdediging zal, met uw toestemming dit pleidooi samenvattend voordragen op de zitting, doch legt het in zijn geheel over bij het Hof.
Bij het pleidooi is voor het lezersgemak aan het eind, op een aangegeven lijst, zoveel mogelijk bijgevoegd de genoemde producties cq processen –verbaal cq delen daarvan, die uit de dossiers zijn gehaald en voor zover het wetgeving betreft zijn eventueel de desbetreffende wetten c.q. delen daarvan bijgevoegd. Indien en voor zover er wijzigingen zijn, zal dat mondeling bij de voordracht aangegeven worden.

Edelachtbaren, het dossier in deze zaak is zeer omvangrijk en vergt van de lezer en al de actoren betrokken in de zaak niet alleen kennis van het strafrecht, doch ook kennis van het civiele recht, omdat de zaak raakvlakken heeft met het burgerlijk recht, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Voorts eist deze case ook, dat er kennis is van financieel -economische begrippen, die indien nodig ook uitgelegd worden.
Het is dan ook van belang dat het pleidooi een zekere structuur herbergt is er dan ook gekozen voor het opdelen van hetgeen de verdediging als verweer wenst op te werpen. En zijn de verweren dan ook onder te verdelen in een algemeen deel, de ontkenning de onjuistheden van het gewezen vonnis in eerste aanleg en hetgeen in de tenlastelegging is opgenomen met daaraan verbonden conclusie.
Algemeen
EDELACHTBAREN, wij beoefenaren van de strafrechtspleging, weten dat de dagvaarding het kader vormt waarbinnen het onderzoek ter terechtzitting plaatsvind, zulks daar het strafrechtelijk onderzoek ter terechtzitting aanvangt met de dagvaarding en de dagvaarding ervoor zorg draagt dat voor de rechter een strikte gebondenheid aan de woorden uit de tenlastelegging ontstaat en is door de wetgever bepaald dat het Openbaar Ministerie op grond van die strikte gebondenheid uit wettige bewijsmiddelen het wettig en overtuigend bewijs bij U, dan wel uw kamer dient te bewijzen en kan het bewezen verklaarde dien overeenkomstig slechts voortvloeien uit de in artikel 325 Sv. genoemde wettige bewijsmiddelen, m.a.w. in het strafrechtelijk bewijsrecht is er geen ruimte voor vermoedens, conclusies van verbalisanten, meningen van derden. ( de z.g. grondslag leer )
De wetgever heeft dan ook uitdrukkelijk bepaald dat getuigen verklaringen slechts worden toegelaten indien en voor zover de getuigen hun getuigenis enkel en alleen afleggen uit eigen verkregen wetenschap en is er hoegenaamd dan ook geen ruimte voor getuigenissen die gekleurd zijn met datgene wat zij denken dat goed of correct is.
Het hier voren aangehaalde vindt onverkort eveneens toepassing in een onderzoek waar aan de verdachte verstek is verleend en belet het voorgaande de verdediging evenmin om namens de verdachte hetgeen hem, de verdachte dus, ten laste is gelegd, categorisch te ontkennen en namens de verdachte met de nodige druk te stellen dat de verdachte zich aan geen enkel strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
De verdediging zal bij het bespreken van de ten laste leggingen dan ook het tegenbewijs leveren door de getuigenverklaringen van personen die bij de Politie en bij de RC gehoord zijn aan te halen en de diverse wetsbepalingen en de redeneringen met onderbouwende feitelijkheden in haar betoog meenemen.

Geachte Leden van het HOF, voorts in het algemeen gedeelte van mijn pleidooi wil u aandacht vestigen op navolgende toepassing en uitvoerbaarheid van de door het Openbaar Ministerie genoemde wetgeving.
Na het doornemen van het requisitoir van de vervolgings ambtenaar is de verdediging genoodzaakt een algemeen deel te wijden aan zijn pleidooi.
Geachte President en leden van het Hof bij de bespreking van de Anti corruptie wet zal nader worden ingegaan op een aantal bewijs middelen die door de vervolgings ambtenaar zijn opgesomd. Toch is het dienstig om nu reeds vast te stellen op welke wijze een aanvang is gemaakt met deze strafzaak.
Geachte President en leden van het Hof we moeten vast stellen, dat met name de politie ambtenaar Pierkhan de vervolgings ambtenaar in een tunnel heeft doen belanden en die vervolgings ambtenaar nooit meer uit die tunnel is gekomen hetgeen ook blijkt uit haar requisitoir. Geachte President en leden van het Hof de verdediging beseft, dat deze beschuldiging een hele zware is en ligt het dan ook op hun weg om zulks te bewijzen hetgeen in het hierna volgende zal blijken met name bij de bespreking van de Anticorruptie wet .
Geachte President en leden van het Hof later in het pleidooi zal een deel van de getuige verklaring van Soehawan worden geciteerd, doch moet nu reeds vastgesteld worden zulks ter onderbouwing van de stelling hierboven gemeld worden, dat de werkdrive heel hoog was gedurende de periode van de verdachte van Trikt als Governor van af 5 maart 2019 tot 13 januari 2020, ampertjes 10 maanden.
In die tien maanden moesten een aantal zaken afgerond worden, met name moest de centrale bank een incubators rol vervullen. Om dit te kunnen bewerkstelligen moesten alle neuzen in een richting gebracht worden met als gevolg, dat er veel sessies met de directeuren en andere betrokkenen werden gehouden. Deze stellingen zijn geen loze beweringen zij vind ondersteuning in de verklaring onder ede van Soehawan. Zo heeft het IMF ook in 2019 een artikel IV missie uitgevoerd en was het rapport zeer positief omtrent het gevoerd strategisch beleid op CENTRALE BANK. Het strategisch beleidsplan, dat goedgekeurd is door de RVC waaronder ook de Heer Vidjai Kirpalani was een leidraad voor de vernieuwingen binnen de Centrale Bank.
De GOOD GOVERNANCE van de CENTRALE BANK wordt bevestig door onder meer:
Het IMF rapport article IV 2019 (DECEMBER 2019) is zeer helder over de activiteiten van de CBVS over het jaar 2019.
De SAMENWERKING MET DE CENTRALE BANK VAN AMERIKA, DE USFED waarbij een grondige controle is geweest omtrent de organisatie governance + procedures, voor cash handling van USD contanten. DE CBVS is 3 maanden door de USFED onderzocht op het gebied van juridische, economische en governance zaken om te bepalen of de CBVS USD contanten service / diensten kan verlenen. De USFED (Centrale Bank van de Verenigde Staten) heeft beoordeeld dat de organisatie enorme stappen heeft doorlopen in het jaar 2019 naar een internationale niveau, om de contante USD te mogen verhandelen. De USFED gaat in september 2019 de samenwerking aan met de CBVS.
DIT NA UITVOER VAN DE OPDRACHTEN en PROJECTEN VAN DE CENTRALE BANK en implementatie van de tot dan ontbrekende AFDELINGEN EN HIATEN DIE BIJ DE BANK WAREN AANGETROFFEN IN MAART 2019. HET SUCCES VAN DE SAMENWERKING VOOR HET EERST IN DE GESCHIEDENIS MET DE US FED TOONT EXPLICIET AAN DE NOODZAKELIJKHEID VAN DE OPDRACHTEN.
Geachte President en leden van het HOF het is nu na de publicatie van het jaarverslag 2019 in juni 2022 wel degelijk bevestigd wat de VERWORVENHEDEN in het jaar 2019 zijn. Als voorbeeld te noemen de Implementatie /opzet afdeling compliance, Implementatie /opzet afdeling risk, implementatie /opzet afdeling treasury, Implementatie /opzet afdeling OMO ( open market operations), Implementatie opzet nieuwe door de RVC goedgekeurde organogram ( afdeling FID – financial Intelligence Departement), Implementatie opzet governance code – integriteitscode sept 2019, Opzet RvC structuur: implementatie audit comité, risk comité, 10 nieuwe wetten door de CBVS geschreven voor de financiële stabiliteit en aangeboden aan de minister op 28 aug 2019. Allemaal BEVESTIGD IN HETIMF article IV report 2019 en het JAARVERSLAG 2019.

Op grond van die brief afkomstig van de Minister van Financiën en de aangifte opgemaakt door Mevrouw Hausil begint de Hulp Officier zijn onderzoek op 6 februari 2020 en wordt mijn client aangehouden en in verzekering gesteld. TE vermelden dient te worden een aanhouding zonder een onafhankelijk accountantsonderzoek en zonder HOOR en WEDERHOOR zoals weergegeven in de BANKWET en in de anti corruptie wet.
De in verzekering stelling heeft als grondslag de integriteit van de Governor van de Centrale Bank en de wettelijke grondslag is op het moment van de in verzekering stelling artikel 13 lid 2 van de anticorruptie wet en de vervolgings ambtenaar heeft dit artikel ook aangehouden in haar ten laste legging. Het ontgaat de vervolgings ambtenaar dan ook dat de wetgever nadrukkelijk spreekt over het aantonen van corruptie en niet het vermoeden noch de integriteit van de Governor.
Geachte President en leden van het Hof, de jurisprudentie behoort tot een van de putbronnen van het recht. Vaak heeft de jurisprudentie bijgedragen aan wets wijzigingen. Ik noem U maar als voorbeeld het electriciteits arrest en in het civiele recht de uitbreiding van artikel 1386 van het B.W.
Deze verheffing van de interpretatie van wets artt. hebben we te danken aan de objectieve beoordeling van de beoordelaar in casu de Rechter. Dit heeft wel als gevolg, dat de rechter altijd objectief en rekening houdende met alle andere putbronnen een oordeel dient te geven en voorts zowel het Openbaar ministerie als de advocatuur behoorlijk terecht dient te wijzen indien zij geheel in strijd met de wet en het dossier stellingen poneren. De beoordelaar is verplicht om de twee twistende terecht te wijzen en die terecht wijziging te motiveren, zoals ook in eerste aanleg is gebeurt bij de on terechte vordering tot wijziging van de ten laste legging.
De vervolging gaat er van uit dat het ontbreken van de commissie zoals bedoeld in de Anticorruptie wet geen beletsel is om tot vervolging over te gaan. HET IS ONS ECHTER NIET VOORBIJ GEGAAN DAT OOK DE VERVOLGINGSAMBTENAAR OP 7 OKTOBER 2022 HEEFT BEVESTIGD DAT “AL HOEWEL DE ANTI CORRUPTIE WET NIET TOEPASBAAR EN UITVOERBAAR IS ER NOG STEEDS GRONDEN ZIJN”. Dat nu blijkens het requisitoor de vervolging naar de mening van de verdediging de mist in gaat door toch te persisteren zal de verdediging aantonen en wel om de navolgende redenen:
Uit de jaarrede van de President van de Republiek Suriname zegt hij dat de Anti Corruptie wet onvolledig is omdat de staats besluiten en de uitvoeringsbesluiten waaronder de integriteitscode artikel 4 lid E (ACW) niet is gepubliceerd. Dit is tevens door de UITVOERENDE MACHT BEVESTIGD in het 2 jaar BOOKLET PAGINA 34.
Ook de WETGEVENDE MACHT heeft bevestigd dat de ANTI CORRUPTIE WET niet toepasbaar en uitvoerbaar is en is wachtende op de benoeming van Anti Corruptie Commissie, waar tot op heden nog geen gevolg aan is gegeven.
De Huidige Regeringscommissaris heeft onlangs in de media en publiekelijk bekend gemaakt dat er nog geen wetgeving of wettelijke regels dan wel voorschriften zijn in het kader van GOED BESTUUR en GOOD GOVERNANCE.
Article 19 (OAS) Abuse of Functions: “.the performance of or failure to perform an act, in violation of laws, by a public official in the discharge of his or her functions, for the purpose of obtaining an undue advantage for himself or herself or for another person or entity.”

Article 20 (OAS) Illicit enrichment: “….that is, a significant increase in the assets of a public official that he or she cannot reasonably explain to relation to his or her lawful income.”
Een vrije vertaling van deze twee artikelen uit het verdrag door U genoemd, waarna een aantal ijkpunten uit deze twee artt. uit het verdrag aan U zullen worden voorgehouden om aan te geven dat een onvolledige wet nimmer als grondslag kan dienen voor een vervolging.
Art.19
Elke staat die partij is, overweegt de wettelijke en andere maatregelen te nemen die nodig kunnen zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd, het misbruik van functie of positie, waaronder wordt verstaan, het in strijd met de wet verrichten of nalaten van een handeling door een overheid functionaris bij de uitoefening van zijn of haar functie ten einde onverschuldigd voordeel te verkrijgen voor de functionaris zelf of voor een nadere persoon of entiteit.
Art.20
Met in achtneming van zijn Grondwet en de grondbeginselen van zijn rechtsstelsel, overweegt elke staat die partij is de wettelijke en andere maatregelen te nemen die nodig kunnen zijn om als strafbaar feit aan te merken, wanneer opzettelijk gepleegd, ongeoorloofde verrijking, waaronder wordt verstaan, een aanzienlijke toename van de activa van een overheids functionaris waarvoor hij of zij in relatie tot zijn of haar rechtmatig inkomen GEEN redelijke verklaring kan geven.
De volgende rechtsvraag is natuurlijk heeft dit verdrag rechtstreekse werking of moet het verwerkt worden in de nationale wetgeving (monisme of dualisme).
Naar de mening van de verdediging heeft het verdrag geen rechtstreekse werking zoals U bekend reeds in eerdere uitspraken van het Hof vastgesteld. Ons systeem gaat uit van een gematigd monisme.
EDELACHTBAREN, welke leer U ook uithangt dan blijkt uit deze twee artikelen, dat er in elk geval sprake moet zijn van een wettelijke regeling en onverschuldigd voordeel art 19 en 20 geeft aan middels een superlatief dat er aanzienlijke toename moet zijn van de activa van de verdachte die hij niet redelijkerwijs zou kunnen verklaren. Feitelijkheden die bewezen moeten worden. EDELACHTBAREN de vervolgings ambtenaar gaat er van uit dat de commissie die als taak heeft regulering en monitoring van het preventie beleid niet noodzakelijk is voor het functioneren van de ANTI CORRUPTIE WET. Regulering en monitoring heeft zoals blijkt uit de memorie van toelichting ter voorkoming van corruptie. Maar, EDELACHTBAREN kan een onvolmaakte wet worden gekwalificeerd als een wettelijke regeling zoals bedoeld in het verdrag eerder genoemd.
Er zijn verschillende soorten verdragen. Er zijn verdragen die een opdracht bevatten aan de wetgevers van de lidstaten en er zijn verdragen die rechtstreekse werking hebben.

Bij verdragen die een rechtstreekse werking behelzen kunnen individuen zich bij een beroep op een nationale instantie rechtstreeks op een verdragsregel beroepen, ongeacht het bestaan van regelgeving in het nationale recht.
Het moge duidelijk zijn dat verdragen die slechts een opdracht impliceren aan de lidstaten in de regel geen rechtstreekse werking hebben.
In een aantal gevallen is er sprake van een mengvorm, dus dat een aantal verdragsbepalingen in een verdrag rechtstreekse werking hebben en andere verdragsbepalingen meer een opdracht aan de lidstaten impliceren.
Een goed voorbeeld van zo’n mengvorm is de American Convention on Human Rights.
De verdragsartikelen van Chapter II-Civil and Political Rights hebben directe werking. Artikel 2 van de ACHR is een voorbeeld van een opdracht aan de lidstaten.
Het Inter-Amerikaans Anti-corruptie Verdrag van 29 maart 1996; door Suriname geratificeerd op 4 juli 2002 heeft geen rechtstreekse werking (direct effect) maar is een opdracht aan de verschillende lidstaten om hun wetgeving in orde te krijgen overeenkomstig de bepalingen van het verdrag.
De Wet van 24 september 2017, bekend als de Anti-corruptiewet, voldoet aan beginselen van goede regelgeving, met name de eis van rechtmatigheid. Hetgeen inhoudt dat de wetgeving verenigbaar is met het internationale recht. De Anti-corruptiewet van 24 september 2017 is verenigbaar met het Inter-Amerikaans Anti-corruptie Verdrag en is dus aan de eis van rechtmatigheid voldaan.
Vide blz. 30 van de Memorie van Toelichting van de Anti-corruptiewet.
De Anti-corruptiewet is dus een goed wetsproduct.
Een geheel andere vraag is of de Anti-corruptiewet uitvoerbaar en handhaafbaar is. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat het zwaartepunt van de wet bij preventie ligt:
“Deze wet strekt tot de invoering van nadere regels inzake met name preventie en bestrijding van corruptie in de omvangrijke publieke sector en de instelling van een Anti-Corruptie commissie die een centrale plaats heeft bij de praktische uitvoering en monitoring van het preventiebeleid.

Een anti-corruptie gezindheid kan niet uitsluitend worden geregeld bij wet; daar is vooral een duidelijk en continu preventiebeleid voor nodig.
Corruptie heeft vaak een voedingsbodem binnen een (werk)organisatie, met elementen als geen- of onvoldoende gestructureerde en/of verouderde werk- en rapportageprocessen, het ontbreken van verplicht werkoverleg, interne transparantie en verantwoording, normvervaging en plichtsverzuim.
In het kader van deze wet is preventie dan ook de rode draad van het Anti-corruptie beleid.”
Het is dus zonder meer, boven elke twijfel verheven, een feit dat preventie de belangrijkste pijler is van deze wet. Bestrijding is secundair.
Daarover bestaat gelet op het verdrag en de Memorie van Toelichting geen enkele twijfel.
Als we de Anti-corruptie wet goed bekijken dan zien we dat de met preventie belaste Commissie heel manifest aanwezig is in deze wet, zodat zonder meer gesteld kan worden dat zonder de Commissie deze wet niet handhaafbaar en uitvoerbaar is.
Sterker nog: zonder de Commissie is het hart uit deze wet gehaald en kan dan eigenlijk niet meer dan een leeg omhulsel genoemd worden; of zo u wilt een kogel zonder kruitlading.
De wetgever is ervan uitgegaan dat de Commissie direct na de inwerkingtreding van de wet zou worden geïnstalleerd zodat de wet direct uitvoerbaar en handhaafbaar zou zijn.
Dat blijkt uit artikelen 2 lid 1, 21 en 22 van de Anti-corruptiewet.
Artikel 2 lid 1 geeft aan: ”Er is een Anti-corruptie Commissie die belast is…”
De wet gaat er dus vanuit dat de commissie direct na de inwerkingtreding van de Wet zou worden geïnstalleerd. Dat is dus in strijd met de wet niet gebeurd.
De Anti-corruptiewet geeft duidelijk aan dat binnen 2 jaar na inwerkingtreding van de wet de Commissie aan de Nationale Assemblee en aan de Regering een evaluatieverslag had moeten doen toekomen (artikel 21). Dat is eveneens niet geschied.
Zodra de wet is afgekondigd moet deze direct uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Hier was geen sprake van omdat de Staat Suriname gefaald heeft ex artikel 22 Anti-corruptiewet, de Commissie binnen 30 dagen na afkondiging te installeren.
Daarin is men op een verschrikkelijke manier tekort geschoten.
Onder het kopje Opsporings- en strafbepalingen vinden we in de Anti-corruptie wet artikel 16.

Artikel 16 lid 2 geeft aan:
“Ter bevordering van de coördinatie maken de Commissie en de Procureur-Generaal binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van deze wet, werkafspraken over de samenwerking en informatie-uitwisseling ter zake.”

Ook hier is de wet overtreden en niet enkel maar dubbel. Er zijn geen werkafspraken gemaakt tussen de Commissie en de Procureur-Generaal binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van deze wet zoals de wet dat vereist. De commissie is thans non-existent en ook dat is, zoals reeds aangegeven, in strijd met de wet.
EDELACHTBAREN, de verdediging dient verder aan te geven dat op 22 juli 2021 het Constitutioneel Hof een beslissing heeft gegeven over de Amnestiewet van 5 april 2012.
Voor zover voor deze zaak van belang heeft het Constitutioneel Hof overwogen:
“In de gewijzigde Amnestiewet is de Waarheids- en Verzoeningscommissie opgenomen die onmiddellijk na de afkondiging bij wet zou worden ingesteld. Deze commissie zou de belangen van zowel slachtoffers, nabestaanden als die van mogelijke verdachten van misdrijven genoemd in voornoemde wet kunnen waarborgen. Het Constitutioneel Hof komt echter tot het oordeel dat na inwerkingtreding van de wetswijziging van 5 april 2012 de waarheidscommissie nooit bij wet is ingesteld en dus kan niet worden nagegaan of de belangen van de slachtoffers, nabestaanden en die van mogelijke verdachten van vermelde misdrijven zouden zijn gewaarborgd met deze wetswijziging.”
Volgens het Constitutioneel Hof is de commissie in de Amnestiewet niet ingesteld en is dus de wet, zoals het Hof met zoveel woorden aangeeft, niet handhaafbaar en uitvoerbaar.
EDELACHTBAREN, Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de commissie in de Anti-corruptiewet. Deze is ook niet ingesteld en is de wet op dit moment, zonder de commissie, niet meer dan een dode letter.

Ergo: Het bevreemdt ONS RECHTSGELEERDEN ten zeerste dat een vonnis verwijst naar het Inter-Amerikaans Anti-corruptie Verdrag, want dit verdrag is keurig uitgevoerd door de Staat Suriname. En bovendien heeft dit verdrag helemaal geen directe werking.
We hebben inderdaad hier louter en alleen te maken met de Anti-corruptiewet en niet met het Inter-Amerikaans Anti-corruptie Verdrag, want dit verdrag heeft geen ‘direct effect’ en is (uiteindelijk) keurig uitgevoerd door de Staat Suriname.
De ‘an sich’ goede wet is er gekomen maar is thans niet uitvoerbaar en handhaafbaar vanwege het ontbreken van de Anti-corruptie Commissie. Immers de taken van de anti corruptie commissie zijn specifiek en goed vastgelegd in artikel 4 van de ANTI CORRUPTIE WET.

De in artikel 13 lid 1 a bedoelde wettelijke voorschriften kunnen dienen ten gevolge dan ook alleen betrekking hebben op de in artikel 13 lid 1 a tot en met d genoemde punten en dan komt de derde vraag aan de orde namelijk wat zijn dan de wettelijke voorschriften bij het aangaan van de overeenkomsten waartoe volgens de vervolgings ambtenaar in strijd mee is gehandeld. Die voorschriften bestaan niet en gaat de vervolgings ambtenaar er van uit dat de overeenkomsten niet noodzakelijk waren. Hier gaat de vervolgings ambtenaar naar de mening van de verdediging compleet de mist in immers het is niet op de weg van de vervolgings ambtenaar om te bepalen welke overeenkomsten noodzakelijk noch doelmatig zijn. DIT IS EEN TAAK DIE DE WETGEVENDE MACHT TOEBEHOORT. Zij kan slechts beoordelen indien die overeenkomsten wetmatig zijn. De verdediging zal op deze stelling terug komen .
De verdediging wenst ten slotte met betrekking tot de term wettelijke voorschrift het volgende onder Uw aandacht te brengen. Bij de bestudering van de rechts wetenschap ten aanzien van het onderwerp “wettelijke voorschrift “onomstotelijk komt vast te staan dat zowel in de strafrechtelijke benadering als in de bestuurs rechtelijke benadering het wettelijk voorschrift een specifiek voorschrift moet zijn, met andere woorden het moet bepalingen bevatten die een taak, verplichting of bevoegdheid toekennen, waarbij voor de strafrechtelijke benadering de voorschriften die een taak of een verplichting opwerpen slechts als rechtvaardigings grond kunnen dienen van belang zijn (zie tekst en commentaar achtste druk pag 380 en vlg ).
Het voorgaande leert dan ook dat het om uitdrukkelijke voorschriften dient te gaan die regulerend werken ten aanzien van de toegekende taak, verplichting en of bevoegdheid en dat een gebod of verbod voortvloeiende uit enige wet nooit en te nimmer als en wettelijke voorschrift kan worden aangemerkt, zulks nu een gebod of een verbod voortvloeiende niet als een verplichting op zich zelf kan worden aangemerkt, althans binnen het normaal taal gebruik is een verbod geen verplichting en een verplichting geen verbod.
Geachte President en leden van het Hof, bewijs in het strafrecht is wetenschappelijk werk, het mag geen natte vinger werk zijn en het moet ook niet in strijd zijn met het legaliteits beginsel zoals neergelegd in artikel 1 van Uw wetboek en mag het ook niet strijdig zijn met de in de wet limitatief opgesomde bewijs middelen. Aan de HEER VAN TRIKT wordt onder Romeins I en II artikel 13 lid 1 en 2 van de Anti corruptie wet ten laste gelegd, hetgeen de verdediging noodzaakt om die wet nader met U te bespreken.
“het door een publieke functionaris in de uitoefening van zijn functie of positie en of de aan hem toegekende bevoegdheden en /of de daaruit voortvloeiende mogelijkheid tot beïnvloeding, waarbij hij of zij iets doet of nalaat VAN WEGE EEN VERKREGEN GIFT, DIENST OF BELOFTE TEN EINDE DAARUIT rechtsreeks onrechtmatig voordeel te verkrijgen voor zich zelf of een ander.” In de tenlastelegging tot en met regel veertien van Romeins I is noch gesteld noch is gebleken dat er sprake was van een gift of enige vorm van onrechtmatige zelfverrijking die niet redelijkerwijs te verantwoorden is.

Bovendien moet grammaticaal goed gekeken worden naar het woord daaruit. Daaruit is in deze formulering aanwijzend en heeft betrekking op de gift of belofte. In de tenlastelegging is zulks als constituerend element nergens opgenomen .
Naast deze strikte wetsuitleg geeft de Anticorruptie wet op pagina 46 heel nadrukkelijk aan dat opzettelijk nadelige contract voorwaarden worden bedongen. Een dergelijke nadelige contract voorwaarde dient gesteld en aangetoond te worden door het Openbaar Ministerie en geen ruimte laten voor interpretaties die tot andere conclusies zouden kunnen leiden

Thans een nadere bespreking van het voorgaande met name de anticorruptie wet nu de elementen van die wettelijke bepaling zijn opgesomd in de ten laste legging.
De anticorruptie wet die ten laste is gelegd onder Romeins I bevat samengevat de navolgende elementen te weten
Opzettelijk financieel nadeel toebrengen voor de staat instelling
In strijd handelen met geldende voorwaarden of wettelijke voorschriften of procedures
Of ten behoeve van zich zelf of een derde enig onrechtmatig voordeel te verkrijgen
De vervolgings ambtenaar heeft met name het oog gehad op artikel 13 lid 1 a van deze wet zoals zij dat heeft verwoord in haar ten laste legging gebruikt.
Wat in deze wet bedoeld wordt met een wettelijk voorschrift is niet gedefinieerd. Uit de memorie van toelichting krijgt de lezer een idee waar de wetgever op doelt namelijk een duidelijk in de wet omschreven voorschrift. Een voorbeeld die de wetgever zelf gebruikt is het Decreet Uitgifte Domeingrond, in welke wet een nadrukkelijke procedure is voorgeschreven en bij het niet volgen van de procedure kan je strafrechtelijk aansprakelijk zijn. Op pagina 46 van die zelfde Memorie van toelichting zegt de wetgever dat er sprake moet zijn van EEN AANGETOOND OOGMERK. Het handelen moet dus gericht zijn op de corruptie. Voorts zegt de wetgever, dat er AANGETOOND moet worden, dat aan de publieke functionaris een gift of belofte of dienst moet zijn bewezen wil deze wet van toepassing zijn. Vastgesteld moet worden dat we in Suriname geen bestuurs recht kennen waarin zaken betreffende het bestuur van publieke functionarissen in beschreven is en waarin de term wettelijke voorschrift zoals vermeld in artikel 13 lid 1 a van de anticorruptie wet op doelt. Naast de hierboven genoemde elementen te weten:
Opzettelijk financieel nadeel toebrengen voor de staat instelling
In strijd handelen met geldende voorwaarden of wettelijke voorschriften of procedures
Of ten behoeve van zich zelf of een derde enig onrechtmatig voordeel te verkrijgen
zegt de vervolgings ambtenaar in haar tenlastelegging en later in haar requisitoir het volgende ,
Dat er geen noodzaak was voor de Centrale Bank om de overeenkomsten aan te gaan
Het niet valt binnen de taak stelling van de Centrale Bank \
Geen openbare aanbesteding gehouden
Alhoewel Non refundable fees internationaal gebruikelijk geeft de vervolgingsambtenaar in haar requisitoor aan dat de projecten niet Doelmatigheid en noodzakelijk zijn en het voorschot en de tegenprestatie van LOPENDE PROJECTEN buiten proportioneel zijn.
kennelijk wordt bedoeld artikel 16 lid 3 van de bankwet ( quasi fiscaal ) zie pagina 1 en 2 van het requisitoir

Geachte President en leden van het Hof uit het verhandelde in het requisitoir is het onmogelijk om de anticorruptie wet solitair ten laste te leggen. Artikel 13 lid 1 a van de anticorruptie wet evenzo lid 2 van deze wet geeft ook aan dat nadrukkelijk in strijd met een ter zake geldende wettelijke voorschrift moet zijn gehandeld. Op pagina 44 en 45 geeft de wetgever aan wat wordt verstaan onder terzake geldende wettelijke voorschrift.

Een nadere bestudering van het begrip wettelijke voorschrift
Dit begrip vind zijn oorsprong in het bestuurs recht en geen betrekking heeft op bepalingen die beschreven en genoemd zijn in de Bankwet, althans kunnen de bepalingen van de Bankwet niet als wettelijke voorschrift in bestuurs rechtelijke zin worden opgevat. Zulks te meer omdat de bepalingen van de Bankwet slechts betrekking hebben op de taken van de centrale bank en geen strafbepalingen herbergen, met name wordt door de verdediging gedoeld op de artt. 16 lid 3 en 18 lid 1 van de Bankwet.

De bankwet kent slechts een bepaling die een strafbepaling in zich herbergt en wel artikel 21 lid 6 en in dit artikel heeft de wetgever nauwkeurig omschreven wanner er sprake kan zijn van een strafdreiging.
Geachte President en leden van het Hof alvorens wordt overgegaan tot het maken van een verwijt aan de verdachte dient een zeer belangrijke rechtsvraag te worden beantwoord namelijk. Is er bij de Centrale Bank sprake van een reglement zoals bedoeld in artikel 23 van de Bankwet, waarin de orde en de wijze van uitoefening van de werkzaamheden van de Governor zijn neergelegd met verwijzing naar art.13 lid 1 van de anticorruptie wet. Kortom is er een wettelijke voorschrift binnen de Centrale Bank van kracht bij het aangaan van overeenkomsten. Deze vraag moet negatief worden beantwoord en daarmee vervalt al hetgeen ten laste is gelegd onder Romeins I met al haar varianten. Geachte President en leden van het Hof slechts in artikel 21 van de Bankwet is er een strafbepaling zulks in combinatie met artikel 35 a van de bankwet. Geen enkele andere bepaling in de hele Bankwet heeft strafbepalingen. De vervolgings ambtenaar wordt uitgenodigd om zulks te ontkennen.

Suriname heeft geen wet Bestuursrecht, zoals Nederland en andere landen dat hebben. Suriname heeft ooit, op een conferentie van 18 maart 2010 een aanzet gegeven, om te komen tot een discussie dat zou moeten leiden tot een Wet “ Suriname Algemene Bestuursrecht”. Deze conferentie was georganiseerd door het Ministerie van Justitie en zal het Openbaar Ministerie ongetwijfeld bekend zijn met deze aanzet dat niet geleid heeft tot een Wet Bestuursrecht.
Feit is, dat we in Suriname dus geen wet Bestuursrecht kennen, waarin zaken betreffende een bestuur van Ministeries in beschreven is en waarin de term “Wettelijke voorschrift” zoals genoemd in art 13 lid 1 a van d Anti Corruptiewet op doelt.

Suriname heeft wel een Staatsbesluit Taakomschrijving Departementen, waarin omschreven is wat de taken van onder andere het Ministerie van financiën is, doch ook daarin is niet halen wat moet worden verstaan onder “ wettelijk voorschrift”.
Een ander feit is, dat het begrip “Wettelijk voorschrift” een bepaling is die zijn toepassing vind in het Bestuursrecht en geen betrekking heeft op een bepaling die beschreven en genoemd is in de Bankwet, althans kunnen de bepalingen van de Bankwet niet als wettelijk voorschriften in bestuursrechtelijke zin worden opgevat, zulks te meer daar de bepalingen van de Bankwet slechts betrekking hebben op de taken van de Centrale Bank van Suriname en de bevoegdheden van de Governor van de Centrale Bank van Suriname, welke bevoegdheden zijn begrenst door de strafbepalingen van artikel 21.
Die strafbepalingen hebben overigens alleen betrekking op de Governor van Centrale Bank van Suriname, zulks gezien het feit dat de bevoegdheden te handelen ingevolge de bepalingen van de Bankwet enkel en alleen toekomen aan de Governor van de Centrale Bank.
Een wettelijk voorschrift in het strafrecht heeft immers ook een geheel andere betekenis dan in het bestuursrecht.
Bij het beoordelen van een strafrechtelijke relevante gedraging aan de hand van een wettelijk voorschrift is het meer dan evident dat de term wettelijk voorschrift niet zonder meer van toepassing is binnen een strafrechtelijke benaderingen en kan niet anders worden geconcludeerd, dat de bepalingen van de Bankwet op zichzelf staan.
Zulks te meer daar in de artikelen 16, lid 3 en 18, lid 1 geen strafbepalingen zijn genoemd.
Dat de term “wettelijk voorschrift” niet in elke gegeven situatie toepassing kan vinden en zeker niet in een strafrechtelijke benadering, wordt bevestigd door de selectieve keuze van het Openbaar Ministerie.

Die selectieve keuze komt tot uitdrukking in de tenlastelegging waarbij het Openbaar Ministerie eerder kiest voor de artikelen 16 en 18 van de Bankwet, terwijl het eerder voor de zou hand liggen artikel 21 van de Bankwet in de ten laste legging op te nemen om daarmee de gewenste strafrechtelijk relevante strafbare gedraging te bevangen, aangezien artikel 21 van de Bankwet een directe strafdreiging kent.
Maar het Openbaar Ministerie wist dat aan de cumulatieve voorwaarde van artikel 21, lid 6 niet was voldaan en dat dien overeenkomstig artikel 21, lid 2 en 4 geen soelaas bij de vervolging konden bieden.
Wat heeft de wetgever namelijk in artikel 21, lid 6 Bankwet doen bepalen? De wetgever heeft in artikel 21, lid 6 nauwkeurig omschreven wat onder de overschrijding van artikel 21, lid 2 dient te worden verstaan en wanneer er sprake is van een overschrijding.
Vermeldenswaard is dan ook dat ondanks dat het door de verbalisant Pierkhan verricht onderzoek zich heeft geconcentreerd op een mogelijke schending, dan wel in strijd handelen met artikel 21 lid 2, uit het onderzoek op geen enkel moment is komen vast te staan dat er sprake is van:

  1. Overschrijding op grond van artikel 21 lid 6.
  2. Het moment van de overschrijding is nimmer vastgesteld.
    Het hier voren aangehaalde is tevens het 1e voorbeeld van hoe eenzijdig en met een zekere bedoeling het onderzoek zich heeft voltrokken.
    Het 2e voorbeeld is terug te vinden in het onder romeinse cijfer I vervatte verwijt en waarbij voor de verfeitelijking de overeenkomsten van Clairfield worden opgeworpen.
    Bij het beoordelen van de Clairfield overeenkomsten moeten wij allereerst vaststellen en ons daarbij afvragen of het voeren van overleg tussen een Minister van Financiën en de Governor van de C.B.v.S., dan wel het opwerpen van ideeën en of het bespreken van financiële oplossingen in Lands belang een strafbaar feit is.
    Deze vraagstelling is relevant, zulks gezien het feit dat het Openbaar Ministerie in de dagvaarding onder punt I, redigeert dat door overleg gevoerd te hebben en/of goedkeuring te hebben gegeven aan voorbereidingen tot het aangaan van overeenkomsten, waarna Van Trikt die o.v.k. zou hebben gesloten als strafbare relevante gedragingen moeten worden gekwalificeerd.
    Voorts moeten we nagaan, of er ooit m.b.t. het aangaan van overeenkomsten in de loop der jaren door de C.B.v.S., ook onder andere Governors een openbare aanbesteding heeft plaatsgevonden c.q. of het gebruikelijk is binnen de C.B.v.S. dat bij het aangaan van overeenkomsten er eerst een openbare aanbesteding wordt uitgeschreven?
    Deze door de verdediging gekenschetste vaststellingen moeten bijdragen aan de vraag of er wel wettelijk vastgelegde procedures, voorschriften of wettelijk geldende voorwaarden zijn binnen de C.B.v.S. die in achtgenomen moeten worden bij het aangaan van overeenkomsten. Met andere woorden: wij moeten eerst vaststellen of er bij de C.B.v.S. sprake is van een reglement, als bedoeld in art 23 van de Bankwet, waarin de orde en de wijze van uitoefening van de werkzaamheden van de President (van de C.B.v.S.) zijn neergelegd. ( met referte aan de bepaling zoals vastgelegd in art 13 Anti Corruptiewet). Kortom: Is er een wettelijk voorschrift binnen de C.B.v.S. van kracht m.b.t. het aangaan van overeenkomsten. Want dat is de hele issue.
    Voor de beantwoording van de gestelde vraag moeten wij de verklaringen nagaan van de betrokken personen binnen de bank en daarbij door hun afgelegde getuigenis doornemen.
    Evenwel is niet alles wat deze getuigen hebben verklaard juridisch relevant en dienen wij de verklaringen dan ook door een juridische zeef te halen, ten einde slechts het relevante van de afgelegde verklaring over te houden.
    Want aan een persoonlijke mening kunnen wij juridisch relevantie toekennen, terwijl datgene dat m.b.t. hetgeen ten laste is gelegd, wel juridisch relevant is onder de voorwaarde dat het dient te gaan om de eigen waarneming.
    Voor het bewijs van hetgeen onder romeinse cijfer I, IV EN V van de dagvaarding ten laste is gelegd is het Openbaar Ministerie de mening toegedaan dat de verklaringen van Trikt, Soeknandan, Orie, Panka, Gersie en anderen in aanmerking komen. Deze volgens het Openbaar Ministerie voor het bewijs in aanmerking komende verklaringen moeten doen vaststellen dat wettig en overtuigend in strijd is gehandeld met Art 16 lid 3, Art 18 lid 1 en 4, Art. 21 van de Bankwet en art 13 lid 1 van de Anti Corruptiewet .
    Zoals reeds eerder gesteld is het van belang vast te stellen, dat de Bankwet slechts m.b.t. één (1) artikel een strafbaarheid noemt en daar een sanctie op bepaald heeft. En dat is art 21 van de bankwet. De overschrijding van te verstrekken voorschotten. En in art 35 a van de Bankwet wordt aldus de opzettelijke en de niet opzettelijke overtreding van art 21 Bankwet strafbaar gesteld. De overige artikelen van de bankwet bevatten geen strafbepaling en zijn aldus slechts bepalingen die zijn genoemd, zonder enige strafbepaling.
    Het is dan ook opmerkelijk te noemen dat in de gehele dagvaarding art 21 van de Bankwet niet ten laste is gelegd en juist gekozen is voor de artikelen zijn art 16 lid 3 en art 18 lid 1 Bankwet, die niet door een strafbepaling genoemd worden, dan wel niet een strafbepaling aangewezen worden. Eveneens zoals eerder gesteld is er kennelijk bewust ervoor gekozen om artikel 21 niet als het “wettelijk voorschrift” in de tenlastelegging mee te nemen met als gevolg dat de verdediging dan ook alleen artikel 16 en 18 in relatie tot de Anti Corruptie in haar betoog zal meenemen.
    Artikel 16 lid 3 bepaald: “het is de Bank verboden middelen of faciliteiten beschikbaar te stellen of aan te wenden voor quasi fiscale activiteiten of op enigerlei wijze betrokken te zijn bij quasi fiscale activiteiten”.
    Het begrip quasi fiscaal is een zeer technisch begrip dat met een bepaalde bedoeling in de wet is opgenomen. Quasi fiscaal komt erop dat het de Centrale Bank zich in navolging van de internationale trend zich meer dient te richten op het monetaire taken en niet op andere activiteiten, die niet tot het monetaire taken behoren en of de monetaire bevoegdheden vallen.
    Art 18 lid 1 bepaald: De Bank verleent in blanco geen krediet of voorschot. Overigens kent artikel 18 Bankwet wel 2 uitzonderingen te weten:
    2e volzin van artikel 18: “onder krediet of voorschot in blanco is niet inbegrepen het toevertrouwen van in haar belang van gelden en goederen aan lasthebbers die niet bij haar in vaste dienst zijn”;
    Artikel 21, lid 1: “De Bank is verplicht, in afwijking van het bepaalde in artikel 18, eerste lid, aan de Staat, telkens wanneer de Minister dit tot tijdelijke verstrekking van de Staatskas nodig acht voorschotten te verstrekken in rekening-courant op onderpand van schatkistpapier, waarvan de uitgifte of belening is toegestaan krachtens de wet”.

Deze twee door het Openbaar Ministerie in de tenlastelegging opgenomen wetsartikelen in samenhang en onderling verband met artikel 13, lid 1a Anti Corruptiewet bekeken leert dan ook er een oneigenlijke constructie door het Openbaar Ministerie is toegepast om tot een strafbaarstelling te komen, nu de Anti Corruptie niet rechtstreeks van toepassing is.
Art 13 lid 1a van de Anti Corruptiewet bepaald namelijk het volgende:
“ Het is de publieke functionaris in de uitoefening van zijn functie verboden om handelingen te verrichten, te adviseren en besluiten te nemen, waarbij door hem wordt gehandeld in strijd met de ter zake geldende wettelijke voorschriften, voorwaarden of procedures om voor zichzelf of een ander onrechtmatig voordeel te verkrijgen en/of waarbij aan de Staat of een staatsinstelling opzettelijk enig financieel nadeel wordt toegebracht of financieel nadelige voorwaarden worden bedongen”.
Het bepaalde in de eerste volzin betreft onder meer handelingen en besluiten met betrekking tot het aangaan van overeenkomsten ten behoeve van de Staat of een staatsinstelling”
Het in samenhang en onderling verband bekijken van deze artikelen uit twee verschillende wetgevingsproducten doet de volgende vraagstellen:
Wat de strekking van de Anti Corruptiewet?
Zoals de naam van de wet het reeds doet vermoeden, wordt in deze wet gedoeld op vormen van corruptie. Uit de memorie van toelichting op deze wet(pag. 27) blijkt wat het doel van deze Wet is. Citaat: “ Deze Wet strekt tot de invoering van nadere regelgeving inzake met name preventie en bestrijding van corruptie in de omvangrijke publieke sector. …”
Pagina 45 van de MvT op deze wet geeft aan, dat deze Wet zich richt tot de corruptie plegende publieke functionaris.
Wat onder corruptie verstaan moet worden is omschreven op pag. 3 van deze wet namelijk:” het door een publieke functionaris in de uitoefening van zijn functie misbruik maken van zijn functie of positie en/of de aan hen toegekende bevoegdheden en/of de daaruit voorvloeiende mogelijkheden tot beïnvloeding, waarbij hij of zij iets doet of nalaat vanwege een verkregen gift, dienst of belofte teneinde daaruit rechtstreeks onrechtmatig voordeel te verkrijgen voor zichzelf of een ander”.
Kern is aldus, dat de desbetreffende functionaris een gift moet hebben gekregen, een dienst of belofte moet zijn geweest, waaruit dus rechtstreeks het onrechtmatig voordeel is verkregen, en dat op grond hiervan er dus door de functionaris gehandeld is bij het aangaan van overeenkomsten ten behoeve van de Staat of een Staatsinstelling. En dat door het handelen van de functionaris een ander dus onrechtmatig voordeel heeft gehad.
Uit de mvt lezen we op pag. 46: “Strafbaarheid van de publieke functionaris bestaat, indien door hem met een wettelijk voorschrift strijdige handelingen zijn verricht of besluiten genomen zijn met het AANGETOONDE oogmerk om voor zichzelf of een ander enig voordeel te verkrijgen ,of indien door die strijdige handeling aan de Staat of staatsinstelling enig nadeel wordt toegebracht”.
Aldus dient het OM wettig en overtuigend te bewijzen het oogmerk en het nadeel en dat er door DE HEER VAN TRIKT enige gift, belofte of dienst is gegeven c.q. bewezen door een derde.
De verdediging stelt, na het lezen van het requisitoir, vast dat door hetgeen door het Openbaar Minister in de tenlastelegging als verwijt is opgeworpen onder geen enkel beding is bewezen. Nog minder zijn de bestanddelen van artikel 13,lid 1a en lid 2 van de Anti Corruptie Wet in de dagvaarding genoemd, althans bevat de dagvaarding hetgeen onder I, II, IV en V) ten laste is gelegd deze bestanddelen niet en is de tenlastelegging voor wat deze onderdelen betreft aldus nietig. De bestanddelen ontbreken ten ene male in de tenlastelegging.
Voorts bepaald de mvt pag. 46, dat het m.b.t. art 13 het moet gaan om een bepaalde categorie van overeenkomsten, die bij uitstek onder de reikwijdte van lid 1 vallen namelijk het ten behoeve van de Staat of een staatsinstelling aangaan van overeenkomsten of het verlenen van goedkeuring of toestemming daartoe, waarbij voor de Staat of staatsinstelling opzettelijk nadelige contractvoorwaarden worden bedongen.
Van belang is dat de mvt uitdrukkelijk stelt , dat een dergelijke nadelige contractvoorwaarde dient te worden gesteld en aangetoond te zijn door de Overheid en/of het Openbaar Ministerie en geen ruimte open te laten voor interpretaties die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden. En wordt zulks aldus bepaald in het kader van de bescherming van de publieke functionaris.
De verdediging stelt, dat aangezien de Anti Corruptiewet en wel art 13 door het OM ten laste is gelegd, dat het OM aldus de genoemde bestanddelen dient te noemen in de dagvaarding in de desbetreffende ten laste leggingen ten einde deze te bewijzen. Het OM dient te bewijzen, dat de handelingen zijn gepleegd met het aangetoonde oogmerk om voor zichzelf of voor een ander enig voordeel te verkrijgen of het oogmerk om aan de staatsinstelling enig nadeel toe te brengen.
De Anti Corruptie Wet is dan ook aan te merken als een lex specialis en staat boven de Bankwet en wordt met deze tenlastelegging door het OM misbruik gemaakt van deze wet. Immers, het doel en de strekking van deze Wet is, dat vormen van corruptie bestreden worden en in deze zaak is er geen corruptie ten laste gelegd, doch heeft het OM met een sluiproute een ten laste legging geproduceerd m.b.t. de artikelen uit de Bankwet, waar geen sanctie op is gesteld en via een omweg aldus de Anti Corruptiewet ten laste gelegd.
Het doel en de strekking en de bestanddelen die genoemd worden door deze Wet zijn echter niet in de dagvaarding ten laste gelegd. Het oogmerk is niet genoemd en het bepaalde nadeel ook niet.
Deze wijze van formulering, deze combinatie die het OM maakt in de tenlastelegging door twee afzonderlijke wetten te combineren tot een geheel en zulks vast te leggen in de ten laste legging wordt door de verdediging getypeerd als een obscuur libel en vraagt de verdediging dat het OM niet ontvankelijk verklaard wordt in haar vorderingen onder I, II, IV en V m.b.t. de Anti Corruptiewet, waarbij ten laste is gelegd in samenhang met de Bankwet. De verdediging zal in ook nader ingaan op het ten laste gestelde in de dagvaarding en wel de afzonderlijke punten.
PRESIDENT EN LEDEN VAN HET HOF, voor dat de verdediging ingaat op de door het openbaar ministerie ten laste gelegde feiten dienen wij ook te benadrukken de ondeugdelijkheden van het vonnis gedateerd 31 januari 2022.
ONDEUGDELIJKHEDEN,TEGENSTRIJDIGHEDEN EN ONJUISTHEDEN IN HET VONNIS gedateerd 31 januari 2022
DE KANTONRECHTER houdt de verdachte delen van zijn verklaring voor, afgelegd bij de RC in het kader van het GVO d.d.17 februari 2020: “Bij mijn aantreden als governor zijn er geen specifieke afspraken gemaakt met de President dan wel Minister Hoefdraad over de wijze waarop ik invulling moest geven aan mijn werk.”

DE VERDACHTE: […]
Op enig moment in november 2019 kwamen er problemen over de kasreserve.
Ik was van mening dat de kasreserve niet aan de Staat toebehoorde maar aan de Banken terwijl de minister van mening was dat ook de kasreserve aan de Staat toebehoorde.
[…]
We hebben hierover een grote meeting gehouden op de CBvS met de staf en directie.
[…]
De kasreserves zijn niet verdwenen.
Die drie miljoen wordt verrekend.
De monetaire reserve was gewoon een pot.
De overheid zegt ik heb buitenlandse betalingsverplichtingen, ik heb SRD op mijn rekening.
In mijn opinie was artikel 22 Bankwet duidelijk.
De kasreserves behoren toe aan de banken.
Deze zienswijze wordt niet door de internationale banken ondersteund.

*OPMERKING: Was dit het gegeven antwoord op de vraag? De verdediging ziet geen verband tussen vraag en antwoord.

Dat de door de kantonrechter ingebrachte verklaring betrekking heeft op invulling geven aan de beleidsruimte/-vrijheid door bestuursorganen.

De door de rechter opgevoerde verklaring over het verschil in inzichten ten aanzien van het karakter van de kasreserve, staat los van het feit dat ik bij mijn aantreden geen specifieke afspraken heb gemaakt met de president of MinFin over mijn taakvervulling.
De discussie over het karakter van de kasreserve vond plaats binnen de beleidsruimte en -vrijheid die het bestuur heeft om bestuurshandelingen te plegen.
De vervolging stelt dat de kasreserves zijn verdwenen, maar heeft op geen enkel moment aangetoond welk deel van de kas van de CBvS de kasreserve was en waaruit zou blijken dat die kasreserves verdwenen zijn.

PAGINA 12:

DE KANTONRECHTER houdt de verdachte delen van zijn verklaring voor, afgelegd bij de RC in het kader van het GVO d.d.17 februari 2020:

Orion Assurance and Advisory N.V.

DE VERDACHTE:
[…]
Orion Assurance and Advisory N.V. is betrokken bij drie van de contracten die ik gesloten heb met Clairfield.
Echter niet in die zin dat Clairfield ze als subcontractor heeft aangenomen.
De bemoeienis van Orion Assurance and Advisory N.V. is vanwege de CBvS., in die zin dat zij mij hebben bijgestaan. (…).
Naast de overeenkomsten met Clairfield heeft de CBvS ook overeenkomsten gesloten met Orion Assurance and Advisory N.V.
Het gaat in casu om 5 overeenkomsten.
Het eerste contract met Orion Assurance and Advisory N.V. heb ik gesloten omdat ik een vertrouwenspersoon nodig had.
Bij de overeenkomsten met Orion heb ik gezorgd voor voldoende waarborgen.
De Directie was ervan op de hoogte en ze waren ook de contactpersonen voor deze opdrachten.
Ze hebben ook meegetekend.
Ik wist niet dat ik voor dit soort opdrachten een aanbesteding zou moeten houden.
Er waren ook andere consultants binnen de Bank waarbij ik geen aanbesteding heb gezien.
Geen van de directieleden hebben mij hierop geattendeerd.
Ook niet de Minister.
Met de RvC heb ik ook geen overleg hierover gehad.
Dit was geen gebruik en daarnaast waren er andere urgentere zaken die besproken moesten worden.

DE KANTONRECHTER merkt op dat dit allemaal gaat om transparancy, om gelijkheidsbeginsel toe te passen. Dat de verdachte weet wat de procedures zijn bij de overheid met het houden van aanbestedingen bij het uitvoeren van opdrachten. Ondanks dat dit gebruik is geweest bij de Bank, zullen er toch richtlijnen gevolgd moeten worden. Hoe kijkt de verdachte daartegenaan. Ook de betrokkenheid van de verdachte als Governor. Het feit dat de verdachte betrokken is bij Limebridge, Orion NV, er zijn contracten gesloten met Clairfield. Ziet verdachte in dit alles niet een belangenverstrengeling, als conflict of interest?

Dat de overwegingen van de kantonrechter, over: het niet hebben nageleefd van het transparantie en gelijkheidsbeginsel, geen standhouden, omdat:

De strekking van de contractuele betrekking was een vertrouwenswerkrelatie.
Bij het werven van dergelijke specifieke personen, is het gelijkheidsbeginsel niet aan de orde.
Het gaat juist om een bijzondere relatie, waaraan inherent is dat de potentiële kandidaat a priori in een ongelijke verhouding tot anderen staat.
Het transparantie beginsel is wel aan de orde. De gevolgde wervingsprocedure dient bekend en controleerbaar te zijn.
Voor het werven van vertrouwenspersonen is een openbare aanbesteding niet de meest geëigende methode om transparantie te garanderen.
Het aantrekken van een vertrouwenspersoon is niet ongebruikelijk.
En een vertrouwenspersoon kan zijn een natuurlijke persoon of een rechtspersoon.
De verdachte duidelijk heeft aangegeven dat hij voor ‘voldoende’ waarborgen heeft gezorgd. En dat het houden van een openbare voor dergelijke opdrachten geen voorgeschreven regel en ook geen gebruik was.
De rechter zinspeelt op het ‘onvoldoende’ zijn van de waarborgen en verwijst naar algemene procedures bij de overheid.
Deze zienswijze van de rechter staat haaks op de ACW die in de Memorie van Toelichting.
De ACW stelt zelf vast dat er geen uniform toe te passen code of conducts zijn binnen de publieke sector.
Het verwijzen naar algemene richtlijnen, voor zover die bestaan, heeft geen rechtsgrond.
Op p. 37 wordt de ACC expliciet met de taak en bevoegdheid belast om binnen de publieke sector, voor de publieke functionaris, op maat gestelde codes of conducts te ontwikkelen en formuleren.
“[…] ontwikkelen en formuleren van waar mogelijk uniforme integriteitscodes voor publieke functionarissen, die ook rekening houden met de verschillen per sector en de aard van de werkprocessen.
Zo zullen integriteitscodes/codes of conduct voor verplegend personeel van een overheidsziekenhuis en personeel bij de Belastingdienst inhoudelijk verschillen.
De door de Commissie voorgestelde integriteitscodes worden na goedkeuring door het bevoegde bestuursorgaan vastgesteld, intern/extern bekendgemaakt en ingevoerd.
Tevens zijn de relevante bepalingen van de Personeelswet waar nodig van toepassing.”

Dat de overwegingen van de kantonrechter, over: ‘richtlijnen’ zijn die gevolgd moeten worden, geen standhouden, omdat:

Het onduidelijk is om welke richtlijnen de kantonrechter het heeft. Zij heeft nagelaten die richtlijnen te benoemen.
De kantonrechter heeft ook nagelaten aan te geven of de richtlijnen dwingend voorgeschreven zijn. Als niet, was de governor niet verplicht die letterlijk na te leven.
De kantonrechter stelt dat die richtlijnen gevolgd moeten worden. Maar zij heeft nagelaten om aan te geven op welke wijze die richtlijnen gevolgd moeten worden. Gaat het om specifieke voorgeschreven maatregelen? Of gaat het om instructies om willekeurige maatregelen te treffen met wel een bepaald doel?
Evenmin is door de kantonrechter aangegeven wat die richtlijnen waarnaar zij verwijst exact beogen.
In haar overwegingen is niet te halen of en hoe de kantonrechter heeft getoetst of de door de govenor toegepaste waarborgen hetzelfde beogen als die richtlijnen.
De kantonrechter heeft ook nagelaten aan te geven waaruit blijkt dat de door verdachte getroffen maatregelen niet voldoen aan de richtlijnen waarnaar zij verwijst.
Richtlijnen geven geen garantie op een bepaalde uitkomst, dus de toegepaste maatregelen mogen niet getoetst worden op de eventuele uitkomst.
De kantonrechter heeft ook nagelaten om aan te geven in haar overweging in hoeverre de door haar ‘vereiste’ openbare aanbesteding zou leiden tot een andere uitkomst dan de door de governor toegepaste maatregelen.
De kantonrechter spreekt in het kader van het tegengaan van belangenverstrengeling over bestaande algemene richtlijnen, een overweging die haaks staat op hetgeen artikel 13 lid 2 ACW aangeeft.

Dat de gestelde retorische vraag aan de verdachte door de kantonrechter in haar overweging, “Ziet verdachte in dit alles niet een belangenverstrengeling, als conflict of interest?”, reeds vaststelt dat er sprake is van belangenverstrengeling, als in de zin van conflict of interest. Dat deze in de vraag gekapselde vaststelling geen stand kan houden, omdat:

De rechter reeds in dit vroege stadium van het onderzoek vaststelt dat er sprake is van belangenverstrengeling en daarmee prejudicieert.
De vraagstelling geen openkarakter heeft, maar een bevooroordeelde gesloten en zeer gestuurde vraagstelling is.
De vaststelling van de rechter niet ondersteund wordt door Art. 13 lid 2 ACW dat aangeeft dat:
Bij het aangaan van overeenkomsten ten behoeve of ten laste van de Staat of een staatsinstelling en bij het verlenen van enig recht,
neemt de bevoegde publieke functionaris de vereiste maatregelen om belangenconflicten tijdens de procedure te voorkomen
en een transparante procedure en gelijke behandeling van partijen te waarborgen.
Onder belangenconflict als bedoeld in dit lid wordt verstaan, het geval dat de bevoegde publieke functionaris, direct of indirect, financiële, economische of andere persoonlijke belangen heeft bij de procedure of de uitkomst daarvan,
die geacht kunnen worden in strijd te zijn met zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid.
De publieke functionaris neemt hierbij in acht de door het bevoegde gezag vastgestelde, openbaar bekendgemaakte en voor hem geldende integriteitscode als bedoeld in artikel 4 lid 1 onder e.”
De vaststelling van de rechter wordt ook niet ondersteund door art. 13 lid 3 ACW dat aangeeft dat:
Wanneer tussen de bevoegde publieke functionaris en degene aan wie enig recht is verleend of met wie een overeenkomst is aangegaan een duidelijke familierelatie bestaat,
wordt, door de publieke functionaris een door hem getekende verklaring van geen belangenverstrengeling toegevoegd aan het besluit of de overeenkomst,
inzake de onafhankelijkheid en objectiviteit van de besluitvorming en de afwezigheid van enig (schijn van) bevoordeling.
De standaardverklaring van geen belangenverstrengeling wordt vastgesteld bij staats besluit.”
In tegenstelling tot de vaststelling van de kantonrechter geven de leden 2 en 3 van art 13 ACW expliciet aan dat het simpele feit van een persoonlijke of familiare relatie hebben met een contractant, zoals het geval is met verdachte, geen beletsel vormt voor het aangaan van een contractuele relatie.
In tegenstelling tot wat de kantonrechter vaststelt, vraagt de ACW van de publieke functionaris dat die:
De in de (nog op te stellen en af te kondigen integriteitscode) vereiste maatregelen om belangenconflicten tijdens de procedure te voorkomen en een transparante procedure en gelijke behandeling van partijen te waarborgen naleeft.
De (nog op te stellen en af te kondigen verklaring van geen belangenverstrengeling) hecht aan het contract.
De kantonrechter voorbijgaat aan de omstandigheid dat de betreffende ‘integriteitscode’ en de ‘verklaring van geen belangenverstrengeling’ nog niet bestaan. Deze omstandigheid mag niet in het nadeel van de Governor vertaald worden worden.
De Governor heeft onder de gegeven omstandigheden naar zijn oordeel de nodige maatregelen getroffen gericht op het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling.
Die zorgvuldigheid en inspanning van de Governor is het enige wat bewezenverklaard kan en mag worden.
Al het andere is suggestief en ondermijnd de rechtszekerheid.

*OPMERKING: de concrete antwoorden en context ontbreken. Het komt voor alsof een aantal verklaringen van de verdachte over uiteenlopende onderwerpen op een hoop zijn gegooid. Hier is het een onsamenhangend geheel van verklaringen. Het risico is dat er onjuiste interpretaties aan de verklaringen worden gegeven.

T.A.V. de ten laste gelegde feiten I, IVA, VA
EDELACHTBAREN, Op pagina 47, 48, 49 van het requisitoir wordt een beroep gedaan op de bank wet en verwezen naar de bankwet zijnde artikel 18 lid 1 en 4, artikel 16 lid 3 en artikel 21.
Maar Geachte President en leden van het Hof de vraag die hier gesteld moet worden indien de Bankwet in elke bepaling zoals ten laste gelegd een strafbepaling heeft opgenomen. Ten bewijze dat de vervolging de plank volkomen misslaat het volgende de verdediging brengt onder Uw aandacht dat aan de verdachte artikel 35 a en 21 van de Bankwet NIET ten laste is gelegd. Dat een verbod niet het zelfde is als een verplichting zoals hier eerder betoogd vloeit zelfs uit de bankwet voor.
In artikel 21 lid 1 heeft de wetgever de verplichting als bepaling opgenomen en in artikel 21, lid 4 het verbod. In art.35 a van de Bankwet heeft de wetgever zowel schending van de verplichting alsook schending van het verbod strafbaar gesteld. HIERBIJ DIENT DE VERDEDIGING DUIDELIJK TE STELLEN DAT ARTIKEL 21 NIMMER IS OVERTREDEN EN WORDT BEVESTIGD DOOR HET JAARVERSLAG 2019 VAN DE CENTRALE BANK, GECONTROLEERD DOOR EEN ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT, GEAUTORISEERD DOOR DE RAAD VAN COMMISSARISSEN EN DE GOVERNOR EN GEPUBLICEERD OP 1 JUNI 2022. OP PAGINA 79 STAAT DUIDELIJK VERMELD WELKE DE TRANSACTIES ZIJN DIE IN 2019 OP BASIS VAN ARTIKEL 21 ZIJN UITGEVOERD. HET JAARVERSLAG VAN de centrale bank zelf bevestigd dat artikel 21 NIMMER IS OVERTREDEN. OOK DE WEEKBALANSEN VAN DE CENTRALE BANK MAKEN DIT ZEER DUIDELIJK EN TONEN AAN DAT HIER IN GEEN GEVAL SPRAKE IS VAN MONETAIRE FINANCIERING IN HET KADER VAN ARTIKEL 21. DAT HET OPENBAAR MINISTERIE HIERBIJ VOLLEDIG DE PLANK MIS SLAAT WORDT OOK DOOR DE CENTRALE BANK BEVESTIGD DOOR EEN UITGEGEVEN COMMUNIQUE GEDATEERD 28 SEPTEMBER 2022 te vinden op de website van de Centrale Bank van Suriname.
Volledigheidshalve doet de verdediging HET HOF TOEKOMEN DE PRODUCTIES DIE DIT AANTONEN.
Uit het voorgaande blijkt overduidelijk dat de wetgever ernst was om niet elk verbod onder een strafrechtelijke consequentie te plaatsen en is dien ten gevolge de noodzaak ontstaan het verbod in artikel 16 lid 3 en 18 lid 1 en 4 aan een nadere beschouwing te onderwerpen.
Het verbod in art 16 en 18 van de Bankwet is slechts ter beperking van de bevoegdheden van de Bank ; het leidt niet tot strafrechtelijke consequenties; de strafrechtelijke norm ontbreekt.
Uit het bovenstaande waarbij met behulp van de Nederlandse rechtspraak en literatuur is aangetoond dat met wettelijke voorschrift niets anders kan worden bedoeld dan uitdrukkelijke voorschriften die een specifieke taak ,verplichting of bevoegdheid toekennen en is het dan ook meer dan evident geworden dat de stelling van de vervolging, zijnde de geldende tekst van de Bankwet S.B. 1956 S.B. 2010 no 173 als wettelijke voorschrift moet worden aangemerkt schipbreuk leidt, althans door U,E.A kan worden mee genomen, zulks nu de Bankwet op zich niet als een voorschrift kan worden aangemerkt
Eveneens is uit de systematiek van de Bankwet zelf te halen dat de verbods bepalingen van artikel 16 lid 3 en artikel 18 lid 1 en 4 van de Bankwet geen strafrechtelijke consequentie dragen en kunnen de in deze artt opgenomen verbods bepalingen dan ook slechts worden aangemerkt als bepalingen ter begrenzing van de algemene bevoegdheid aan de Bank lees deze verdachte.
Dat het in deze om bevoegdheid begrenzende bepalingen gaat blijkt eveneens uit het feit dat de bepalingen geen norm beschermende bepalingen bevatten, althans geen norm bevatten waaraan enige strafrechtelijke consequentie verbonden is ,zoals dat wel het geval is in artikel 21 waarbij de verplichting en het verbod in art.35 a strafrechtelijk beschermd zijn en de gedraging zijnde de overschrijding strafwaardig gesteld is. De verdediging is dan ook de mening toegedaan, dat de strafrechtelijke vervolging enkel en alleen mogelijk op grond van schending van een norm dat strafrechtelijk beschermd is, dan wel waaraan strafrechtelijke consequenties in het vooruitzicht zijn gesteld ,welke norm niet terug te vinden is in de artt 16 en 18 van de Bankwet. De verdediging gaat U ,E.A dan ook vragen vast te stellen dat de artikelen 16 en 18 geen strafrechtelijke vervolgings mogelijkheid bieden, daar de norm ontbreekt welke strafrechtelijk beschermd, dan wel strafrechtelijke consequenties verbindt ontbreekt in de eerder genoemd artikelen. De redenering van de vervolging op pagina 5 dat de Bankwet die ruimte bied en het als wettelijk voorschrift kan worden beschouwd leidt dan ook schipbreuk.
Ten aanzien van artikel 16, artikel 18 en artikel 21 van de Bankwet zegt de vervolgings ambtenaar dat er sprake is van grove onregelmatigheden en zet deze redenering op pagina zes van haar requisitoor voort. Het ontgaat de vervolgings ambtenaar dat artikel 16 en artikel 18 op zich zelf geen strafrechtelijke consequenties verbind.
Geachte President en leden van het Hof Uw Wetboek van strafvordering gebied U, dat U bij Uw beraadslagingen U zich strikt houd aan de limitatief in de wet genoemde bewijs middelen en daar en boven dat door U de grondslag van de ten laste legging niet wordt verlaten.
Blijkens de ten laste legging onder I, IV EN V wordt het volgende verweten aan DE HEER VAN TRIKT namelijk het plegen van c.q. handelen in strijd met :
verboden handelingen en/of besluiten;
opzettelijk financieel nadeel voor de Staat/instelling; in strijd handelen met geldende voorwaarden of wettelijke voorschriften of procedures;
om voor zichzelf of ten behoeve van een andere te weten Buysse en/of Trikt en of Clairfield en/of Orion Assurance and Advisory NV en/ of Orion Capital Investment NV en/of ten behoeve van het Ministerie van Financiën enig onrechtmatig voordeel te verkrijgen;
Geen noodzaak voor de C.B.v.S. om deze o.v.k. aan te gaan;
Geen noodzakelijke en/of gegronde reden om de C.B.v.S. te verbinden;
Het niet valt in de taakstelling van de C.B.v.S.;
Geen openbare aanbesteding gehouden door Trikt;
Geen advies ingewonnen door Van Trikt; Trikt de Beginselen goed bestuur heeft overtreden;
Non refundable fees;
Overtreding art 16 lid 3 Bankwet (quasi fiscale handelingen);
Overtreding art 18 LID 1 Blanco voorschotten door koop van Panden en Royalty vorderingsrechten IAMGOLD.

En in de verfeitelijking van de dagvaarding zou Van Trikt dat hebben gedaan, door overleg gevoerd te hebben en/of goedkeuring te hebben gegeven aan voorbereidingen tot het aangaan van de overeenkomsten, waarna Van Trikt die o.v.k. zou hebben gesloten als genoemd in de dagvaarding onder I.
De vervolging werpt als grondslag voor het verwijt onder I van de ten laste legging artikel 13, lid 1a van de Anti Corruptie wet op, zulks samen te lezen met artikel 16, lid 3 van de Bankwet.
De door de vervolging opgeworpen grondslag, zijnde artikel 13, lid 1a van de Anti Corruptie wet noopt de verdediging de bepalingen van deze wet aan een nadere beschouwen te onderwerpen, dan wel zodanig te ontleden ten einde de toepasselijkheid van deze wet te toetsen.
Alvorens op de bepalingen van de Anti Corruptie wet in gaan en met name artikel 13, lid 1a is het van belang vast te stellen dat de kern van een strafbaar feit veelal gevormd door een bepaalde gedraging. Het is dan ook evident dat een rechtssubject iets moet hebben gedaan en impliceert deze vaststelling tevens dat de gedraging in de gemiddelde delictsomschrijving een belangrijke plaats inneemt.
Schrijvers als Mr. J. De Hulu stellen dan ook in navolging van het voorgaande dat het “als zeer gevaarlijk” moet worden beschouwd om over strafrechtelijke relevante gedragingen en het daderschap in het algemeen te spreken. Mr. J. De Hulu stelt daarbij het volgende: “het gaat bij strafbare feiten eigenlijk steeds om een bijzondere gedraging in een bijzonder delict en het is maar de vraag in hoeverre al die bijzondere gedragingen gemeenschappelijke kenmerken bezitten”.
Mr. J. De Hulu stelt verder dan ook verder in zijn verhandelingen dat “de delictsgedraging sterk wordt ingekleurd door de overige bestanddelen van het delict en ook dat benadrukt het delict gebonden karakter van de strafrechtelijke gedraging. Bovendien is het vaak moeilijk om over de gedraging te spreken, omdat de strafrechtelijke relevante gedraging haar betekenis ontleent aan de context waarin zij wordt verricht.
Dat dit uitgangspunt van Mr. J. De Hulu van eminent belang is, blijkt uit artikel 13 van de Anti Corruptie wet. Art 13 lid 1 a van de Anti Corruptiewet stelt namelijk strafbaar het handelen in strijd met de ter zake geldende wettelijke voorschriften, voorwaarden of procedures. (vide pagina 18 van deze wet; Pagina 44 en 45 van de wet bevat de memorie van Toelichting op dit artikel en de MvT geeft een uitleg, althans geeft weer wat verstaan moet worden onder de door de wetgever gehanteerde terminologie).
Het uitgangspunt van Mr. J. De Hulu hanterend voort ons naar de Memorie Van Toelichting op de bepalingen van Anti Corruptie wet:
De M.v.T. geeft aan, dat artikel 13 lid 1 a betreft handelingen door een publieke functionaris verricht of besluiten door een publieke functionaris genomen die in strijd zijn met de voor die besluitvorming vastgestelde voorschriften, voorwaarden of procedures.
Wat in de Anti Corruptie Wet onder de term “ wettelijke voorschrift” verstaan moet worden is niet verder gedefinieerd. Maar uit de MvT begrijpen we, waar het om moet gaan. Immers, als art 13 lid 1a verder lezend, wordt het duidelijker waar deze wet op doelt, namelijk als bijvoorbeeld Het Decreet Domeingrond een bepaalde procedure voorschrijft bij uitgifte van gronden en je volgt dat niet op als publieke functionaris, dan ben je strafbaar op grond van de Anti Corruptiewet, als eveneens aan de verdere voorwaarden is voldaan.
De verdere voorwaarden zijn verder in de MvT genoemd namelijk: pag 46 MvT, waarbij er sprake moet zijn van een aangetoond, zodanig oogmerk. Het handelen moet dus gericht zijn op de corruptie. En uit deze wet lezen we ook, dat er aangetoond moet worden, dat er aan de publieke functionaris een gift, belofte of dienst moet zijn bewezen, wil deze wet van toepassing verklaard worden op de desbetreffende functionaris.

TEZAMEN EN IN VERENIGING
De verdediging zal het begrip “tezamen en in vereniging” bespreken en bespreekt zulks in het kader van al ten laste gelegde feiten.(I, II, III, IV EN V)
Blijkens het strafrecht valt onder “tezamen en in vereniging” c.q. Medeplegen het navolgende:
Medeplegen veronderstelt een nauwe en bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering.
Bewuste samenwerking houdt in, dat de medeplegers willens en wetens, dus met opzet, samenwerken tot het verrichten van de opzettelijke handeling, alsook impliceert bewuste samenwerking op een ongedwongen en vrijwillige keuze tot samenwerken.
Aldus dient door het OM bewezen te worden de opzet tot samenwerking en dient m.b.t. de Anti Corruptiewet het oogmerk tot het overtreden van de Anti Corruptiewet aangetoond te worden. Dubbel opzet aldus. In casu heeft het Openbaar Ministerie met het simpel ontzien dat de kennelijk samenwerking enkel en alleen voorvloeit uit de wet en het huidig staatsbestel, waarbij de monetaire autoriteiten verplicht zijn te overleggen ten einde de monetaire stabiliteit gezond te houden.
Uit de verklaringen en de daarbij verkregen onderzoeksresultaten moet duidelijk een handelen blijken, welke gericht is op een samenwerking en dient uit het onderzoek eveneens te blijken dat elk van samenwerkende een bepaald oogmerk hebben gehad. De bewijslevering dient per deelnemer dan ook betrekking te hebben op de afzonderlijke strafbare relevante handelingen.
Noch uit het voltallig dossier dat naar schatting uit 7.500 pagina’s bestaat, noch uit de door het Openbaar Ministerie uitgezonderd deel, dat kennelijk uit minder dan 40 pagina’s bestaat, blijkt van de door de wetgever bedoelde nauwe en bewuste samenwerking, doch is slechts komen vaststaan dat elk van de verdachten vanwege hun functie, dan wel hoedanigheid met elkaar overleg diende te plegen en elk van de verdachten vol overtuiging hebben verklaard dat de door hun genomen besluiten uit de aan hen toegekende bevoegdheid voortvloeien, althans elk van hen ontkent enige strafbare handeling te hebben gepleegd en wij weten dat het onderzoek in de zaken van de medeverdachten nog gaande is op de zittingen .
Voorts vloeit uit de literatuur en de literatuur voort, dat medeplegers slechts gestraft kunnen worden voor elkanders handelingen, indien zulks binnen hun gezamenlijk opzet kan worden gebracht. Als een van hen verder gaat, dan waar het opzet op is gericht, kan dat verwijt niet aan de ander gemaakt worden.
De heer Van Trikt ontkent enige strafbare handeling tezamen en in vereniging gepleegd te hebben en ontkent ook enige strafbare handeling gepleegd te hebben.
Ondanks deze onbegrijpelijke omslag is het Openbaar Ministerie de mening toegedaan dat het bewijs dient voort te vloeien uit de in het requisitoir genoemde processtukken, welke processtukken wij in samenhang en onderling verband met het ten laste gelegde onder romeinse cijfer I, IV EN V zullen moeten beoordelen en tot de conclusie dienen te komen dat de door het Openbaar Ministerie genoemde en aangedragen processtukken nimmer tot het bewijs van het ten laste gelegde kunnen dienen, althans zal Uw Hof bij de bewijswaardering tot conclusie komen dat geen van de door het Openbaar Ministerie genoemde processtukken de kracht van bewijs herbergen om hetgeen onder romeinse cijfer I, IV EN V ten laste is gelegd wettig en overtuigen te kwalificeren.
Deze door de verdediging getrokken conclusie staat niet op zichzelf is dan ook terug te vinden in de door het Openbaar Ministerie genoemde en aangedragen bewijsmiddelen.
Het OM noemt als bewijsmiddelen in de dagvaarding onder punt I, IV EN V :
De getuigenverklaringenverklaringen van: NIJMAN; GERSIE; PANKA, Akhtar, Patterson, Sankatsingh, Lin Tsung (vide de punten 10, 12 tot en met 17 uit het requisitoir), zoals die bij de verbalisanten zijn afgelegd.
De getuigen verklaringen van HOEFDRAAD; ORIE; Soeknandan; Soehawan, KIRPALANI, Sheorajpanday.(vide requisitoir punten 5, 6, 7, 8, 9 en 11), zoals die tijdens het G.V.O. ten overstaan van de Rechter Commissaris zijn afgelegd.
Verder noemt het Openbaar Ministerie als schriftelijk bewijs m.b.t. het onder I, IV EN V van dagvaarding ten laste gelegde de brieven, missives van de Raad van Ministers, overeenkomsten en mails inzake waardebepalingen bezittingen en verkoop van onroerende goederen en royalty vorderingsrechten van IAMGOLD (punt 18).
Deze door het Openbaar Ministerie geïdentificeerde processtukken, welke volgens het Openbaar Ministerie als bewijs dienen te fungeren doen ons bij het in onderling verband bekijken resumerend het volgende stellen:
De verdediging stelt voorts en zal Uw Hof bewijzen, dat er aldus ook geen strafbaar feit is gepleegd, zoals vastgelegd in dagvaarding onder I, IV EN V en wordt aldus de vrijspraak gevorderd voor hetgeen onder I, IV EN V ten laste is gelegd.
GEEN REGLEMENT als genoemd in art 23 Bankwet
In de Bankwet en wel Art 9 punt f van de Bankwet is bepaald, dat de Bank tot taak heeft het bevorderen van een evenwichtige sociaaleconomische ontwikkeling van Suriname.
Art. 23 Bankwet bepaald dat de Governor de Bank in en buiten rechte vertegenwoordigd. Hij is belast met het bestuur van de Bank in de ruimste zin van het woord ,met het beheer van de eigendommen van de bank en is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking over die eigendommen, voor zover deze bevoegdheid in deze Wet niet beperkt is.
Art 23 lid 2 Bankwet geeft aan, dat de orde en de wijze van uitoefening van de werkzaamheden van de Governor (Van Trikt) worden neergelegd in een reglement, vast te stellen door de gemeenschappelijke vergadering van de president en van de RVC.
Resumerend: de Bank wordt vertegenwoordigd door de heer Van Trikt en die is belast met de taak ter ontwikkeling van een sociaaleconomische ontwikkeling van Suriname en moet hij, volgens de Bankwet zich daarbij laten leiden door een Reglement.
Noot: Het reglement zou dan het “wettelijk voorschrift” moeten zijn zoals genoemd wordt in de Anti Corruptiewet.
En dienen we, aldus, voor hetgeen ten laste is gelegd in punt I dagvaarding ons eerst afvragen of er een reglement is c.q. een wettelijk voorschrift en/of een (wettelijke) procedure bij de C.B.v.S. , die Van Trikt in acht had moeten nemen bij het aangaan van de overeenkomsten.
Bij het bespreken van de verklaringen van Van Trikt en het dien overeenkomstig zoeken naar de relevante bewijzen zulks is het van eminent belang de vraag te stellen als bij de bedrijfsvoering van C.B.v.S. bij het aangaan van overeenkomsten door de C.B.v.S. er een reglement is, als bedoeld in art 23 lid 2 van de Bankwet, welk reglement dan de toetsingsgrondslag vormt bij het beoordelen als de geldende voorwaarden en of wettelijke voorschriften in acht zijn genomen of als de bij reglement voorgeschreven procedures in acht genomen zijn door de Governor bij het aangaan van overeenkomsten.
Dat er bij de C.B.v.S. geen reglement is, althans geen wettelijke procedure, dan wel geen wettelijke voorschriften van kracht zijn die in acht genomen moesten worden bij het aangaan van enige overeenkomst, blijkt uit de verschillende getuigenverklaringen van personen die betrokken zijn bij de bank en wel in leidinggevende functies.
De verdediging bespreekt in dit kader eerst de verklaring van Van Trikt:
In zijn politieverklaring dd. 6 februari 2020 verklaard Van Trikt dat er binnen de Bank geen procedures zijn die in acht genomen dienen te worden bij het aangaan van overeenkomsten. Aldus blijkt dat er geen reglement is, eveneens zijn er geen vastgelegde en of vastgestelde procedures en geen geldende voorwaarden. Het beleid is als het ware des Governor. Daarbij dien de verdediging duidelijk te benadrukken dat door de Centrale BANK van Suriname in 2019 een STRATEGISCH BELEIDSPLAN is opgemaakt en deze is GOEDGEKEURD DOOR DE RAAD VAN COMMISSARISSEN. De uitvoering van het BELEID zijn de projecten zoals ook opgenomen in de STRATEGISCHE PRIORITEITEN en INTERNATIONALE PRESENTATIES EN INTERNATIONALE SPEECHES AAN DE ORGANISATION OF ISLAMIC COUNTRIES (OIC) EN IMF. HET IS DUS GEEN ENKEL GEHEIM DAT UITVOERING WORDT GEGEVEN AAN DEZE PROJECTEN DIE NOTA BENE WORDEN BEVESTIGD IN HET SCHRIJVEN VAN DE MINISTER VAN FINANCIEN, CC DE VICE PRESIDENT ALSMEDE DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME.
IMMERS IK HOU U VOOR DE AANWEZIGHEID VAN DE MISSIVES VAN DE RAAD VAN MINISTERS GEDATEERD 13 OKTOBER 2019 EN 15 NOVEMBER 2019, DE RESOLUTIE VAN DE PRESIDENT KRACHTENS ARTIKEL 6 VAN DE GRONDWET GEDATEERD 3 DECEMBER 2019 EN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE CENTRALE BANK EN DE STAAT GEDATEERD 1NOVEMBER 2019. HET IS VAN BELANG TE VERMELDEN DAT DEZE OVEREENKOMST NOG STEEDS ALS ZEKERHEID IS OPGENOMEN IN HET JAARVERSLAG 2019 TOT OP HEDEN TER DEKKING VAN DE SCHULDEN VAN DE STAAT AAN DE CENTRALE BANK. OOK DIT ONTKRACHT DE STELLING VAN HET OPENBAAR MINISTERIE DAT HIER SPRAKE IS VAN EEN BLANCO KREDIET.
Naast de verklaring van Van Trikt, m.b.t. het reglement heeft de verdediging verklaringen van personen die binnen de Bank een sleutelpositie bekleden die bevestigen, dat er binnen de bank geen procedures zijn, geen geldende voorwaarden, geen wettelijke voorschriften of procedures die in acht genomen moesten worden door de Governor.
De verdediging noemt U ter ondersteuning van de verklaring van Van Trikt de verklaringen, zoals die voortspruiten uit het Politioneel onderzoek:
-ORIE dd. 4 februari 2020 bij AVP Thakoer en Soekhoe.
Het verhoor bestaat uit 57 pagina’s en ik noem pagina 3:
Orie verklaart: “In principe zijn de werkzaamheden in de Bankwet opgenomen doch de operationele zijde van de rechten en plichten van de President/Governor is niet concreet in de Bankwet opgenomen”.
De onlangs aangenomen Corperate Governor Code is er een reglement voor de Govenor en de directeuren (pag. 4) maar de code is nog niet operationeel.
Kortom, er is geen reglement bij de C.B.v.S. , waarin procedures zijn vastgelegd die in acht genomen moeten worden bij de Bank.
Pag 7: vraag verbalisant: zijn er vastgestelde procedures om overeenkomsten aan te gaan met bedrijven of personen?
Orie verklaart: Wij hebben een werkwijze dat elke o.v.k. door juridische zaken wordt getoetst .
De verdediging merkt op, dat een werkwijze geen wettelijke procedure is en dat het ook geen wettelijk voorschrift is.
In zijn verhoor dd. 8 maart 2020 gaat Orie verder in op deze vraag:
Pv 8 maart pagina 2: De Code is eind 2019 ondertekend. De operationalisering zou pas in 2020 plaatsvinden.
Panka dd. 21 februari : Op de vraag of er vastgestelde procedures zijn om overeenkomsten aan te gaan met bedrijven en personen ?
Antwoord Panka: Het is verschillend, de wijze waarop er gehandeld wordt is verschillend.
Zij kan niet bevestigen of de juiste procedure is gevolgd.
SOEHAWAN dd. 21 februari :
Pag. 3 De vraag: is er een reglement als genoemd in de Bankwet verklaart Soehawan ontkennend.
Hij noemt andere reglementen die geen betrekking hebben op de taken en bevoegdheden van de Directeur.
Pag 4: Zijn er vastgestelde procedures om overeenkomsten aan te gaan met bedrijven of personen?
Pag. 5 is het antwoord van Soehawan “NEEN”
De verdediging stelt naar aanleiding van deze verklaringen van de gehoorde getuigen in het onderzoek, dat er aldus geen reglement is, als bedoeld in art 23 van de Bankwet, er geen geldende voorwaarden zijn, geen wettelijke voorschriften zijn en ook geen procedures zijn bij de C.B.v.S., waarin gesteld of bepaald is op welke wijze, onder welke voorwaarden de Bank de overeenkomsten met bedrijven of personen dient aan te gaan.
Nu zulks er niet is, is het ten laste gelegde in de dagvaarding onder punt I aldus niet bewezen en kan dat verwijt niet gemaakt worden aan verdachte VAN TRIKT dat er gehandeld is in strijd met geldende voorwaarden of wettelijke voorschriften of procedures en is aldus het gestelde onbewezen.
Nu deze genoemde regelgeving er niet is, is het duidelijk dat het gestelde in de dagvaarding I, dat er gehandeld is zonder juridisch advies in te winnen, zonder dat er een openbare aanbesteding is gehouden, etc. dat zulks geen verkeerde handeling oplevert .
De Governor vertegenwoordigd de Bank en is het aangaan van de overeenkomsten aldus zijn verantwoordelijkheid.
NON REFUNDBLE FEES en RAPPORT KROLL
Het OM noemt het aspect van de “non refundable fees” als te zijn een overeenkomst die gesloten is met “ financieel nadelige voorwaarden, bedragen die oneigenlijk/onredelijk grote bedragen zijn”
Allereerst moeten we uit het dossier halen, welk wettig vergelijkend materiaal het OM heeft aangedragen, om vast te stellen dat er sprake is van “ financieel nadelige voorwaarden, bedragen die oneigenlijk/onredelijk grote bedragen”
Immers, je kan als OM niet op basis van je eigen inzichten bepalen dat je bedragen te hoog vindt, dat je voorwaarden nadelig vindt en dat ook baseren op meningen van derden, die ook nog achteraf bezien verschillend denken, doch wel de overeenkomsten hebben bekrachtigd.
De onderzoeksresultaten hebben vastgesteld, dat de heer SOEKNANDAN en ORIE op z’n minst twee van de overeenkomsten ook hebben medegetekend, doch U ziet hen hier niet gedagvaard.
Als deze personen thans stellen, evenwel achteraf, dat ze bedragen te hoog vinden, dan rijst de vraag waarom zij dan de overeenkomsten mede hebben getekend?
Vaststaat, dat in het strafrecht meningen van personen, omtrent de hoogte van de genoemde bedragen en voorwaarden geen wettig en overtuigend bewijs opleveren.
De verklaringen die het OM aanhaalt van de personen genoemd in punt 2 tot en met 17 van het requisitoir leveren geen bewijs voor enig strafbaar handelen en leveren totaal geen wettig en overtuigend bewijs op, doch zijn slechts meningen van derden m.b.t. de hoogte van bedragen.
De verdediging ontkent niet dat elk één een mening mag hebben. Doch stelt de verdediging met de nodige nadruk dat een mening niet het wettig en overtuigend bewijs oplevert, hetgeen wel door het strafrecht van ons vereist, als actoren in de rechtspleging.
De verdediging is dan ook heilig van overtuigd dat indien en voor zover het Openbaar Ministerie menens was een objectief onderzoek te plegen zij, het Openbaar Ministerie dus, in navolging van de Anti Corruptie Wet eerst had moeten vaststellen dat overeenkomsten een nadeel behelsden, daarna hoe groot dat nadeel was en wie van dat nadeel geprofiteerd had, althans enig voordeel aan had overgehouden.
Het Openbaar Ministerie vordert slechts NA IN VERZEKERINGSSTELLING een deskundige analyse over de juistheid van de overeenkomsten, de bedragen die daarbij zijn overeengekomen, doch getroost zich niet die inspanning om de analyse af te wachten en start de vervolging zonder enige vaststelling van welk nadeel dan ook en neemt daarbij het aanmerkelijk risico reputatie schade, welke vermoedens met zich meebrengen, te berokkenen en slaat het Openbaar Ministerie de waarschuwing die de Anti Corruptiewet noemt, om de publieke ambtenaar die bescherming te bieden, door eerst de bestanddelen van de delictsomschrijving vast te stellen, alvorens tot vervolging over te gaan volledig in de wind.
Elk vorm van vergelijkend materiaal ontbrak, dan wel is niet terug te vinden in het aan Uw Hof gepresenteerd dossier met als gevolg dat het door het Openbaar Ministerie zelf gevorderde deskundige analyse vaststelt dat van buitensporigheid, welke een nadeel zou kunnen behelzen geen sprake is, dan wel heeft het door het Openbaar Ministerie ingehuurd deskundig bureau doen optekenen dat non refundable fees gangbaar zijn in America en Europa. Clairfield is een Belgisch bedrijf. Het door de verdediging bedoeld rapport van het door het Openbaar Ministerie ingehuurd deskundigen bureau is in het kader van het G.V.O. opgevraagd, is het bedoeld rapport laatstelijk door het Openbaar Ministerie vrijgegeven.
In het dossier geeft elk zijn mening over de hoogte van de bedragen die partijen overeen zijn gekomen, doch het contractenrecht is vrij m.b.t. de hoogte die partijen zijn overeengekomen. Tevens dienen wij de verdediging te benadrukken dat hetgeen onder punt 18 HET SCHRIFTELIJK bewijs punt 9 RAPPORT KROLL ingaat op de DOELMATIGHEID VAN LOPENDE PROJECTEN EN DE TEGENPRESTATIE TOT DAN GELEVERD TEN OPZICHTE VAN HET EERSTE VOORSCHOT WAT BIJ HET TEKENEN VAN HET CONTRACT IS BETAALD. EDELACHTBAREN DIT IS WEDEROM EEN GROVE MISSER VAN HET OPENBAAR MINISTERIE GEZIEN DIT VALT ONDER HET CIVIEL RECHT EN NIET TOT HET STRAFRECHT. DAARNAAST HEBBEN WE REEDS VAKER BENADRUKT DAT DOELMATIGHEID EN NOODZAKELIJK VAN BELEIDSKEUZES ABSOLUUT NIET OP HET GEBIED LIGT VAN HET OPENBAAR MINISTERIE NOG DAT DEZE EEN STRAFBAAR FEIT OPLEVEREN.
Op 3 maart 2020 ontving de verdediging een schrijven van het OM waarin werd verwezen naar een rapport dat in het kader van het GVO was aangevraagd en dat dus op 11 februari 2021 door het OM is ontvangen. Uit de gestelde tijdlijn blijkt dat het onderhavig onderzoek ter terechtzitting reeds was aangevangen.
De verdediging heeft op 5 maart 2021 een exemplaar van het rapport gehad en verwijst naar dit rapport en in het bijzonder de Management Samevatting. Analyse van dit rapport bewijst, onder punt 2.3 van de samenvatting, dat vooruitbetalingen niet ongebruikelijk zijn in de financiële adviesindustrie. Zij dienen ter beperking van het risico.
Het rapport geeft een uitleg, waarom er gekozen wordt voor dit soort opdrachten.
Punt 2.4 geeft aan, prodigy 1 mbt overeengekomen omvang en vergoedingen de totaal overeengekomen vergoedingen van 2.5 miljoen euro liggen binnen een reeks van redelijke vergoedingen voor een project van vergelijkbare omvang.

Het rapport noemt, dat Clairfield een klein deel van de totale omvang van het werk heeft uitgevoerd; er zijn 15 tal rapporten van goede kwaliteit geleverd en dat zou het startpunt zijn.
Ook prodigy 2 ligt binnen een redelijke reeks van vergoedingen. Hetzelfde geldt voor prodigy 3.
Onder punt 2.4.4 vermeldt het rapport ook wel, (2e alinea) dat een totale vergoeding van euro 620 k voor het Lagarde 1 billijkheid adviesproject binnen een redelijke reeks kan liggen, echter heeft het rapport enige reserves op dit punt inzake de rekenmethodiek van een Fairness opinion.
Doch dat is ene beoordeling, die op zichzelf staat, want het rapport vermeldt immers aan het eind van pagina 7, dat zij niet over kennis en info beschikken over hetgeen dat uitgevoerd is.
Prodigy 5 heeft zijn twijfels voor de deskundige doch aangezien er geen adequate info is stelt het rapport geen duidelijk advies hierover.
Op pagina 5 van de samenvatting stelt het rapport, dat Clairfield heeft aangegeven, dat ongeacht de woorden in de overeenkomsten als “non refundable fee” haar vergoedingen slechts bepaald zijn door de uren die er daadwerkelijk zijn besteedt bij eventuele vroegtijdige beëindiging van het contract.
Aldus is met dit rapport het bewijs geleverd, dat er geen sprake is van overeenkomsten die nadelige voorwaarden bevatten, er aldus opzettelijk geen financieel nadeel is toegebracht aan enige staatsinstelling cq de Staat en dat er aldus geen nadeel is voor de C.B.v.S.
Het ten laste gelegde in punt I is, behalve het feit dat er geen reglement is als bedoeld in de Bankwet, er ook met dit rapport van Kroll is bewezen dat er geen nadelige contracten zijn gesloten en dat de overeengekomen bedragen dus niet exorbitant hoog zijn doch dat het redelijke bedragen zijn.
Edelachtbaren, het OM moet u het wettig en overtuigend bewijs bieden , m.b.t. datgene dat ten laste is gelegd. Nu er geen reglement blijkt te zijn zoals art 23 bankwet dat noemt, nu de non refundable fee geen vreemd begrip is in de bancaire en zakelijke wereld, nu er geen werkwijze is binnen de Bank, waarin er vastgelegd is, wettelijk, welke procedure er gevolgd moet worden als de Governor een o.v.k. wil aangaan, kan er niet gesteld worden dat er gehandeld is in strijd met de bankwet en in strijd met de Anti Corruptiewet.
Immers, waaruit blijkt het bestanddeel dat genoemd wordt in de Anti Corruptiewet namelijk: de gift, de belofte of ene dienst dat ontvangen moet zijn door de verdachte cq de overtreder van de anti Corruptiewet? Want zoals betoogd, indien het OM deze wet ten laste legt, moet het bestanddeel aldus bewezen worden en genoemd worden.
En uit het rapport van Kroll halen we juist het wettig en overtuigend vergelijkend materiaal om vast te stellen dat deze overeenkomsten niet ongebruikelijk zijn in de financiële wereld en dat de vergoedingen redelijk zijn.
Voorts, als u nagaat en personen zult horen die werkzaam zijn bij de C.B.v.S., dan zult u horen, dat er in al de jaren geen openbare aanbestedingen worden gehouden voor dit soort overeenkomsten cq deze soort projecten.
Sterker nog ook het IMF ARTICLE IV REPORT 2021 TOONT AAN DE DAT HUIDIGE GOVERNOR OOK GEEN OPENBARE AANBESTEDINGEN HOUDT EN IK CITEER:
IMF ARTICLE IV REPORT 2021 GEPUBLICEERD OP Washington, DC – 22 december 2021
PAGINA 20,
“De beheersingsomgeving is niet getest omdat de CBvS tot mei 2021 geen interne auditfunctie had.”
Om de toereikendheid van de controles in de bedrijfsvoering te waarborgen en interne auditcapaciteit op te bouwen, heeft de CBvS heeft een Chief Audit Executive aangesteld en een consultant gecontracteerd om de interne auditfunctie mede te leiden.
GEACHTE PRESIDENT EN LEDEN VAN HET HOF, DEZE INFORMATIE IN HET IMF REPORT MAAKT TOCH DUIDELIJK DAT OOK HET IMF ALSMEDE DE CBVS BENADRUKKEN DAT DE NOODZAAK AANWEZIG IS VOOR HET OPZETTEN EN REORGANISEREN VAN DE BANK EN DE INTERNE AUDIT FUNCTIE. DAARNAAST GEACHTE LEDEN VAN HET HOF WORDT OOK BEVESTIGD DAT CONSULTANTS WORDEN GECONTRACTEERD EN MENSEN WORDEN AANGESTELD ZONDER ENIGE VORM VAN OPENBARE AANBESTEDING. WAAR HEBBEN WE HET DAN OVER OF ZULLEN WE NU OOK DE HUIDIGE BELEIDSMAKERS STRAFBAAR STELLEN OP BASIS VAN MENINGEN.
HET ONTBREKEN VAN ENIGE VORM VAN WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN OF REGELGEVING INZAKE GOVERNANCE EN DEUGDELIJK BESTUUR WORDT IMMERS OOK BEVESTIGD DOOR DE HUIDIGE REGERINGSCOMMISSARIS VAN DE CENTRALE BANK VAN SURINAME. DAN KOMT BIJ TOCH ECHT DE VRAAG WAAR HET OPENBAAR MINISTERIE NAAR VERWIJST BIJ HAAR AANTIJGING DAT INTERNE REGELS OF PROCEDURES OVERBOORD ZIJN GEGOOID.
Daarnaast wil de verdediging U E.A. graag voorhouden en citeren uit het repliek van de Procureur Generaal, de heer Roy Bainath Panday in de zaak van de gewezen Minister van Financiën, De heer Gilmore Hoefdraad, pagina 19, “Wij (de vervolging dus) vestigen de aandacht erop dat deze NV ten tijde niet bestond (voor de duidelijkheid de vervolging refereert hier naar SPIM prodigy 2) alhans tot heden niet maar hebben de verdachten ervoor gekozen reeds de regarderende transacties uit te voeren,. Ook is deze constructie zeer onbegrijpelijk en dubieus. Waarom zouden bezittingen toebehorende aan de CBVS ondergebracht worden bij een overheidsrechtspersoon. Welk doelstelling werd hierbij nagestreefd is voor ons onbegrijpelijk”
Geachte President en leden van het Hof, de verdediging wil u graag aantonen dat ook het OM begrijpt en vaststelt dat het hier gaat om een koop transactie van panden. Ten eerste wordt daarmee bevestigd dat ook het OM weet dat het begrip blanco krediet een absolute onmogelijkheid is. Ten tweede Geachte President en leden van het Hof, Het OM bevestigd dat de koop transactie NIETS te maken heeft met PRODIGY 1 noch MET PRODIGY 2. De vervolging heeft hiermee getracht duidelijk een sluiproute te plaatsen voor het onrecht wat de HEER VAN TRIKT wordt aangedaan. Ten derde Geachte President en leden van het Hof, De Overeenkomsten spreken voor zich en zijn ook onderdeel van uw dossier.
Ondanks de bekendheid van de vervolgings ambtenaar met dit verhoor stelt zij in bewijs middel 2 dat Orie vond, dat omdat er geen openbare aanbesteding is gehouden de overeenkomsten met Clairfield in strijd met de anticorruptie wet zou zijn gehandeld. De Vervolgings ambtenaar gaat verder en zegt op pagina 7 en wel vetgedrukt dat de Minister van Financiën van de President van het land gehoord zou hebben van de overeenkomsten en transacties. Dit is klinkklare onzin althans blijkt uit het dossier dat dit niet waar kan zijn. Ten bewijze hiervan het volgende Uit de beschikking van de Rechter Commissaris blijkt dat zij U vier voice app berichten heeft toegestuurd tussen de gewezen Governor VAN TRIKT en de gewezen Minister van Financiën, HOEFDRAAD. De getuige HOEFDRAAD zegt in het eerste voice bericht dat Orion en Clairfield op dit moment te veel ruis gaan brengen maar ga door met het goede werk het is goed voor Suriname. Hieruit mag de conclusie worden getrokken dat HOEFDRAAD op de hoogte was van al deze projecten.
HOEFDRAAD zegt nog meer. De R.C. vraagt aan deze getuige “wat heeft U precies afgesproken met van Trikt hierover “
Het antwoord was: “ik was heel erg blij met de innovatieve ideeën van Van Trikt dat hij de staat wilde helpen om uit zijn financiële problemen te geraken. Wij waren heel close met elkaar en op grond daarvan zijn er geen schriftelijke zaken vastgelegd.” MAAR STERKER NOG EDELACHTBAREN UIT EEN SCHRIJVEN VAN DE MINISTER VAN FINANCIEN ZELF WORDEN DE PARTIJEN CLAIRFIELD EN ORION BIJ NAAM GENOEMD INZAKE HET PROJECT WAARDERING VAN DE BEZITTINGEN VAN DE STAAT SURINAME PRODIGY 1. Ik citeer: DE STAAT SURINAME WENST EEN INVENTARISATIE EN WAARDERING TE DOEN VAN ALLE ACTIVA DIE ONDER HAAR VALLEN. HET DOEL HIERVAN IS HET VERKRIJGEN VAN EEN JUIST EN VOLLEDIG BEELD VAN DE BEZITTINGEN VAN DE STAAT SURINAME.

IN DIT VERBAND ZIJN CLAIRFIELD BENELUX NV (CLAIRFIELD”) EN HET ACCOUNTANTS KANTOOR ORION ASSURANCE & ADVISORY AANGETROKKEN OM TE ONDERSTEUNEN. ETC.

De R.C. vraagt aan de getuige HOEFDRAAD als hij Van Trikt gevraagd heeft om een kosten plaatje en een raam werk dat reeds was uitgelegd en dat hij wist van de projecten. De getuige HOEFDRAAD verklaard: “ik heb niet expliciet gevraagd naar een kostenplaatje.” Dit is dus al tegenstrijdig met de verklaringen die het OPENBAAR MINISTERIE u voorhoudt. De verdediging verwijst direct naar de vierde voice app waarin de getuige HOEFDRAAD verklaard: “ga door met het werk het is goed voor Suriname jij hebt de assets en de manpower”.

Met hoeveel fatsoen kan het vetgedrukte als bewijs dienen voor het ten laste gelegde. Een leugen zoals de vervolgings ambtenaar het heeft geciteerd kan nimmer een derde overtuigen van een feit.

EDELACHTBAREN, in het requisitoor van de vervolgingsambtenaren op pagina 4 en 19 respectievelijk de punten 3 en 11 van opgenomen bewijsmiddelen is de verklaring van de heer SOEHAWAN, ILFORD wil de verdediging graag middels het contract van LAGARDE zelf aantonen dat hetgeen hier verklaard wordt niet op waarheid berust. Op pagina 3/6 van het contract van CLAIRFIELD wordt duidelijk aangegeven dat de eerste factuur EURO 300.000,00 zal bedragen. Dit komt een op een overeen met de factuur die is betaald. Er is dus nimmer meer overgemaakt zoals de heer SOEHAWAN verklaard. Geachte President en leden van het Hof, er is gedurende het proces door de heer Van Trikt duidelijk aangetoond dat de factuur overeenkomt met de overeenkomst. De stelling van de heer Soehawan is gewoon niet juist. De verdediging kan echt niet anders dan vaststellen dat de vervolging gewoon niet leest.
Reeds is gesteld, dat de Anti Corruptie wet opzettelijk nadelige contractvoorwaarden moet vaststellen en bewijzen. Opzettelijk heeft in de zins constructie op pagina 46 van de memorie van toelichting geen grammaticale betekenis, doch een zuiver juridische betekenis. Opzet moet in zijn meest pregnante vorm worden bewezen.
Uit het requisitoir wordt door de vervolging samenvattend aangegeven waarom de contracten met Clairfield en of Orion nadelig waren te weten:
1.de noodzaak en aanbesteding van de projecten was niet nodig
2.de nadelen voor de Centrale Bank van Suriname voor die projecten
3.eventueel nadeel voor de Staat Suriname
4.eventuele quasi fiscale financiering (ARTIKEL 16 LID3)
5.voorschot 50 % nadelig ten opzichte van de tegenprestatie
6.uren besteding op projecten
7.reis kosten van twee medewerkers van Orion
8.proportionaliteit van de vergoedingen ten opzichte van de tot dan toe geleverde TEGENPRESTATIE.

Geachte President en leden van het Hof reeds is aangegeven dat middels getuige verklaringen al deze punten die volgens de vervolgings ambtenaar constituerend zijn voor haar bewijs voering zal worden ingegaan en later in dit pleidooi zullen de getuigen verklaringen per project ook besproken worden
Vooreerst moet worden vastgesteld, dat de verdachte van Trikt in zijn hoedanigheid als Governor de Centrale bank in en buiten rechte vertegenwoordigd zo volgens de BANKWET ARTIKEL 23 LID 1. en zoals straks uit de getuige verklaringen zal blijken er ook geen gewoonte en of geschreven regels bestaan over aanbestedingen. In elk geval is door een getuige verklaard dat openbare aanbestedingen voor dit soort projecten geen gebruik is. Noch gesteld noch is gebleken, dat er procurement regels bestaan bij de Centrale Bank, bovendien blijkt uit getuige verklaringen dat alle overeenkomsten zijn gestuurd naar de legal department en zijn de contracten mede ondertekend door de directeuren van de bank. De legal department heeft bovendien aangegeven dat de overeenkomsten vallen binnen de taken van de bank zoals blijkt uit het dossier. Door de ondertekening en zoals later zal blijken uit getuige verklaringen is de noodzaak overduidelijk en is het bewijs dat het niet noodzakelijk was niet geleverd.

Op pagina 30 van het requisitoir wil de vervolgings ambtenaar U,E.A doen geloven dat regels en waarborgen overboord zijn gegooid, en die regels zouden overboord zijn gegooid om Buysse lees Clairfield en Orion binnen te halen. Dit is subjectief een indruk wekken bij een rechter, echter is dit geen overtuiging, immers de vervolgings ambtenaar had U,E.A moeten voorhouden welke regels en waarborgen overboord zijn gegooid. Zij wordt nadrukkelijk daartoe uitgenodigd in haar repliek. Nu reeds stelt de verdediging vast dat zij daartoe niet in staat zal zijn omdat die regels en waarborgen bij de in dienst treding van Van Trikt niet bestonden binnen de bank. Bovendien stelt de vervolgings ambtenaar zulks in het kader van de Anticorruptie wet.

“ ik weet waarom het project Lagarde van belang was. Dit project had te maken met de vaststelling van de netto kontante waarde van de royalties en zoals de ex governor mij informeerde waren allerlei waarderingen van I AM Gold noodzakelijk om de plausibiliteit van de royalties met hoge mate van zekerheid vast te stellen. Op basis van de netto contante waarde zou de minister van Financiën en de governor van de Centrale Ban een overeenkomst sluiten om de royalties voor de komende 15 jaren af te staan aan de Centrale Bank van Suriname in plaats daarvan SRD 2,2 miljard op nemen bij de Centrale bank om de lang lopende schuld bij de bank zou worden ingelopen. De schuld was er sinds 2015 .Dit is wat Orie zegt en tenslotte althans om opnieuw een niets zeggende bewijs middel althans het tegendeel daarvan is aan U voor gehouden hierboven.

De heer ORIE, WILLIAM MOHAMED MUSTAFA verklaard ook in dit zelfde GVO 23 maart 2020 het volgende:

Pagina 5- 1ste alinea
Nu u econoom bent, zou u dit project zelf kunnen uitvoert. Voor de CBvS?

  1. Project Prodigy “Valuation of the Assets of the Government of Suriname.
    De ex-Governor heeft betoogd dat de Staat veel natuurlijke hulpbronnen heeft en dat dit een waarde draagt in de triljoenen, maar desondanks is het land arm en heeft de Overheid nauwelijks geld om de salarissen te ontvangen. De oplossing van de ex-Governor was om de strategische activa van het land te laten waarderen zodat op basis van de waarde op en veel makkelijkere manier investeerders en beleggers aangetrokken zouden worden.
    De inkomensstroom die zou voortkomen uit het aanwenden van de activa zou ten goede komen van het land en de Staat. Hierdoor zou de behoefte van de Staat om financiering op te nemen bij de CBvS of de druk daartoe worden weggewerkt. Dit project werd ook geplaatst binnen de incubators functie van de CBvS. De voordelen voor de CBvS zouden zijn dat de overheid niet constant in een drukkende positie zou zijn om haar begroting te financieren en voor de kassier en bankier van de Staat zou het een optimale situatie zijn dat er geen begrotingstekorten zouden zijn. Want een min of meer evenwichtige overheidsbegroting is en belangriike voorwaarde om wisselkoers stabiliteit en lage inflatie te bewerkstellingen. Het zou een win win situatie zijn zowel voor het land als voor de CBvS.

Ook hier weer ziet u duidelijk dat deze projecten aansluiten met de taak van de BANK zoals is weergegeven in het DECREET 6 augustus 1981 SB 121 pagina 76 van de BANKWET.

De heer Orie gaat verder pagina 10 – 3de vraag:

Waren de overeenkomsten met Clairfield en Orion, noodzakelijk voor de ontwikkeling van de CBvS?
De meeste projecten van Clairfield ware volgens de ex-Governor belangrijk voor de ontwikkeling van het land. Afhankelijk van tot welke kant van de bankers je behoort, kun je het hiermee eens zijn of niet. Als jij je als bankier slechts focust op monetaire financieel stabiliteit zou de CBvS zich niet moeten bezighouden met de projecten van Clairfield m.u.v. Project Prodigy 3. Als je echter behoort tot de kamp van centrale bankers die menen dat in een bepaalde fase van ontwikkeling de Central Bank tijdelijk een incubatorsrol kan vervullen om ontwikkelingen op te starten en vervolgens af te stoten aan de Overheid of aan de Particulier sector zou je stellen dat deze projecten wel noodzakelijk waren voor de ontwikkeling van zowel het land als de CBvS.

Het mag duidelijk zijn dat ook de monetaire directeur die overal betrokken is geweest en zelfs de contracten heeft getekend wel degelijk aangeeft dat niet buiten de taken van de BANK is gewerkt. Dit is ook vaker bevestigd door Mevrouw HAUSIL director Legal & Compliance van de Centrale Bank van Suriname.

Nog een bevestiging komt van de Juridische Afdeling dhr.mr. Arun Sankatsing en mevrouw mr. Fara HAUSIL, Monetaire zaken afdeling mevr. Peggy Tjon Kie Sim-Balker en Internationale betrekkingen mevr. mr. F. Patterson zelf.
Ik citeer:
“In de periode 16 tot en met 19 september 2019 bevond een delegatie van de Centrale Bank van Suriname (CBvS) onder leiding van president Robert van Trikt, zich in België om besprekingen te voeren in het kader van het moderniseren van de Bank, waarbij de focus met name wordt gelegd op het maximaal invulling geven aan artikel 9 lid f van de Bankwet (het bevorderen van een evenwichtige sociaal-economische ontwikkeling van Suriname). De besprekingen zijn gevoerd met Clairfield International Benelux (Clairfield) die de Bank ondersteunt in het onderhavige transformatieproces. Dit proces is onderverdeeld in vier projecten, namelijk Prodigy I: Asset Valuation, Prodigy II: opzet Surinaamse Participatie- en Investeringsmaatschappij (SPIM), Prodigy III: Transformatie CBvS tot moderne centrale bank en Prodigy IV: The Preservation of Nature (via een IPO).”
Daarna gaat de rapportage kort in op de inhoud van de projecten. Hetgeen hier duidelijk verwoord staat is dat een ieder bij de BANK in het jaar 2019 betrokken is bij het STRATEGISCH BELEID VAN DE BANK. Vooral met de uitvoering van het door de RAAD GOEDGEKEURD STRATEGISCH BELEIDSPLAN 2019 – 2021. Hier wordt wederom aangetoond dat alle afdelingen reeds bevestigen dat de projecten vallen binnen de taken van de BANK. Het zal u opvallen dat in geen enkel bewijstuk los van meningen die achteraf worden geventileerd het OPENBAAR MINISTERIE een bewijsstuk heeft kunnen aanleveren dat tot uiting moet brengen dat in de tien maanden waarin de Governor heeft gefungeerd er enig stuk aanwezig is dat aangeeft dat deze projecten niet kunnen of danwel niet noodzakelijk zouden zijn. Integendeel zelf de PRIORITEITEN STELLING VAN HET STRATEGISCH BELEIDSPLAN BENOEMEN DEZE PROJECTEN. INTERNATIONALE SPEECHES VAN DE CBVS BIJ IMF EN OIC (ORGANISATION FOR ISLAMIC COUNTRIES) BEVESTIGEN DE PROJECTEN. IMF RAPPORT ARTICLE IV BEVESTIGD DE PROJECTEN.
Het moet vermeld worden dat de Projecten zelfs zijn gecommuniceerd aan de samenleving door ondermeer:
Tijdschrift van IDB: GLOBAL MARKETS interview
www.youtube.com : ANNUAL MEETING IMF 2019 GOVERNOR VAN TRIKT SURINAME
Uitgelegd in notulen speech OIC in turkije en op youtube clip door bankmedewerkers
Presentatie CBVS
STVS Journaal 27.09.19 Governor CBVS presenteert het Strategisch Beleidsplan 2019-2021
BEVESTIGING SCHRIJVEN VAN DE VSB.
Volgens het requisitoir van het OM op 9 januari 2023 (pagina 3 tot en met 25), artikel 13 lid 1 beweert het OM dat er nadeel is geweest voor de staat of een staatsinstelling, namelijk:
Er contracten met Clairfield zijn aangegaan die niet noodzakelijk waren, voor mij zijn opgenomen in de dagvaarding Prodigy 1, Prodigy 2 en Lagarde. Het ontbreken van de noodzaak betreft het dus quasi fiscale activiteiten.
Onrechtmatig terugsluizen van EUR 625k van CBvS naar Orion
Monetaire financiering door middel van het verstrekken van blanco kredieten
Tijdens het aangaan van de contracten is niet in het belang gehandeld van de CBvS.
Bij de behandeling van deze punten EDELACHTBAREN, wil ik de nadruk leggen op pagina 46 M.v.T. van de ACW “Een dergelijke nadelige contractvoorwaarde dient gesteld en aangetoond te zijn door de overheid en/of het Openbaar Ministerie en geen ruimte open laten voor interpretaties die tot een andere conclusie kunnen leiden.”. Mocht er wel twijfel of ruimte zijn dient dit beslecht te worden in het voordeel van de publieke functionaris.

EDELACHTBAREN:
Ad 1. Geen noodzaak / quasi fiscaal
Qua toelichting van de noodzaak van de projecten zal de verdediging dit verdelen in Prodigy 1 en Prodigy 2 om die een grote onderliggende samenhang hebben en Lagarde apart.
Prodigy 1 en Prodigy 2
De doelstelling van de projecten worden door bepaalde getuigen uit de getuigenverklaringen niet (voldoende) begrepen. Hierbij doelt de verdediging op getuigen die de noodzaak betwisten I. Geduld – Nijman (directeur CBvS) en G. Gersie (voormalig Governor), welke niet betrokken waren bij de projecten en aangaven de contracten voor het eerst te zien. EDELACHTBAREN dit kan gebeuren omdat qua documentatie de doelstelling herleidt uit een combinatie van het strategisch document en de scope opgenomen in de contracten. En uit de verklaringen blijkt dat dit de getuigen niet is voorgehouden.
De bedoeling van de waardering van key assets (Prodigy 1) is om ze vervolgens te plaatsen in een beveiligde N.V. in casu SPIM (Prodigy 2). Met beveiliging bedoelt de verdediging dat corporate governance maatregelen volgens internationale standaarden, best business practices voor investment management. Deze N.V. met als aandeelhouder de Staat, wordt dus de eigenaar van assets. Het beheer en de governance van de N.V. is in handen van de CBvS. Hieruit is het belang en de noodzaak voor de CBvS, want een van de doelen van N.V. SPIM is om kapitaal op te halen bij (internationale) institutionele beleggers d.m.v. bijvoorbeeld obligaties. Het voordeel voor de investeerders is dat zij waardevolle assets als waarborg hebben. Zodoende is het de bedoeling om goedkoop (fresh) capital op te halen.
Het tweede belangrijke doel van de N.V. is het uitzetten van het kapitaal in de lokale economie, om die te diversifiëren en groei te waarborgen. Daarnaast vormt de valuta influx een belangrijke tool voor de CBvS om de prijs- en koerspeil te beheersen. Dit zijn allen doelen van de CBvS vanuit de Bankwet artikel 9. Dus de belangrijke doelstellingen laat de noodzaak voor de CBvS zien vanuit de doelstelling van de projecten en doelstellingen van de CBvS uit de bankwet. Dat is de reden dat de CBvS ook het beheer en de governance voor haar rekening heeft gehouden. Dit overigens is conform de goedgekeurde organogram en overige delen van het door de Raad van Commissarissen goedgekeurd strategisch beleidsplan 2019-2021.
EDELACHTBAREN,
Artikel 9 gaat over macro-economisch bestuur zoals werkgelegenheid; evenwichtig prijspeil (dit is een kerntaak van de CBvS); evenwichtige inkomensverdeling (c.q. evenwichtig betalingsbalans), zorg voor het milieu en bevorderen van de economische groei.”
PAGINA 76 VAN DE BANKWET UIT HET DECREET 6 AUGUSTUS 1981 SB.121 de TAKEN VAN DE BANK IS ZEER DUIDELIJK. HIERBIJ WORDT TEVENS HET BEGRIP SELF RELIANCE VERWOORD EN DUIDELIJK GEMAAKT DAT DE CENTRALE BANK MEER ALS VOORHEEN ACTIEF MOET MEDEWERKEN AAN HET OPBOUWEN, DAT DE SOCIAAL ECONOMISCHE ONTWIKKELING ZOVEEL MOGELIJK UIT EIGEN BESPARINGEN GEFINANCIEERD KAN WORDEN. DEZE TAAK HANGT NAUW SAMEN MET DE ANDERE TAKEN VAN DE VANK EN IS BOVENDIEN EEN UITVLOEISEL VAN HET BEGINSEL DER SELF RELIANCE.
EDELACHTBAREN laten nu net vier van vijf genoemde doelstellingen van getuige welke zijn opgenomen in de bankwet, de doelstellingen zijn van de projecten prodigy 1 en prodigy 2. Daarnaast is de CBvS ook ondersteunend, dit door het beheer en de governance voor haar rekening te nemen. Dus de noodzaak is wel aanwezig.
Dat die noodzaak wel aanwezig is en niet alleen blijkt uit de doelstellingen, de getuigenverklaringen van Orie en Soeknandan en de mening van Clairfield is door de vervolging niet genoemd in haar requisitoir OF IN HET VONNIS. Het gevoel bekruipt mij dan ook EDELACHTBAREN dat de vervolging niet aan waarheidsvinding wilt doen, maar haar eigen verhaal ruggengraat probeert te geven met bewijzen die uit context worden gehaald in het voordeel van het verhaal van het OM. Zo ook het weglaten van de tweede offerte welke is opgevraagd door de CBvS omtrent de projecten. De verdediging heeft een offerte ingebracht in het dossier van SOVX aan de CBvS. Overigens de vertegenwoordiger van SOVX die de offerte heeft getekend en gestuurd is de zelfde persoon die nu adviseur is van de President van Suriname. In deze offerte geeft hij aan dat de projecten niet alleen noodzakelijk zijn maar essentieel zijn voor de centrale bank. Verder geeft hij aan, zoals ook Clairfield dat ook heeft gedaan, dat dit model van de projecten door vele andere landen met succes is uitgevoerd.
EDELACHTBAREN, dit wist het OM en het OM wist ook dat er geen verschil van interpretatie mag zijn, anders zal dat beslecht worden in het voordeel van de publieke functionaris. Toch persisteert zij.
Lagarde
Het project Lagarde betreft de waardering van een financieel instrument, namelijk de royalty rechten op goud van de staat en een fairness opinon. De noodzaak van Lagarde vanuit de doelstelling is het volgende: De bank koopt de royalty rechten voor 15 jaar van de Staat. De royalty rechten betreffen inkomsten in de vreemde valuta USD. De wisselkoers van de USD en de SRD zorgt tot heden ten dage voor een groot deel voor schommelingen van de prijspeil, aangezien we een voornamelijk importland zijn. Dat betekent als de vraag naar USD groter is dan het aanbod, dan gaat de koers omhoog en heeft dit direct effect op de prijspeil. Voor de CBvS is de mogelijkheid om USD valuta in te kopen tegen SRD, een grote noodzaak om interventies en andere maatregelen te kunnen uitvoeren om de prijspeil in Suriname in evenwicht te kunnen houden. Het beheersen van een evenwichtig prijspeil is een kerntaak van de CBvS, conform de bankwet.
Het project Lagarde houdt de waardering van deze rechten in.
De getuige Soeknandan zegt in eerste instantie dat het niet noodzakelijk is, en in een volgende verklaring vindt hij het wel noodzakelijk, aangezien de Centrale Bank de vorderingsrechten heeft gekocht. De verplichting die hieruit voortvloeit is dat de bank aan haar betalingsverplichting moet doen en de gelden beschikbaar moet stellen. De bestemming van de CBvS voor beschikbaarstelling is dan ook door de CBvS niet overschreden. Het al dan niet verrekenen van de schuld zoals in het 3 artikelen tellende contract, is in de sfeer van contractbreuk vanuit de STAAT.
Het OM stelt op pagina 32 van haar requisitoir: “Deze overeenkomst en de daaruit verkregen informatie regarderen de Staat Suriname en had de verdachte VAN TRIKT als governor van de CBvS de contracten niet moeten aangaan en betalen.” Dit stelt het OM zonder de doelstelling te toetsen aan de Bankwet. Daarnaast in haar redenatie vergeet het OM (selectief) dat bij een koopcontract er twee partijen aanwezig zijn. In dit contract koopt CBvS het financieel instrument (royalty rechten) van de Staat. CBvS is partij in het contract en heeft dus alle noodzaak en reden om een goede waardering te hebben van hetgeen zij koop. Ook rapport Kroll geeft aan dat Lagarde een financieel instrument betreft en dat daarbij een fairness opinion (Lagarde) gebruikelijk zijn. Internationaal is een fairness opinion vereiste door een onafhankelijk derde. Zie regelgeving en verordeningen FSMA, AFM, SEC, IFAC. Dat de koper CBvS dit laat uitvoeren, laat mijns inziens zien dat de CBvS er zeker van wilde zijn dat zij een goede deal sloot en volgens internationale best practices wilde werken.
Overigens op pagina 104 M.v.T. van de Bankwet geeft aan dat contracten voor financiële instrumenten en hedging van toekomstige valuta risico’s door de CBvS afgesloten mogen worden. De vervolgings ambtenaar wil U doen geloven dat het Lagarde project nadelig was. Geachte President en leden van het Hof het Lagardeproject heeft geresulteerd in de koop van de royalties van Rosebel Goldmines. Het kopen van VORDERINGSRECHTEN is een financieel instrument die valt binnen de bankwet en moet die koop als een investering worden gezien ( zie pagina 104 memorie van toelichting van de Bankwet ) . EN IK CITEER:
“ ONDER AFGELEIDE FINANCIELE INSTRUMENTEN WORDEN INARTIKEL 16 LID 1 SUB C IN HET ALGEMEEN BEGREPEN DEIRVATEN ZOALS OPTIES EN FUTURES ETC..” KENMERKEND VOOR DE AFGELEIDE FINANCIELE INSTRUMENTEN IS DAT ZE STREKKEN TOT AFDEKKING OF SPREIDING VAN FINANCIELE RISICO’S OVER EEN ONDERLIGGENDE WAARDE DIE ZELF OOK EEN FINANCIEEL ACTIVUM IS, EEN VORDERINGRECHT” DE RISICO’S DIE DOOR HET HEDGEN WORDEN AFGEDEKT HEBBEN VEELAL BETREKKING OP VALUTA RISICO’S EN RENTERISICO’S.

EDELACHTBAREN, het is evident dat de royalites (de VORDERINGSRECHTEN VAN DE STAAT) zijnde valuta en goud nu naar de CBVS toestromen en de valuta risico’s SRD afdekken.
Gezien de devaluaties na 2020 heeft dit alleen maar voordelen voor de CBvS opgeleverd en risico’s gemitigeerd en valuta schokken opgevangen. Sterker nog dit contract heeft hedging / valuta voordeel voor de Bank opgeleverd door SRD’s om te zetten in USD’s met als basis goud.
Concluderend over noodzaak en quasi fiscale activiteiten:
Alleen al vanuit de doelstelling van de projecten in relatie met de Bankwet zijn deze projecten noodzakelijk voor de Bank. Het OM heeft deze toetsing niet gedaan. Tevens zijn er getuigenverklaringen van Orie en Soeknandan die de projecten noodzakelijk vonden, externe deskundige SOVX die het niet alleen noodzakelijk maar essentieel (Prodigy 1 en 2) vonden en internationale best practices die het voorschrijven (Lagarde).
IDB COUNTRY REPORT MARCH 2022 Financial Inclusion and FinTech in
Suriname
Another important step forward to facilitate the development of FinTech was the creation of an
Innovation Hub by the CBvS in 2019. This Innovation Hub aims to support market participants regarding innovative financial products and services.

As part of the innovation hub, a regulatory sandbox was introduced to incentivise financial product innovation, supporting the development of products and services that may not yet be subject to current legislation in an environment that allows the CBvS to fully understand and monitor the technology’s benefits and risks before allowing the innovation to operate openly in the financial system.25 The UNI5Pay+ e-wallet is an initiative that was developed within the CBvS sandbox.

The CBvS also created a working group to gain insight into FinTech’s opportunities and risks for monetary and financial stability in Suriname. This working group will also contribute to implementing policies and guidelines for sustainable development and resilience of the financial sector. Notwithstanding recent efforts, Suriname’s legislative framework requires further development to support growth in the sector.

Ik citeer dit GEACHTE LEDEN VAN HET HOF slechts om aan te tonen dat de verworvenheden in het jaar 2019 en de handelingen van de GOVERNOR wel degelijk hebben geleid tot enorme voordelen voor het land Suriname en de Centrale Bank waar alle INTERNATIONALE ORGANISATIES zich LOVEND over uit laten.
MAAR DIT IS NIET ALLEEN in RAPPORTAGES weergegeven, EDELACHTBAREN. OOK DE RATIOS OVER HET BOEKJAAR en de SAMENWERKING MET DE US FED (DE CENTRALE BANK VAN SURINAME) is een UNICUM en HISTORISCHE PRESTATIE. NOOIT EERDER IN HET 65 JARIG BESTAAN VAN DE BANK IS DEZE SAMENWERKING TOT STAND GEBRACHT. DE RUST OP DE VALUTAMARKT, DE GROEI VAN DE ECONOMIE, DE INFLATIE BEHEERST TOT INTERNATIONALE STANDAARDEN, DE RECHTVAARDIGE VERDELING VAN INKOMSTEN, HET CREEREN VAN WERKGELEGENHEID, DE PRIJSSTABILITEIT, HET BRENGEN VAN EEN EVENWICHT OP DE BETALINGSBALANS, HET VERSTEVIGEN VAN DE INTERNE STRUCTUUR VAN DE BANK TOT INTERNATIONALE STANDAARDEN ZOALS OOK SOVX HET BENADRUKT.

En ik citeer uit de offerte van SOVX het volgende:

A TEMASEK style HOLDING will achieve better Corporate Governance, performance control and strategic direction for these stakes. Another example is Norges Bank investment Management (NBIM), the asset management unit of the Norwegian Central Bank.

SOVX gaat verder: “We believe this exercise will be essential and will support the Central Bank of Suriname policies as a transparent and reputable Central Bank.”

EDELACHTBAREN, het eerste bevestigd de normale internationale praktijken in de wereld voor Centrale Banken. Het tweede bevestigd dat deze projecten essentieel zijn dus NOODZAKELIJK voor een transparante en betrouwbare c.q. gerenommeerde Centrale Bank.
Daarnaast, EDELACHTBAREN, zoals ik hiervoor heb aangegeven heeft Clairfield gezegd in de bijlage van het Kroll rapport, dat het directiecomité aanwezig was bij de pitch en het uitwerken van de opdracht dat heeft geleid tot de offerte/contract. Daar was de directeur van CBvS mevrouw Hausil ook bij. Onder haar valt ook de juridische afdeling. Geen moment blijkt uit het dossier dat vanaf dat moment mevrouw Hausil of de juridische afdeling aangeeft dat de projecten niet noodzakelijk zijn, niet in lijn zijn met de bankwet met name artikel 9 of dat deze projecten quasi fiscaal zijn. Sterker nog uit een memo van de juridische afdeling, blijkt dat zij de projecten wel zien als zijnde te vallen onder artikel 9 van de bankwet.
Deze koop nader besproken betekent dat de waarde van die koop gewaardeerd moet worden en vermeld moet worden in de jaarrekeningen van de Centrale bank volgens het IFRS systeem Internationale Standaarden voor het opstellen van jaarrekeningen .
Ook het rapport van Kroll geeft aan Lagarde een financieel instrument is en de waarde door een onafhankelijke derde moet worden opgesteld zulks in tegenstelling tot wat Kirpalani in zijn verhoor zoals later zal blijken heeft aangegeven. Op 1 juni 2022 is het JAARVERSLAG VAN DE CENTRALE BANK GEPUBLICEERD. DEZE GECONTROLEERD DOOR EEN ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT GEEFT DUIDELIJK AAN OP PAGINA 66 van het JAARVERSLAG een WINST VAN 38 MILJOEN. Hoe kan de vervolgings ambtenaar nog volhouden dat er sprake is van nadeel voor de Centrale Bank van Suriname.

De vervolgings ambtenaar heeft het nadeel van de Staat Suriname willen koppelen aan monetaire financiering en stelt zij dat het project Lagarde zou hebben geresulteerd in die monetaire financiering. De verdediging stelt vast dat de vervolgings ambtenaar het project niet heeft bestudeerd, althans niet goed genoeg heeft bestudeerd. Het is haar ontgaan dat een koop van de Royalties een zuiver zakelijke transactie betreft.
Op pagina 49 van het requisitoir debiteert de vervolgings ambtenaar dat er sprake is van monetaire financiering. Het ontgaat de vervolgings ambtenaar dat er sprake is van koop van de Royalties die de Staat verkoopt aan de Centrale Bank voor de duur van 15 jaren. Voor die koop dus na vaststelling van de netto kontante waarde wordt het bedrag van de koop overeenkomst gestort op de rekening van de Staat. De verdediging verwijst naar het voorgaande met betrekking tot het nadeel voor de Centrale Bank. Wat hierna met de besteding gebeurt nu de netto contante waarde van die Royalties op de rekening van de Staat is gestort heeft de Centrale bank en dus van Trikt geen enkele invloed op de besteding van die gelden.
Op pagina 33 eerste alinea van het requisitoir spreekt de vervolgings ambtenaar zich zelf tegen, dat de volledige schuld zou worden afgelost bedoeld wordt de schuld van de Staat. Hoe kan het dan nadelig zijn voor de Staat Suriname.
Bovendien blijkt uit het dossier en uit het requisitoir bewijs middel 17 dat de schuld bij de Hakrinbank en de VCB van BEIDE 40 miljoen Euro ZIJNDE SRD673 MILJOEN is AFGEWIKKELD.

De vervolgings ambtenaar zet de onjuiste redenering voort en zegt op pagina 49 dat de schuld van 2,3 miljard van de Staat GEDEELTELIJK zou worden afgelost. Hiermede ondergraaft zij de overeenkomst en de strekking van de overeenkomst tussen de Staat Suriname en de Centrale Bank die betrekking heeft op de koop VAN HET VORDERINGSRECHT VAN DE ROYALTIES VAN ROSEBEL. De overeenkomst is duidelijk in haar bewoordingen en dus is die stelling van de vervolgings ambtenaar geheel onjuist. Uit de bewoordingen van de overeenkomst blijkt duidelijk dat er sprake is van een overeenkomst in civiel rechtelijke zin waarbij de Staat en de Centrale Bank partij zijn en kan de Centrale Bank nimmer verantwoordelijk worden gehouden voor de betaling van de koopprijs. Het is helemaal geen leen overeenkomst en dus is er ook geen sprake van een blanco krediet en is de koop ex artikel 16 van de Bankwet gedaan en komt artikel 21 absoluut niet ter sprake .


De koopsom van de Royalties is overgemaakt. Ook de deputy Governor mevr Geduld en M. Soeknandan geven zulks aan, dat gelden gestort op de rekening van de STAAT uit hoofde van een zuivere koop overeenkomst, de Centrale bank geen ENKELE invloed heeft op de besteding VAN GELDEN VAN DE STAAT. DAT IS DES REGERING DIE DE BETAALOPDRACHTEN GEEFT. HIER IS DE CENTRALE BANK SLECHTS KASSIER VAN DE STAAT ZOALS OPGENOMEN IN ART 20 VAN DE BANKWET. Ook hier is een communiqué van de Centrale Bank op de website van de BANK gedateerd 8 februari 2021 aanwezig. Op pagina 33 van het requisitoir geeft de vervolging zelf aan dat er geen sprake is van een lening, om daarna aan te geven dat de 2,2 miljard is geparkeerd op de rekening diverse rekeningen en dus in strijd met art.18 en 21 zou zijn gehandeld. Het ontgaat de vervolgings ambtenaar dat het hier betreft een zuivere koop verkoop overeenkomst die voor het eerst is gedaan door de Centrale Bank uit hoofde van de reeds eerder genoemd incubators rol zoals ook vermeld staat in het DOOR DE RAAD GOEDGEKEURD STRATEGISCH BELEIDSPLAN.
De vervolgings ambtenaar heeft nergens in haar requisitoir zulks gesteld en negeert zij om te begrijpen ,dat het om een zuivere koop verkoop overeenkomst gaat en de Centrale Bank geen enkele invloed heeft op de besteding VAN GELDEN VAN DE STAAT.
Dat er geen sprake is van artikel 21 blijkt uit de koop verkoop overeenkomst van de Royalties. Het betreft geen voorschot, doch betaling van de Royalties op basis van de hier eerder genoemde koop verkoop overeenkomst. Dit hadden we reeds overtuigend aangetoond met de WEEKBALANSEN EN HET GEPUBLICEERD JAARVERSLAG 2019 VAN DE CBVS ZELF.
Bij de bespreking van de projecten zal hier op worden terug gekomen doch moet nu reeds worden vastgesteld, dat het gestelde van het OPENBAAR MINISTERIE dat de verkoop van de overheids panden het resultaat is van prodigy 1 en 2 is onjuist. De getuige Hausil zou dit geopperd hebben, doch uit het politie dossier van Hoefdraad zegt de politie zelf dat dit verhaal van Hausil verzonnen is en haar heeft doen belanden in de verdachten bank.

Thans de bewering dat er sprake is van quasi fiscaal OVERTREDING VAN ARTIKEL 16 LID 3 VAN DE BANKWET.

Hierboven is een omschrijving gegeven van quasi fiscaal. Met name heeft de vervolgings ambtenaar het oog op Lagarde Prodigy 1 en 2 . Bij de bespreking van de projecten in het hierna volgende zal middels getuige verklaringen worden aangegeven van elk der projecten dat zij goed waren voor de bank en nuttig waren
Lagarde is hierboven uitgebreid aan de orde geweest .Met betrekking tot prodigy 1 en 2 blijkt uit de offerte van SOVX dat die goed zijn voor de bank en volgens de legal department vallen binnen de taken van de wet met name artikel 9 F EN ZO ALS BESCHREVEN IN HET DECREET 6 AUGUSTUS 1981 SB 121 PAGINA 76 VAN DE BANKWET.

Na de algemene bespreking van de elementen die de vervolgings ambtenaar meende als zijnde in strijd met de regels en dat het nadelige contracten waren zal nu aan de hand van getuige verklaringen de stelling hier boven nader worden geadstrueerd en wel middels getuigen verklaringen onder ede dat de overeenkomsten met Clairfield en Orion noodzakelijk waren en dat er wel vergelijkend materiaal is opgevraagd en voorts dat openbare aanbestedingen geen wettelijke voorschrift is en bovendien geen gebruik is bij de Centrale Bank te bewijzen het volgende

Quasi fiscaal is een technisch begrip dat met een bepaalde bedoeling in de wet is opgenomen. Quasi fiscaal komt er op neer dat de Centrale Bank zich in navolging van de internationale trend zich meer dient te richten op monetaire taken en niet op andere activiteiten, die niet behoren tot de monetaire taken en of monetaire bevoegdheden.

Thans de noodzaak van de overeenkomsten voor de Centrale Bank en de openbare aanbesteding. EDELACHTBAREN de verdediging heeft aan U gedurende het proces een offerte overhandigd van SOVX inhoudende een offerte voor de projecten die bekend staan als de prodigy projecten. Het bleek dat SOVX veel duurder was en de vervolgings ambtenaar heeft gemeend daar geen woord over te zeggen en het als geheel te negeren. Met andere woorden er is geen enkel voordeel behaald zoals ook de deskundige, het rapport KROLL, van het OPENBAAR MINISTERIE duidelijk heeft bevestigd. De toetsing van de doelmatigheid en noodzakelijkheid van contracten zoals vastgelegd in de beleidskeuzes van de BANK is de verantwoordelijkheid van de RAAD van Commissarissen en het PARLEMENT.
Geachte President en leden van het Hof nu de verdediging stelt, dat met uitzondering van artikel 21 er geen strafbepalingen zijn in de bank wet. De art 16 en 18 van de Bankwet waar de vervolgings ambtenaar op doelt heeft slechts als doel de beperking van de bevoegdheden van de bank en leidt niet tot strafrechtelijke consequenties. Het strafrechtelijke norm ontbreekt.

Thans zal de verdediging U overtuigen aan de hand van getuigen verklaringen, dat er wel een noodzaak was en dat er geen buitensporige bedragen zijn gevorderd voor de verschillende projecten. Op pagina 6 heeft de vervolgings ambtenaar het verhoor van Orie gebruikt bij de politie en bij de R.C. De verdediging zal slechts het verhoor bij de R.C. gebruiken om U aan te geven, dat hetgeen de vervolgings ambtenaar in bewijs middel 2 heeft opgenomen onjuist is

De getuige Orie die een van de directeuren van de Centrale Bank is zegt bij de R.C. in zijn vervolg verhoor op 2 april 2020 het volgende ten aanzien van project prodigy 3 ben ik van mening dat dat project nuttig was voor de Centrale Bank. Gezien de informatie hierover die wij hebben gehad van de ex Governor in vergelijking met de prijs daarvoor ben ik van mening dat dit wel in verhouding is en dus niet buiten proporties.

Geachte President en leden van het Hof U zult gemerkt hebben dat slechts de noodzaak van de projecten met Clairfield wordt besproken. In het vervolg zullen ook de overeenkomsten met Orion worden besproken en de noodzaak daarvan middels getuige verklaringen worden aangegeven. De verdediging brengt U opnieuw in herinnering dat er een door de Raad van Commissarissen goedgekeurd strategisch beleidsplan ten grondslag lag aan al deze projecten. Deze getuige zegt ten aanzien van Lagarde het volgende:
“ ik weet waarom het project Lagarde van belang was. Dit project had te maken met de vaststelling van de netto kontante waarde van de Royalties en zoals de ex governor mij informeerde waren allerlei waarderingen van I AM Gold noodzakelijk om de plausibiliteit van de Royalties met hoge mate van zekerheid vast te stellen. Op basis van de netto contante waarde zou de minister van Financiën en de governor van de Centrale Bank een overeenkomst sluiten om de Royalties voor de komende 15 jaren af te staan aan de Centrale Bank van Suriname in plaats daarvan SRD 2,2 miljard op nemen bij de Centrale bank om de lang lopende schuld bij de bank zou worden ingelopen. De schuld was er sinds 2015. Toen was de getuige Hoefdraad nog Governor van de Centrale Bank.”

Edelachtbaren, in de verfeitelijking van de dagvaarding heeft de vervolgingsambtenaar tevens opgenomen dat niet de juiste procedure zou zijn gevolgd. Vastgesteld moet worden, dat de Centrale Bank sinds haar bestaan nog nooit een openbare aanbesteding heeft gehouden en nog minder voor een overeenkomst met de STAAT, waarbij de zorgplicht en stabiliteit kerntaken zijn van de monetaire autoriteiten opgenomen in de BANKWET artikel 9 en MVT, pagina 76, Decreet 6 augustus 1981 SB 121. (ZIE PRODUCTIE #17)

Bovendien zegt Orie dat voor dit soort projecten er geen openbare aanbestedingen gehouden worden. Deze stelling van Orie is zelfs gangbaar in Suriname om U enkele voorbeelden te noemen. Voor het aantrekken van de deskundige van het openbaar ministerie KROLL, die nu wederom is aangetrokken door de gewezen Procureur Generaal, het Bureau Lazard voor de schuldherschikking, volgens de resolutie zelf van de President voor PAN AMERICAN en ga zo maar door.
Bij de financiering MIDDELS HET KOPEN VAN VORDERINGSRECHTEN OF VAN PANDEN van de Staat is gehandeld in landsbelang en niet in eigenbelang. De stabiliteit en regeringsbeleid zoals ook de arbeidsovereenkomst van de gewezen Governor stipuleert (lees ook artikel 22 lid 7) ten behoeve van overheidsuitgaven is zeker niet voor eigen rekening of eigen voordeel. Let wel de situatie wordt ook veroorzaakt door een goedgekeurde begroting door DNA met een begrotingstekort van 13-16%. Meer dan te verwachten dat dit ergens vandaan moet komen. Dit resulteert dus in “nee is geen optie” want als salarissen en medische zorg de basis behoefte van de burger uitblijven ontbreekt de harmonie en stabiliteit. Landsbelang en de stabiliteit staat dan Centraal. Het beleid van de Bank door deze schokken op te vangen heeft gewerkt en getuigd zich door een prijspeil handhaving en inflatie ad 4.2% over het jaar 2019. De koers ongeacht de anomalie van EURO shipments beperking bleef binnen de 5-6%.
Een ernstig financieel nadeel is zeker niet bij het noemen van Lagarde en de betaling van 2.291 MLN SRD of dan 2.3 MLD SRD (Afgerond). Simpel omdat die is afgedekt met een financiële activum een vorderingsrecht van Royalties van RGM Rosebel per Presidentiële Resolutie aan de CBVS.
Met de verwijzing naar artikel 18 lid 1 blanco krediet OM maakt een enorme fout gezien juist deze een geweldige dekking heeft. Resolutie van de President van de Republiek van Suriname als Blanco bestempelen is een belediging op zich zelf.
EDELACHTBAREN OOK HIER DIENT DE VERDEDIGING TE BENADRUKKEN DAT IN TIJDEN VAN EEN FINANCIEEL ECONOMISCHE CRISIS ZOALS BEVESTIGD DOOR HET IMF ALSMEDE DOOR DE CBVS EN DE REGERING ZELF HET BEGRIP SELF RELIANCE IN DE BANKWET VAN TOEPASSING IS.
Echter de vraag waarom het OM van SRD 2.216.729.120, komt duidelijk tot uiting in het requisitoir pagina25 waarbij duidelijk gesteld wordt dat de betaling van SRD 143.523.123,33 MILJOEN INZAKE HET PROJECT LAGARDE op 26 februari 2020 geschied NA VERTREK VAN VAN TRIKT. Deze overmaking is geautoriseerd door de aanwezige directie en de Regeringscommissaris Vidjay Kirpalani. Het frappante van alles is dat na de aangifte en de mening van de heer Kirpalani en de directie, dat dit project LAGARDE buiten de taken valt van de taakstellingen van de BANK, men toch over gaat tot het betaalbaar stellen en uitvoering geven aan de opdracht van de Minister van Financiën. Dan klopt iets niet in de redenering, ook voor de verdediging wederom een indicatie dat hier andere redenen ten grondslag liggen. Daarnaast vraag de verdediging zich dan af waarom de heer Kirpalani en de directie door het OM worden beschermd terwijl zij dan bewust contra hun mening handelingen plegen waar zij zelf aangifte voor doen.
Overigens EDELACHTBAREN IS HET VERMELDENSWAARDIG DAT IN DE PRODUCTIESTAAT TABEL 2 VAN HET OPENBAAR MINISTERIE ZELF WORDT AANGEGEVEN DAT DE TRANSACTIE OP 9 JANUARI 2020 VAN SRD 673.205.996 MILJOEN DOOR DE REGERING IS BESTEED AAN SCHULD AFWIKKELING ZIJNDE DE HAKRINBANK EN DE VCB. DUS OOK HIER SPREEKT DE VERVOLGINGSAMBTENAAR HAAR ZELF TEGEN DAT ER GEEN SCHULDAFWIKKELING HEEFT PLAATSGEVONDEN. HET OPENBAAR MINISTERIE GAAT HIER VOORBIJ AAN HET BOEK HEERTJES ALSOF ZIJ DEZE NIET OP SCHOOL ZOU HEBBEN GEHAD.
EDELACHTBAREN, DE VERDEDIGING DIENT TE BENADRUKKEN DAT DE CBVS GEEN ENKELE ROL HEEFT DAN EEN UITVOERENDE BIJ HET VERWERKEN VAN BETAALOPDRACHTEN VAN DE STAAT. DIT IS VASTGELEGD IN ARTIKEL 20 VAN DE BANKWET WAARBIJ DE CBVS DE KASSIERDER IS VAN DE STAAT. Het is nog altijd de regering die de beschikkende rol heeft over de STAATSMIDDELEN EN HAAR BESTEDING VAN DE OVERHEIDSMIDDELEN. Daar heeft de BANK geen enkele bevoegdheid toe.
Het IMF zegt over monetaire financiering in Suriname in 2019 het volgende:
“Monetary financing of the budget has resumed. In early-2019, the government revoked a memorandum of understanding with the central bank that prohibited monetary financing of the budget. Since then, the CBvS has provided new credit (which was also subsequently rolled over) to the government up to the limit of 10 percent of government revenues specified in legislation. The CBvS’s interpretation of the current legal framework is that it does not allow them to continue to provide credit to government in excess of 10 percent of estimated government revenues budgeted for the current fiscal year (and any excess should be repaid within three months). Accordingly, the CBvS is not planning to provide any direct credit to government in excess of 10 percent of government revenues. The new draft Bank Act (prepared by the CBvS, in collaboration with the Ministry of Finance and currently under review by the Ministry of Finance) would eliminate these types of direct monetary financing of the fiscal deficit.”
Omdat het gaat om een koop van een toegestane product in de bankwet, kan het dus niet gaan om een blanco krediet of voorschot conform artikel 18 lid 1. Het is niet blanco omdat het instrument gekocht wordt. Er is geen sprake van een krediet, schuld of voorschot, omdat het om een kooptransactie gaat en een koopprijs bedongen is en opgenomen in het contract. Artikel 21 lid 1 voorschotten met schatpapieren betreft dus direct monetaire financiering als vermeld in het IMF rapport.
Verder stelt het IMF in haar article IV rapport van 2019 het volgende:
“Suriname’s economy is growing steadily with low inflation. Real GDP grew by 2.6 percent in 2018, following 1.8 percent in 2017. Activity growth has been broad based with expansions in wholesale and retail trade, construction, hotels, restaurants, and manufacturing, while mining has remained stable. Inflation has fallen below 5 percent mainly arising from exchange rate stability and control over excess liquidity. The unemployment rate was 7.6 percent in 2017 and is expected to have declined further in 2018. Real GDP is expected to expand annually by 2¼ to 2½ percent during 2019−24, while inflation is expected to remain low. However, the balance of risks to this outlook is negative, mainly due to fiscal imbalances.”
Het IMF bevestigd dat de economie in 2019 groeide en dat de werkloosheid daalde en de inflatie laag was. Het ABS heeft de BBP groei vastgesteld in 2019 op 0.3% . Verder geeft het IMF aan dat de koersontwikkeling in 2019 ten op zichtte van de US dollar is gestabiliseerd door maatregelen van de CBvS. Terwijl de Internationale Reserves van vreemde valuta zijn toegenomen .
De inflatie is een sterke indicator voor negatieve effecten van monetaire financiering volgens vele macro economen. Alhoewel wetenschappelijke studies dit verband niet onomstotelijk heeft vastgesteld . En in een case study van Canada waar de regering en de Centrale Bank directe en indirecte monetaire financiering hebben toegepast om de economie te laten groeien, is bewezen dat er helemaal geen relatie is tussen monetaire financiering en inflatie .
Desondanks zullen we de relatie leggen tussen monetaire financiering en inflatie voor Suriname in 2019, ondanks dat er geen sprake is van directe monetaire financiering en de relatie tussen monetaire financiering en inflatie niet wetenschappelijk onomstotelijk is bewezen.
De norm voor significant verhoogde inflatie volgens IMF is 5%. In 2019 is de inflatie in Suriname 4.2% geweest. De projecten en met name de uitkomst van het Lagarde project, de Royalty aankoop, hebben dus geen negatieve impact gehad op de economie van Suriname.
Alle significante indicatoren wijzen op een stabiele economie, derhalve hebben geen negatieve effecten voor de Surinaamse economie plaats gevonden. Het OM stelt wel dat er financieel nadeel voor de Staat en CBvS is geweest o.b.v. monetaire financiering maar nergens geeft ze aan hoe, wat en hoeveel. Laat staan dat ze dit heeft onderzocht. Dit terwijl de ACW ook aangeeft dat het nadeel te kwantificeren moet zijn. De opbrengsten van een koop is toch geen financieel nadeel als de Bankwet zegt dat je het mag kopen, en dat de bevoegde personen de overeenkomst hebben getekend.
Op meerdere plekken in HET VONNIS geeft het VONNIS aan dat deze blanco kredieten van in totaal SRD 3 miljard (Lagarde en panden) de reden is waarom Suriname nu in een economische crisis is. Dit stelt het vonnis zonder onderzoek naar enig causaal verband, of ander onderzoek dat doet blijken dat deze stelling klopt. Om deze SRD 3 miljard in perspectief te zetten. Het mag duidelijk zijn dat tot op heden het 1 november 2019, inzake de koop van het vorderingsrecht van Royalties, als ZEKERHEID is opgenomen volgens het jaarverslag 2019 van de Centrale Bank.
ONJUISTHEDEN VAN HET VONNIS inzake het Onroerend Goed
EDELACHTBAREN, met verwijzing naar het vonnis Pag. 63 + 66 staat: “ dat uit Prodigy 1 en Prodigy 2 zijn uitgerold de transacties van de zogenaamd de 17 onroerende goederen”
Uit het dupliek van het OPENBAAR MINISTERIE in de zaak GILMORE HOEFDRAAD wil de verdediging graag het volgende voor u citeren: “ Daarnaast wil de verdediging U E.A. graag voorhouden en citeren uit het repliek van de Procureur Generaal, de heer Roy Bainath Panday in de zaak van de gewezen Minister van Financiën, De heer Gilmore Hoefdraad, pagina 19, “Wij (de vervolging dus) vestigen de aandacht erop dat deze NV ten tijde niet bestond (voor de duidelijkheid de vervolging refereert hier naar SPIM Prodigy 2) althans tot heden niet maar hebben de verdachten ervoor gekozen reeds de regarderende transacties uit te voeren,. Ook is deze constructie zeer onbegrijpelijk en dubieus. Waarom zouden bezittingen toebehorende aan de CBVS ondergebracht worden bij een overheidsrechtspersoon. Welk doelstelling werd hierbij nagestreefd is voor ons onbegrijpelijk”
EDELACHTBAREN, de verdediging toont u aan dat ook het OM begrijpt en vaststelt dat het hier gaat om een koop transactie van panden. Ten eerste wordt daarmee bevestigd dat ook het OM weet dat het begrip blanco krediet een absolute onmogelijk is. Ten tweede, Het OM bevestigd dat de koop transactie NIETS te maken heeft met PRODIGY 1 noch MET PRODIGY 2. De vervolging heeft hiermee getracht duidelijk een sluiproute te plaatsen voor het onrecht wat onze cliënt wordt aangedaan. De bankwet artikel 18 lid 4 is zeer helder. De Bank koopt of bezit geen onroerende goederen, dan die welke voor de uitoefening van haar bedrijf benodigd zijn. De bankwet geeft net als in BASEL III akkoord aan dat de bedrijfsvoering ingaat op de Bank wettelijke taken zoals in artikel 9 is opgenomen. Edelachtbaren, stelt u zich zelf eens voor wanneer in deze financiële crisis drie maanden uw salarissen niet worden uitbetaald of subsidies niet worden uitgekeerd is er dan nog sprake van prijsstabiliteit. Ook hier is de BANKWET duidelijk in. De verdediging verwijst hier naar de memorie van toelichting pagina 76 Taak van de Bank (decreet 6 augustus 1981 en artikel 9 TAKEN VAN BANK). Dit is onlangs ook in de media bevestigd door Dr. A. Caram “ Bevorderen prijsstabiliteit een taak van de Centrale Bank van Suriname.”
Bovendien is het een bevoegdheid van de overheid om te handelen zoals is gehandeld en aangegeven in de compatibiliteitswet en staatsbesluiten dan wel de missive van april 2020. In het voorgaande is aangegeven welke artikelen van de Bankwet bedreigd worden met een strafbepaling het enige artikel 35 a en wel in combinatie met artikel 21 is. Nergens in de ten laste legging is artikel 21 ten laste gelegd, dus de hele redenering is ongehoord en treed de vervolgingsambtenaar duidelijk de grenzen van haar bevoegdheden om op de stoel van uitvoerende macht te gaan zitten. En dat is tegen onze grondwet inzake trias politica. Deze motivering vanuit de bescherming van de trias politica en het te voeren beleid is ondersteunt door de internationale organisatie INTERPOL, het beleid en de beleidskeuzes van de uitvoerende macht hoort thuis in het bestuurlijke en niet in het strafrecht. Dit hebben reeds alle raadslieden in deze casus ruimschoots benadrukt.
Ook de samenhang met art 13 lid 1a van de Anti Corruptiewet is niet bewezen. Immers, de toestemming die de President heeft verleend als Hoofd van de Regering is achteraf bekrachtigd door de missive van 15 november 2019 . En we moeten het doel en de kern van de Anti Corruptiewet niet uit het oog verliezen.
Herhalend wordt gesteld dat de bankwet geen sancties heeft verbonden aan de bepalingen art 18 lid 1 en 4 en is het strijdig met een eerlijk en goed proces, als de Anti Corruptiewet langs een omweg c.q. sluiproute gebruikt wordt in deze zaak. De Anti Corruptiewet is geschreven voor corruptieve zaken en in casu is er op geen enkel wijze sprake van een bewezen corruptie. Een Wet mag niet gebruikt worden voor een andere strekking dan waarvoor ze geschreven is.
De wet geeft de definitie van de corruptie en ook de essentie bij deze wet. Er moet sprake zijn van een gift, belofte of dienst in ruil voor een gedraging als genoemd in art 13 lid 1 a van de Anti Corruptiewet. En dat heeft het OM in geen der ten lasteleggingen genoemd, gesteld of bewezen.
De verdediging bepleit dan ook de vrijspraak voor het onder I, IV en V ten laste gelegde.
T.a.v. FEIT II BELANGENVERSTRENGELING ARTIKEL 13 LID 2
De anticorruptie wet is hierboven reeds besproken, doch met betrekking tot belangen verstrengeling zegt die wetgever dat die belangen verstrengeling vast gesteld moet worden door de Anti corruptie commissie die niet bestaat. Zelfs als buiten kijf is dat Van Trikt en Orion dus Angnoe vrienden zijn en zij Buysse van Clairfield kenen, dan nog is er geen sprake van belangen verstrengeling, immers de minister droeg kennis van die samenwerking, volgens Kroll zijn de contracten markt conform en de vergelijkende offerte van SOVX was veel hoger.
EDELACHTBAREN, De vervolgingsambtenaar heeft met name het oog gehad op lid 2 van artikel 13 van de anticorruptie wet blijkende zulks uit het kwalificatie gedeelte. In lid 3 van dit zelfde artikel wordt aangegeven dat de publieke functionaris in acht neemt het door het bevoegde gezag vastgestelde en openbaar gemaakte en voor hem geldende integriteit code als bedoeld in artikel 4 lid 1 onder e. Deze code is nooit openbaar gemaakt, en bovendien bestaat er geen staatsbesluit die de bedoelde standaardverklaring van geen belangen verstrengeling heeft vastgesteld (zie hierboven over het begrip wettelijke voorschrift ).
Zelfs als de hierboven genoemde staatsbesluiten er waren en de code, dan nog is er geen sprake van belangenverstrengeling en wel om het volgende. In artikel 22 van de Bankwet wordt in lid vijf en wel het tweede gedeelte nadrukkelijk gesteld dat de Bank President houder van aandelen in, of obligaties van naamloze of commanditaire vennootschappen belang mag hebben. De volgende rechtsvraag die op Uw bord ligt als de enige omstandigheid dat de Governor van de Centrale bank aandeelhouder is in Orion Advisory hij geen overeenkomsten mocht aangaan met Orion Advisory waarvan Angnoe de directeur is en of bij het aangaan van die overeenkomsten direct sprake is van belangen verstrengeling, zoals de vervolgings ambtenaar aan U wil doen geloven op pagina negen onder de kop met betrekking tot de overeenkomsten tussen CBvS en Orion.
De vraag die hierbij gesteld moet worden als een opportunistisch gedrag het synoniem is van strafwaardig gedrag en gaat zij voorbij aan het legaliteits beginsel in artikel 1 van het Wetboek van strafrecht namelijk geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke bepaling en de vervolgings ambtenaar gaat verder in haar drang om zaken te debiteren die niet waar zijn. Zo blijkt uit getuigen verklaringen die hier boven reeds zijn aangegeven dat de projecten van Orion en van Clairfield goed waren voor de bank en volgens Kroll ook niet buitensporige bedragen zijn gevraagd voor de werkzaamheden. Dat de projecten nu zijn gestopt is in zijn geheel te wijten aan de bank zelf, toch zegt de vervolgings ambtenaar dat uit eigen belang is gehandeld zonder dat belang nader te adstrueren.
IMF ARTICLE IV REPORT 2021 GEPUBLICEERD OP Washington, DC – 22 december 2021
PAGINA 20 GEEFT AAN:
“De beheersingsomgeving is niet getest omdat de CBvS tot mei 2021 geen interne auditfunctie had.
Om de toereikendheid van de controles in de bedrijfsvoering te waarborgen en interne auditcapaciteit op te bouwen, heeft de CBvS heeft een Chief Audit Executive aangesteld en een consultant gecontracteerd om de interne auditfunctie mede te leiden.
GEACHTE PRESIDENT EN LEDEN VAN HET HOF, DEZE INFORMATIE IN HET IMF ARTICLE IV REPORT 2021 MAAKT TOCH DUIDELIJK DAT OOK HET IMF ALSMEDE DE CBVS BENADRUKKEN DAT DE NOODZAAK AANWEZIG IS VOOR HET OPZETTEN EN REORGANISEREN VAN DE BANK EN DE INTERNE AUDIT FUNCTIE. DAARNAAST GEACHTE LEDEN VAN HET HOF WORDT OOK BEVESTIGD DAT CONSULTANTS WORDEN GECONTRACTEERD EN MENSEN WORDEN AANGESTELD ZONDER ENIGE VORM VAN OPENBARE AANBESTEDING. WAAR HEBBEN WE HET DAN OVER OF ZULLEN WE NU OOK DE HUIDIGE BELEIDSMAKERS STRAFBAAR STELLEN OP BASIS VAN MENINGEN.
HET ONTBREKEN VAN ENIGE VORM VAN WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN OF REGELGEVING INZAKE GOVERNANCE EN DEUGDELIJK BESTUUR WORDT IMMERS OOK BEVESTIGD DOOR DE HUIDIGE REGERINGSCOMMISSARIS VAN DE CENTRALE BANK VAN SURINAME. DAN KOMT BIJ TOCH ECHT DE VRAAG WAAR HET OPENBAAR MINISTERIE NAAR VERWIJST BIJ HAAR AANTIJGING DAT INTERNE REGELS OF PROCEDURES OVERBOORD ZIJN GEGOOID.
GEEN ONRECHTMATIG FINANCIEEL VOORDEEL VAN TRIKT in persoon of als President van de Centrale Bank van Suriname.
De verdediging zal thans het aspect dat in de tenlastelegging onder II genoemd is bespreken:

Wil het OM dit onrechtmatig voordeel bewijzen, dan moet daarvoor het wettig en overtuigen bewijs geleverd worden. De getuigen geven allen aan, dat de gelden gebruikt zijn voor overheidsbetalingen. De stukken van de C.B.v.S. geven aan dat overheidsbetalingen zijn gedaan, zegt getuige Soeknanadan.

ONDEUGDELIJKHEDEN IN HET VONNIS 31 JANUARI 2022
DE KANTONRECHTER leest verder uit de verklaringen van [getuige 3] tijdens het GVO van 25 maart 2020:”
Ik weet niet of de ex- Governor nog belangen had bij Orion bij zijn benoeming tot Governor. Dit argument gaat niet op. De CV van de governor gaf zijn relatie met Orion. Voorts is Orion een rechtspersoon ingeschreven in de openbare registers van de Kamer van Koophandel, waardoor de aandeelhouders publiekelijk bekend zijn. Dit omdat vanaf juli 2016 de N.V. wettelijk verplicht is om alle aandelen op naam het zetten.
Hieruit hebben wij geleerd en is bij de benoeming van de nieuwe Governor zoveel mogelijk nagegaan of hij conflicterende belangen heeft.
Op uw vraag of voorkomen had kunnen worden dat de CBvS thans zoveel schade lijdt vanwege de benoeming van Van Trikt tot Governor vanwege zijn relaties met Orion, moet ik zeggen dat wij een betere job hadden kunnen doen achteraf gezien. Weer blijkt de vooringenomenheid van de rechter. Het onderzoek is nog gaande en zij stelt in haar vraagstelling al vast dat door de benoeming van de governor de CBvS zoveel schade heeft geleden. Het schade lijden is ook niet per definitie van strafrechtelijke relevantie.
Echter, wij wisten niets van de relatie met Clairfield. Was te halen uit de portfolio van de governor. Deze informatie is publiekelijk toegankelijk.
Vanwege de relatie tussen van Trikt en Orion zou het raadzaam zijn geweest als de RvC daar strenger mee was geweest.
De contracten met Orion zouden dus moeten worden voorgelegd voor toetsing aan de RvC. moeten of gewenst?
Ik verwijs hierbij naar de bepalingen van het handboek deugdelijk bestuur van de CBvS. schrijft het handboek dat dwingend voor? Van wanneer dateert het handboek?
Pagina 61 Vonnis RVT Overweging van de Rechter
“ ook zijn verschillende interne regels c.q. waarborgen overboord gegooid. Er zijn zaken gedaan met verschillende partners ( verdachte Angnoe en Buysse) terwijl dit voor een ernstige interne conflict situatie heeft zorg gedragen (belangenverstrengeling)”
Angnoe is directeur en mede aandeelhouder van Orion. Buysse H , van Trikt en Angnoe zijn leden gezamenlijk verbonden aan de rechtspersoon Limebridge VZW, gevestigd in BELGIE.
Dit is de enige overweging van de rechter dat andere zijn bevoordeeld. Hetgeen al duidelijk is dat de contracten marktconform zijn en lager zijn dan de vergelijkende offertes die aanwezig zijn. De uurtarieven lager liggen dan andere accountantskantoren die ook aanwezig zijn bij de Centrale Bank van Suriname.
Opmerkelijk omdat geen enkel persoonlijk onrechtmatig voordeel is vastgesteld nog is aangetroffen. De contracten van Clairfield zijn marktconform en de contracten van Orion zijn wel degelijk door de directie aangetekend en doorgestuurd naar de Juridische Afdeling. William Orie bevestigd dit. Ook dit contract #3 Financial Intelligence department heeft een 50% voorschot opgenomen en is goed gekeurd door de Juridische afdeling. Het geen dus acceptabel is voor de CBVS. De verdediging wil graag er op wijzen dat. De verdediging heeft derhalve onomstotelijk aangetoond dat ook de juridische afdeling van de C.B.v.S. dit geen belemmering voelt als de marktconforme overeenkomsten worden getekend.
De Governor is gerechtigd aandeelhouder te zijn . art 20 lid 5 Bankwet
Wanneer tijdens de procedure waarborgen zijn ondernomen conform IFAC code of Ethics, internationale regelgeving voor accountants om de onafhankelijkheid te bewaken, en de Governor gerechtigd is deze contracten aan te gaan, dan is dit bij het ontbreken van een integriteitscode art 4 lid e van de anti corruptie wet niet te toetsen.
Wat mag en wat is niet toegestaan.
Het is de Governor toegestaan conform art 23 lid1 partijen te binden ( vergelijkingen BDO en Deloitte qua uurtarieven die aantonen dat er geen buiten proportionele bedragen/ tarieven zijn afgesproken.
Openheid en transparantie zijn gehanteerd.
Limebridge VZW is reeds in 2017 opgericht en de transacties doe door Orion zijn ingezet hebben niets te maken met de CBVS.
Daarnaast heeft de Governor nergens en dan ook nergens part nog deel aan de activiteiten van Orion. Zo toont ook de bewijslast van het OM aan. Van Trikt heeft geen bemoeienis met de operationele aangelegenheden en besluitvorming binnen Orion.
De contracten van ORION zijn lager dan de marktconform in vergelijking met wat gangbaar is in Suriname en internationaal. Dit is ook bevestigd door ORIE en SOEKNANDAN.
De in de Anticorruptie Wet voorgeschreven geldende integriteitscode voor publieke functionarissen op te stellen door de Anticorruptie commissie (artikel 4 lid 1 en artikel 13 lid 2) is niet opgesteld door de Anticorruptie commissie en daarmee waren er geen wettelijke vereiste maatregelen.

  • Bij het ontbreken van de vereiste maatregelen bij de CBvS en de geldende integriteitscode en/of instructies van de Anticorruptie commissie heeft verdachte de volgende maatregelen getroffen:
    o Bevoegdheden Bankwet als norm hanteren
    o IFAC code of ethics als norm hanteren voor het aangaan van contracten. Hier kom ik later op terug.
    o Bespreken en mede ondertekenen van de contracten met Orion door overige directieleden
    o Zelf normen bij de CBvS in place brengen zoals: corporate governance code, procurement afdeling, Internal Audit Department, Risk department (allen opgenomen in het strategisch document) en goedgekeurd door de RvC en de Minister van Financiën. De aanwezige urgentie van deze opdrachten lag in de voorbereidingsfase om de due dilligence van de US FED en de samenwerking met de US FED te realiseren.
    Belangenverstrengeling is niet verboden in de Anticorruptie wet of enig ander wetsproduct. Op pagina 28 geeft de Anticorruptie wet aan dat de Anticorruptie commissie kan ondersteunen bij het identificeren op “niet strafbare vormen van belangenverstrengeling”.
    Over de belangenverstrengeling/ belangenconflict wil ik het volgende aangeven:
  • De Governor mag aandelen houden volgens de bankwet (artikel 22 lid 5)
  • De Governor is bevoegd om de bank in en buiten rechte te verbinden (ART 23 lid 1)
  • Er waren geen geldende voorwaarden of procedures of normen binnen de CBvS omtrent belangenverstrengeling, ook niet bepaald door de Anticorruptie commissie in een regelement of code of waar dan ook. (ART 23 lid 2 ontbreekt)
  • De onpartijdigheid en onafhankelijkheid is gewaarborgd door de IFAC Code of Ethics die is toegepast door de verdachten bij het aangaan van de contracten. Hierin staat dat een professional redelijke stappen dient te ondernemen om risico’s van belangenverstrengeling te identificeren en te mitigeren tot een acceptabel niveau. De belangenverstrengeling was geïdentificeerd door de Bank en het risico is als volgt aanvullend gemitigeerd op basis van deze IFAC richtlijnen:
    o Bespreken met en meetekenen van overige directie leden op de contracten in het kader van transparantie en goed bestuur. De opdrachten zijn in lijn met het strategisch document zo worden de Internal Audit Department en de FID afdeling in het organogram in het strategisch document genoemd. Dit alles ter versteviging van het instituut en zoals genoemd in het Safeguard report van het IMF.
    o Het verantwoordelijk stellen van een directie lid voor de uitvoering van de projecten
    o De desbetreffende directeuren hebben zelf de onderhandeling en verificatie gepleegd met ORION zonder tussenkomst van de GOVERNOR;
    o De gewezen Governor was niet operationeel betrokken. Hij heeft een respectievelijk directielid verantwoordelijk gemaakt voor de uitvoering onder wie het contract viel.
    o De opdrachten waren geen Assurance opdrachten maar Adviesopdrachten. Het verschil is dat bij Assurance een bepaalde mate van zekerheid wordt gegeven. Voor Assurance opdrachten gelden strenge voorwaarden voor mogelijke risico’s op belangenconflicten. Bij adviesopdrachten niet omdat de adviezen vrijblijvend zijn.
    De transparante procedures waren niet aanwezig binnen CBvS in haar 60 jarig bestaan en waren ook niet voorgeschreven door de Anticorruptie commissie of ander wettelijk voorschrift. Deze zijn wel door de verdachte gewezen Governor in place gebracht (zie strategisch document). Om toch zeker te zijn van gelijke behandeling ondanks het ontbreken van normen, heeft de Gewezen Governor een analyse gemaakt van de bestaande dienstverleners en hun betrokkenheid bij de CBvS. Van de 4 grote accountantskantoren waren 3 reeds werkzaam bij de CBvS ten tijde van het aangaan van de contracten. Van deze 3 waren 2 gecontracteerd voor Assurance opdrachten, wat volgens de IFAC Code of Ethics de aanwijzing voor Adviescontracten limiteert. Het mag duidelijk zijn dat wel degelijk stappen zijn ondernomen om belangenverstrengeling tijdens de procedure mijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid te waarborgen.
    EDELACHTBAREN, Is dan slechts het aandeelhouderschap van Orion de reden tot vervolging van Belangenverstrengeling of witwassen
    Het contract Prodigy dat is aangegaan met Clairfield, na vergelijking SOVX (Jethu) ( 6 mei 2019), betreft een rechtstreekse betaling van bank Clairfield naar Bank Orion. Dit contract is tevens door het rapport Kroll als markt conform beoordeeld. Het schrijven van de Minister van Financiën naar de Parastatale bedrijven, zoals ook op pagina 66 van het Vonnis R van Trikt wordt aangegeven, geeft duidelijk aan dat de uitvoerende macht volledig op de hoogte is van deze projecten. Het geen duidt op een eenduidig beleidsvoering.
    EDELACHTBAREN, Het arrest uit 2017 waarin de Hoge Raad in Nederland oordeelde dat er geen sprake was van belangenverstrengeling omdat de bestuurder in kwestie geen persoonlijk voordeel had behaald, is het arrest “Bestuurder stichting; belangenverstrengeling; persoonlijk voordeel; algemeen belang; verduistering” (ECLI:NL:HR:2017:2165).
    Het arrest uit 2018 waarin de Hoge Raad in Nederland oordeelde dat er geen sprake was van belangenverstrengeling omdat de directeur geen persoonlijk voordeel had behaald en omdat het inschakelen van zijn eigen bedrijf voordelig was voor de zorginstelling, is het arrest “Belangenverstrengeling; persoonlijk belang; strafbaarheid” (ECLI:NL:HR:2018:1762).
    Aanwezig is:
    Huurovereenkomst 2018 tussen de rechtspersonen Orion CAPITAL INVESTMENT NV en LIMEBRIDGE FINANCIAL ADVISORY SERVICES NV van het kantoorpand Orion aan de BROKOPONDOLAAN #5.
    Rekening Courant staat 2017/2018 ORION met een vordering van de LIMEBRIDGE HOLDING van USD 445.594,67;
    Saldo bevestigingsvordering 1 december 2017 van LIMEBRIDGE FAS van USD 250.409,81 te betalen door ORION.
    Zijn afdoende getekende contractuele verplichtingen uit het verleden die aantonen en verklaren waar de publieke functionaris zijn inkomsten vandaan heeft. Tevens bevestigd door de verklaring/ proces-verbaal van W. Orie.
    Inzake huuropbrengsten van het te verhuren kantoorpand. Dit sluit aan met het article 19/20 self enrichment OAS internationaal verdrag art 467 Sr.
    Het geen ook niet ten laste is gelegd.
    Derhalve de definitie van corruptie waarbij gezien geen belofte, dienst of gift sprake is. ( zie definitie corruptie ACW) geen onrechtmatig persoonlijk voordeel of enige vorm van onrechtmatige zelfverrijking.
    EDELACHTBAREN in ordner II van het G.V.O zijn al de overeenkomsten die zijn aangegaan met Orion opgenomen. Bij de bestudering van die overeenkomsten zal het U opvallen dat de uurtarieven lager liggen dan de uurtarieven van Ernst en Young en veel lager liggen dan de uurtarieven van BDO die dertig jaar lang de externe audit van bank heeft gedaan .
    Voorts zijn in die overeenkomsten met Orion Capital garanties ingebouwd zoals opgenomen in de algemene voorwaarden gedeponeerd ter Griffie van de Arrondisements rechtbank d.d. 30 januari 2013. Alle vijf overeenkomsten die genoemd zijn in de tenlastelegging zijn terug te vinden in ordner nummer IV van het G.V.O. dossier en zal het u opvallen dat er ook delivery’s zijn gepleegd.
    Ook blijkt uit al de overeenkomsten dat het uurtarief veel lager was dan gangbaar was bij de overeenkomsten die in Suriname gelden. EDELACHTBAREN de vervolgingsambtenaar heeft in de tenlastelegging onder Romeins II niet aangegeven dat de overeenkomsten niet noodzakelijk waren, expliciet betekent dit dat de overeenkomsten met Orion Advisory noodzakelijke overeenkomsten waren en blijkt zulks ook uit de getuige verklaringen die hier herhaald zullen worden. Een nadere beschouwing van de overeenkomsten met name de overeenkomst over het wapenarsenaal geeft aan dat het betreft een beschrijving over de afgelopen tien jaren en een beschrijving van de procedure regels.
    EDELACHTBAREN laat de verdediging U verwijzen naar een overeenkomst tussen de gaming board en de Centrale Bank, de N R A en de C F AT F die het noodzakelijk maakten dat er een FID Department (FINANCIAL INTELLIGENCE DEPARTMENT) in het leven werd geroepen. De getuige Orie heeft nadrukkelijk aangegeven dat met name de reorganisatie van de afdeling INTERNAL AUDIT DEPARTMENT EN DE OPRICHTING VAN DE AFDELING FID noodzakelijk was en de prijs ook goed was. Het simpele feit dat deze als markconform zijn beoordeeld en goedkoper waren dan vergelijkbare tarieven.

Bovendien moet in beschouwing worden genomen, dat de Centrale Bank nog nooit een openbare aanbesteding heeft gehouden de overeenkomsten met Orion Advisory die elk apart met U besproken zullen worden.

Met betrekking tot de overeenkomsten die betrekking hebben op de Financial Intelligence Department zegt de Hr. Orie dat die noodzakelijk was en de prijs was ook goed. Ook met betrekking tot de overeenkomst met betrekking tot het opzetten van een Interne Audit zegt Orie dat die overeenkomst goed was en de prijs was ook niet hoog en dat beide van de projecten noodzakelijk waren .
In ordner IV van het Gerechtelijk Voor Onderzoek zult U de overeenkomsten vinden die betrekking hebben op de overeenkomsten van Orion en zal het onmiddellijk opvallen dat het niet verschilt met de overeenkomst van Ernst en Young.
De drie andere overeenkomsten te weten de sparring partner overeenkomst ,de inventaris van het wapen arsenaal en de begeleiding van de stagiaire.
Uit het verhoor van Soeknandan blijkt, dat niemand zat te springen om deze mevrouw als stagiaire op te nemen omdat het veel tijd en inspanning zou kosten en wel omdat AA een beschermde titel is en gebonden is aan de richtlijnen van een Nederlands instituut. B D O die dertig jaren bij de C.B. heeft gewerkt als externe accountant wou haar ook niet begeleiden. Uit de verschillende overeenkomsten die U in dossier IV zult vinden van het Gerechtelijk Voor Onderzoek zult U zien dat uurtarieven in rekening worden gebracht.
De inventarisatie van het wapen arsenaal. Uit dossier IV zult U zien dat het project in zijn geheel is opgeleverd. Er bestonden zoals blijkt uit het verhoor van Soeknandan geen procedure regels bij de wapen afdeling. Wapens werden door derden in bruikleen gegeven. Kapotte wapens werden in elkaar gezet en niemand wist hoe het wapen arsenaal er uit zag. De getuigen zeggen dat de Politie het zou kunnen doen, echter is de Politie niet opgeleid om de procedure regels te schrijven. Nu de sparring partner overeenkomst. Uit het verhoor van met name de twee eerder genoemde getuigen blijkt dat alle eerdere Governors een vertrouwens persoon hadden met wie zij zaken konden bespreken. Het bespreken heeft ook plaats gevonden en heeft geresulteerd in een strategisch plan waaruit ook de verschillende overeenkomsten die eerder zijn genoemd met Clairfield zijn ontstaan en het duidelijk is dat de minister van Financiën van die projecten op de hoogte was.
De enige omstandigheid dat de verdachte aandeelhouder is in het bedrijf van Orion is geen beletsel om Orion aan te huren, immers het is een feit van algemene bekendheid dat accountants kantoren met internationale ervaring te tellen zijn op de vingers van een hand in dit land. De mede verdachte Angnoe had 10 jaren gewerkt bij K P M G als accountant. Pikant is om te vermelden dat de Governor Hoefdraad drie sparring partners had tot een totaal bedrag van bijkans 70.000 U.S.$ per maand en wel Krockkow, Ten Berge en iemand uit Engeland voor U.S.$ 36.000 per maand Ten Berge voor U.S.$ 12.000 en Krockkow voor een bedrag van U.S.$ 15.000 per maand.
Indien U ordner IV bekijkt zult U opmerken dat er delivery’s zijn gepleegd voor al de projecten. Het project met betrekking tot het wapen arsenaal is in zijn geheel opgeleverd en slechts de begeleiding zou nog plaatsvinden. Nu projecten zijn opgeleverd en de uurtarieven veel lager liggen dan gebruikelijk is in Suriname en geen enkel onrechtmatige persoonlijke verrijking is aangetroffen. Is dan de enkele omstandigheid dat de Governor aandeel houder is, de bewering van het OM dat er sprake is van belangenverstelling. De verdediging geeft duidelijk aan dat TIJDENS HET PROCES wel degelijk waarborgen zijn genomen om de onpartijdigheid en onafhankelijkheid te garanderen, zeker tegen de achtergrond van het feit dat gerenommeerde accountants kantoren niet voor het op rapen liggen. De vervolgingsambtenaar zegt verder in de verfeitelijking, dat er geen advies is ingewonnen, echter zijn de andere overeenkomsten met andere accountants kantoren in ordner nummer IV en er was genoeg vergelijkings materiaal.
De vraag of de overeenkomsten wel of niet zijn voorgelegd aan de Juridische Afdeling is ook beantwoord aan de hand van getuige verklaringen en kan niet bijdragen tot bewijs van enig feit. Zo zegt Orie aan de Rechter commissaris dat hij persoonlijk de overeenkomsten die betrekking hadden op de interne audit en de FID persoonlijk heeft gestuurd naar de Juridische Afdeling.

EDELACHTBAREN U zult in ordner nummer vier een overeenkomst vinden met de heer Tuur van de Gaming Board. Die overeenkomsten hebben te maken met N R A en de C A F T F. Tevens is de samenwerking met de US FED (de Centrale Bank van America) essentieel voor het ordenen van onze economie en het bieden van koers- en prijsstabiliteit. De voorbereidende projecten die daarvoor noodzakelijk en urgent zijn om tot de samenwerking met de US FED te komen hebben met succes geleid tot een Unique en fenomenaal historisch resultaat voor SURINAME. Dat waren de omstandigheden waaronder deze overeenkomsten ook tot stand zijn gekomen. De heer Orie zegt heel nadrukkelijk dat de overeenkomsten noodzakelijk waren en de prijs ook redelijk was.

De enkele omstandigheid dat er geen openbare aanbesteding is gehouden hetgeen ook niet de cultuur was en zoals eerder gesteld, dat bij dit soort projecten het niet gebruikelijk is dat er openbare aanbestedingen worden gehouden is lichtvaardig dagvaarden en bied aan U ook niet de ruimte om hetgeen is gesteld op pagina 26 tot en met 32 van het requisitoir als redengevend aan te nemen voor welk feit dan ook maar zeker niet voor de feiten zoals vermeld in de Anticorruptie wet artikel 13 de leden 1 en of 2 de verdediging vraagt U dan ook om de verdachte voor het feit onder Romeins II vrij te spreken.

T.A.V. FEIT III MONEY LAUNDERING
De verdediging heeft behoefte om deze rechtsfiguur met U te bespreken. Deze feiten hebben als grondslag Wet Strafbaarstelling Money Laundring S.B. 2002 no. 64 en wel artikel 1 b en 3 b van de wet. De verdediging neemt U mee naar de memorie van toelichting van deze wet aleer het materiaal uit het dossier aan U zal worden voorgehouden voorhou met name zal bewezen moeten worden hetgeen de verdachte verweten wordt AFKOMSTIG VAN ENIG MISDRIJF.
Indien en voorzover er meerdere misdrijven in het spel zijn, dan is de vervolging niet verplicht te bewijzen uit welk misdrijf de gelden en of goederen afkomstig zijn. Is er slechts een misdrijf, dan is de vervolging gehouden het misdrijf te noemen en te benoemen. De verdediging citeert uit de memorie van toelichting van deze wet met name op pagina 16 en 17. Ik citeer onder E AFKOMSTIG VAN ENIG MISDRIJF vanaf regel 5 onder dit onderdeel gaat het bijvoorbeeld om handelingen van verdachte Y ten aanzien van een bankrekening, waarop hij en zijn compaan opbrengsten van hun verschillende criminele activiteiten ( mensen handel, wapensmokkel afpersing drugshandel ) placht te storten, maar is niet duidelijk uit welke van die activiteiten de betreffende gelden afkomstig waren( wellicht uit allemaal), dan kan niettemin bewezen worden geacht, dat die gelden van enig misdrijf afkomstig waren. Bij de meer grootschalige Money Laundring activiteiten zal snel kunnen worden aangenomen, dat de daaraan ten grondslag liggende gronddelicten opzettelijk zijn begaan, zodat er sprake is van een misdrijf.
Nu EDELACHTBAREN zal ik overstappen naar de bespreking van het geen mijn cliënt ten last eis gelegd onder romeins III A van de dagvaarding heeft de vervolging gekozen tussen artikel 1b en of 3 b van de Wet Money Laundring. Ik zal beginnen met aan U te vragen om de verdachte vrij te spreken van hetgeen hem ten laste is gelegd onder romeins III A en wel om het volgende.
Aan de verdachte wordt verweten dat hij tezamen en in vereniging met de heer Angnoe of Orion Capital Investment en of anderen een bedrag groot Euro 625.000 op 28 mei en op 5 juli een bedrag groot U.S.$ 30.059 op 15 oktober Euro 48.000 en 90.000 U.S.$ als aanbetaling van een range rover hebben verworven of omgezet of gebruik hebben gemaakt waarvan zij moesten vermoeden dat het afkomstig was uit enig misdrijf. EDELACHTBAREN de verdediging vraagt Uw bijzondere aandacht voor het woord verwerven. De grammaticale betekenis van het woord is iets door aankoop verwerven ( zie Van Dales groot woordenboek der Nederlandse taal deel II pag. 2745 .Ook de wetgever geeft aan in de memorie van toelichting wat onder verwerven moet worden verstaan in dit artikel.
Ik citeer voor U uit de memorie van toelichting op pagina 14 de termen verwerven voorhanden hebben en overdragen hebben ongeveer dezelfde betekenis als in de helings bepalingen.
Zij veronderstellen feitelijke zeggenschap ten aanzien van het voorwerp ,al is niet vereist dat het voorwerp zich in de fysieke nabijheid bevindt.
Van verwerven is hier geen sprake noch in de juridische betekenis van het woord verwerven noch in de grammaticale betekenis.
De verschillende bedragen nader besproken aan de hand van het dossier .Geachte President en leden van het Hof in Uw dossier zult U een brief van Hans Buysse aantreffen waarin hij nadrukkelijk aangeeft dat de betaling van Euro 625.000 is geschied als voorschot van verleende diensten ten behoeve van Prodigy 1 en wat zegt de getuige zoals eerder geciteerd en nu weer herhaald voor U over dit project, Project Prodigy valuation of the assets of the government of Suriname in beginsel was dit project van belang voor Suriname als land. Evenwel ben ik van mening dat het resultaat van dit project ook te gunste zou zijn van de centrale bank ,
Ter verduidelijking geef ik U aan dat met dit project deviezen zouden binnen stromen voor het land en het zou uiteindelijk ten goede komen van de Centrale bank. In het geding wordt een brief gebracht van Clairfield ,die thans een deel van het voorschot terug wil omdat de projecten gestopt zijn. Deze brief geeft in elk geval de zakelijkheid van de relatie Orion en Clairfield.
Wat zich dan vervolgens voordoet is het volgende en in Uw dossier zult U een mail bericht tegen komen van Revi Thakoerdien stuurt een mail bericht naar Joelle Ferrier en vraagt haar om een invoice op te maken ten behoeve van Clairfield. Joelle vraagt naar een voorbeeld en wordt een invoice van project Strength waarin Clairfield en Orion hebben samen gewerkt te weten de uitgifte van de aandelen emissie van de HAKRIN BANK en neemt Joelle het precies zo over. De transactie van het Project Prodigy op 28 mei 2019 is een rechtstreekse overmaking van BANK NAAR BANK en heeft geen enkele betrekking op enige transacties van de VZW in BELGIE. Het is de rechtspersoon Clairfield dat uit hoofde van contractuele verplichtingen en werkafspraken op basis van een factuur geld overmaakt ten behoeve van Orion. Het zal U opvallen dat niets wordt verhult, doch van bank naar bank vind er een overmaking plaats in alle openheid. Money Laundring geeft juist geen openheid doch probeert het te verhullen. Limebridge VZW is een vereniging naar Belgisch recht waar in participeren Hans Buysse, Van Trikt en Angnoe. Deze vereniging functioneert geheel volgens het Europees recht en is het onmogelijk om transacties te plegen die niet transparant zijn en de herkomst van de gelden niet duidelijk is.
Limbridge VZW werd ook gebruikt als tussen schakel voor stortingen die Clairfield deed ten behoeve van Orion Capital, immers uit het verhoor van Angnoe en van Sheoradjpanday blijkt dat Clairfield en Orion samen de aandelen emissie van de Hakrinbank hebben begeleid en de Hakrinbank heeft gekozen voor Clairfield zonder openbare inschrijving, omdat volgens de directeur van de Hakrinbank Clairfield de deskundigheid in huis had voor het waarderen van de Hakrinbank en begeleiden van de aandelen emissie exercitie.
De Hakrinbank wist ook van de aandelen emissie van de Surinaamsche Bank die begeleid was door B D O en een mislukking is geworden zodat de Centrale Bank genoodzaakt was om in te springen ten einde de Surinaamse Bank te redden en het geheel financieel systeem in Suriname te redden. De Range Rover van de rechtspersoon Orion zijnde een BEDRIJFSWAGEN, uit Uw dossier zult U ook merken dat de betaling eveneens per bank is geschied met de formele inkomsten van de rechtspersoon ORION. De bedragen genoemd in de tenlastelegging zijn overmakingen die zijn gepleegd uit de bedrijfsvoering van het accountantskantoor. Het blijkt met name uit het verhoor van Angnoe nu Clairfield ook nog andere aanbiedingen had zoals het helpen financieren van de koop van de Afobakka dam om een een samenwerkings overeenkomst aan te gaan. Partijen waren in een transitie fase en de samenwerking was nog niet geformaliseerd. Uit de app berichten tussen de getuige Hoefdraad en Van Trikt zult U merken dat er ook gesprekken hebben plaats gevonden ten huize van Hoefdraad die betrekking had op de Japanse Nomura Bank die de koop van de Afobakka dam zou financieren tegen veel betere voorwaarden dan de Oppenheimer deal. Het Openbaar Ministerie stelt artikel 1 lid b van de Wet strafbaarstelling Money Laundring ten lastte door te stellen dat gebruik is gemaakt van de rechtspersoon VZW opzettelijk geldbedragen over te maken welke middelijk of onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf. Daarbij noemt het Openbaar Ministerie vier transacties.
Het OM stelt op pagina 37 van haar requisitoir dat verdachten Van Trikt, Angnoe en Buysse belangen hebben bij Limebridge VZW. De verdediging wil benadrukken dat Limebridge VZW een stichting is in België welke opgericht is in 2017 (ruim voordat dhr. Van Trikt Governor is geworden) en dus ook valt onder de regelgeving van België. Bij deze stichting hebben de 3 voornoemde heren geen financiële belangen. Aangezien de stichting geen aandelen heeft of winst uitkeert. De heren krijgen ook geen vergoeding voor het werk dat zij doen voor de stichting. Het belang dat het OM stelt ziet de verdediging als niet significant. Daarnaast somt de vervolging transacties op die buiten de CBVS staan en niets te maken hebben met CBVS in de dagvaarding. De verdediging benadrukt dat de HEER VAN TRIKT en de Centrale Bank geen enkele betrokkenheid hebben bij de opdracht van de Hakrinbank aandelen emissie, noch bij de obligatie lening bij Oppenheimer danwel NOMURA. En dus geen enkele betrokkenheid bij de geldelijke banktransacties van VZW in België.
De verdediging wil voorts benadrukken dat de heer Van Trikt slechts aandeelhouder is van de rechtspersoon ORION ASSURANCE & ADVISORY NV en geen invloed van betekenis heeft op de operatie van de rechtspersoon. Terugleidend naar de wet kamer van koophandel zijn duidelijk weergegeven de strekking van de verantwoordelijkheden van een aandeelhouder. Hetgeen de vervolging in deze ten laste tracht te leggen is onconventioneel en niet conform de wet en regelgeving.
Ter abstractie:
Bij het OM NOORD HOLLAND (CASE IN BESLAGNAME 19.5 MILJOEN EURO 2017 tot heden) heeft de commerciële Banken Finabank, De Surinaamsche Bank en de Hakrinbank als verdachte aangemerkt in de witwaspraktijken in Suriname. Het is de directie die als verdachte worden aangemerkt verantwoordelijk voor het bestuur. Niet de aandeelhouders. (Assuria of Self Reliance of Kersten of de Overheid als aandeelhouders zijn toch niet gedagvaard).
The in coming Payment en de verklaring van Sheoradj Panday zullen samen getrokken worden. De verdediging merkt op dat de vervolgings ambtenaar opzettelijk zaken heeft verzwegen aan U,E.A ,terwijl alle documenten in het dossier zijn. Het hele verhoor van Sheoradj Panday heeft met deze zaak die onder UW hamer is niets te maken. De Hakrinbank heeft een ander soortige overeenkomst met Clairfield en Orion terwijl de het formulier incoming payment op een vergissing berust en pas nadat de verdachten in de gelegenheid waren naar hun kantoor te gaan is het gebleken, dat het een vergissing was. Ook Buysse heeft zulks bevestigd.
De transactie van Project Prodigy is van 28 mei 2019 en Clairfield maakt het geld over ten behoeve van Orion. Het zal U opvallen dat niets wordt verhult, doch van bank naar bank vind er een overmaking plaats in alle openheid. De lening bij het pensioenfonds Kersten is alles afgegeven en aangetoond bij de politie. Vastgesteld moet worden dat bij het aangaan van deze lening in 2015 het de rechtspersoon, Limebridge Financial Advisory Services NV, is geweest die elke maand de betalingen van de hypotheek heeft gedaan. In de correspondentie bij het pensioenfonds Kersten bij het aangaan van de lening wordt duidelijk vermeld dat de rechtspersoon, Limebridge FAS, de betalingen voor zijn rekening neemt. En dit is ook aangetoond middels bankafschriften en email bevestigingen. Geen enkel ongeoorloofd zelf verrijking.
Er zijn geen persoonlijke betalingen gedaan noch heeft de verdachte ONVERSCHULDIGDE bedragen ontvangen. De rechtmatige ontvangsten zijn volledig onderbouwd en verklaard aan de politie en als een lening reeds 3 jaar (36 maanden) wordt betaald door de rechtspersoon zoals ook duidelijk is aangetoond, kan het niet anders dat de bewering van de vervolging ongefundeerd en onjuist is.
Op het schriftelijk bewijs van het Openbaar Ministerie waarbij wordt verwezen naar de tijdlijn met de voorzitter van het Pensioenfonds Kersten & CO, de heer TJONG A HUNG vergeet de vervolgambtenaar voor het gemak dat de heer Van Trikt met onderliggende onderbouwing en bankafschriften heeft aangetoond dat Limebridge Financial Advisory services NV de betalingen voor de hypotheek vanaf het aangaan van de verplichtingen in 2015 uitvoert en zo ook garant staat voor deze lening. Daarnaast zijn de bankafschriften van Limebridge Financial Advisory Services NV overlegt, hetgeen aantoont dat op 23 mei 2019 voldoende gelden zijn ontvangen op de rekening van de rechtspersoon, LIMEBRIDGE FINANCIAL ADVISORY SERVICES, voor het aflossen van deze openstaande bedragen, waar deze whats app berichtgeving duidelijk naar verwijst. . Saillant detail is dat het openbaar ministerie tracht deze berichten te koppelen aan transacties van de maand juni 2019 om de feitelijkheden te verdraaien. Bovendien kan er geen sprake zijn van money laundring omdat het een feit van algemeen bekendheid is dat in heel west Europa elke storting en opname boven de 5000 Euro een gedegen stuk daartegen over ten grondslag moet hebben. Ook de herkomst van het geld moet verklaarbaar zijn, dit zijn feiten van algemeen bekendheid en behoeven geen nadere bespreking. Het houden van aandelen zoals volgens de BANKWET artikel 22 lid 5 is toegestaan is geenszins een aanvaardbare grondslag om de HEER VAN TRIKT als aandeelhouder het verwijt ten laste te leggen.
De verdediging vraagt U dan ook voor dit feit de verdachte vrij te spreken.

T.A.V. FEIT VI VALSHEID IN GESCHRIFTE
De vervolgings ambtenaar gaat verder en gebruikt de verklaringen van Orie over de vermeende manipulaties met de cijfers .
De verdediging gaat opnieuw citeren De verdediging citeert Soeknandan d.d. 4 maart 2020 bij de R.C op pagina 15 de R.C. vraagt het volgende, althans maakt de R.C. de volgende opmerking ik houd u voor dat uit het onderzoek van de politie naar voren ,is gekomen, dat u en Orie op aangeven van Van Trikt de cijfers van de valuta interventie hebben gemanipuleerd.
Het antwoord is: Dit is niet juist .Ik zal uitleggen wat er is gebeurt .De cijfers worden bijgehouden door de afdeling buitenland ,afdeling financieel market en de afdeling kas .Tijdens de conferentie call met van Trikt die toen uitlandig was hebben we de cijfers aan hem doorgespeeld .
De Minister van financiën had deze cijfers nodig voor De Nationale assemblee. Bij die gelegenheid gaf van Trikt aan dat er bij een van de maanden de valuta interventie hoger was dan de overige maanden en vroeg ons namelijk de drie directie leden om te werken met maand gemiddelden zodat er geen piek meer zou zijn.
Dat hebben wij ook gedaan waardoor aan het totaal geen verandering is gekomen. Daarna zijn de exacte cijfers ook doorgespeeld via van Trikt aan de minister van financiën zodat die zelf kon uitmaken of hij met de mand gemiddelde of met de exacte cijfers zou werken .
In die periode transporteerden personen grote bedragen in Euro’s naar het buitenland en een was toen aangehouden. Ik vermoed dat zij daarom niet met de exacte cijfers wilden werken maar met gemiddelden om zodoende vervelende vragen in de Nationale Assemblee te voorkomen kortom wij hebben aan niets meegewerkt dat niet mag.
Orie zegt ook het zelfde. Hij zegt nog meer. Hij zegt uiteindelijk heeft de getuige Hoefdraad de cijfers nooit heeft gepresenteerd. De enige persoon die iets anders zegt is Hausil, die de verdediging niet nader zal bespreken, omdat zij kennelijk geproefd heeft van de honing van de leugen tot dat al haar chromosomen daar vol van zijn geraakt. Geachte President en leden van het Hof de officier U en de verdediging lezen het zelfde dossier en zoals hier boven gesteld kunnen deze twee tegenstrijdige verklaringen en hetgeen gesteld wordt door de vervolgings ambtenaar resulteren in een overtuiging .Niet gewoon geloven maar overtuigd raken uit de inhoud van de wettige bewijs middelen

EDELACHTBAREN, het presenteren van gemiddelde is slechts een andere weergave van cijfers.
“Goed bestuur en compliance regels vereisen wel dat eerst afstemming wordt gepleegd met de RVC over materiele bedragen en contracten. ” is kennelijk ten laste gelegd om interessant te doen en zal hier bij worden volstaan met hetgeen hierboven is gesteld en hier worden herhaald
Daarnaast Geachte President en leden van het Hof neemt de vervolging zelf op de verklaring van de heer Gaurishankar in haar requisitoor (pagina 17) die verklaard “Verder dat er ook geen sprake was van manipulaties”. Hij verklaard ook:”Tijdens dat gesprek heb ik niet kunnen constateren dat hij gedreigd heeft” Op grond van welke verklaring de vervolgings ambtenaar vasthoud dat de cijfers zijn gemanipuleerd is onbegrijpelijk. Bovendien zegt Orie we hebben de reëel cijfers ook mee gegeven waaruit blijkt dan de intentie om valsheid in geschrifte te plegen.

EDELACHTBAREN, het werken met gemiddelden geeft vanuit een ander statistisch perspectief nog steeds op een correcte wijze een situatie weer.

Orie zegt ook het zelfde. Hij zegt nog meer. Hij zegt uiteindelijk heeft de getuige Hoefdraad de cijfers nooit gepresenteerd.

ONDEUGDELIJKHEDEN VAN HET VONNIS 31 januari 2022
DE KANTONRECHTER leest verder uit de verklaringen van KIRPALANI tijdens het GVO van 25 maart 2020:
PREJUDICIEREN:
“Is dat toegestaan dat op zo een manier correcties worden aangebracht aan de juiste cijfers? de vraagstelling geeft bewust een negatieve connotatie zodat de handeling past in de verdenking waarvoor de governor terecht staat.
Het is niet correct om cijfers op zo’n manier te corrigeren, ook niet in opdracht van de Governor. Je kunt niet willens en wetens verkeerde informatie presenteren aan DNA.” De getuige heeft reeds aangegeven geen kennis en wetenschap te dragen van de rapportage. Verder is het niet zijn vakgebied, dus hij spreekt ook niet als onbeëdigde getuige-deskundige. Dus de rechter ontlokt valse getuigenissen. Voorts is de duiding van deze aantijging een eigen leven gaan leiden. Eerst was het ‘onjuiste cijfers’, verdachte spreekt van ‘gemiddelde cijfers’ de rechter spreekt van ‘correctie van juiste cijfers’. Feit is dat de rechter geen rekening heeft gehouden dat de statistische weergave van de gemiddelde cijfers niet zijn verwerkt in de administratie van de Bank. Daar ook getuigen hebben verklaard dat dit van geen enkel invloed is op de administratie van bank.

PAGINA 34
“ De kantonrechter merkt op dat zijn hierin valsheid in geschrifte leest.”
Gemiddelde presentatie van interventie op een informeel document ter uitleg van de behoefte USD contanten per maand voor behandeling van de USFED.
Een kattebel is opgemaakt ter illustratie van de behoefte aan CASH USD per KWARTAAL op vragen van de US FED. Gemiddelden worden niet verwerkt in de administratie van de Bank, is een weergave ter illustratie.
Dit heeft geen enkele invloed op de cijfers of statistieken van de Bank. Zo ook door een ieder bevestigd. De cijfers/ statistieken van de Bank zijn niet gemanipuleerd of aangepast. De minister van Financiën heeft alle tabellen ontvangen ter informatie. Hier is geen nadeel aan, noch zal enig nadeel hieruit kunnen ontstaan.

“De raadsman merkt op dat Orie tijdens zijn verhoor bij de RC in het kader van GVO heeft verklaard dat de totalen van de tabellen niet gewijzigd was.
“De verdachte reageert als volgt : op de vraag van u of Lagarde nodig was om de dam over te nemen verklaar ik dat het erom ging dat er gelden nodig waren om die dam over te nemen ” Bovenstaande verklaring correspondeert niet met de gestelde vraag. Tevens de Governor kan nimmer verklaren dat Lagarde nodig was om de Afobaka dam over te nemen. Lagarde heeft niets maar dan ook niets te maken met de Afobaka dam. Lagarde is aankoop van Royalties en de Afobaka dam is een aangelegenheid van de Overheid met Oppenheimer.

T.A.V. FEIT VII VERVALSING
Geachte President en leden van het Hof, De verdediging citeert uit het verhoor van Lin Tsung bij de R.C. d.d. 16 april 2020 mijn gevoelens heb ik reeds aan het begin kenbaar gemaakt aan de voorzitter van het huisvestings fonds mevr. Geduld die de deputy Governor is. Ik vroeg daarbij waarom we voor een ander datum moesten gaan dan waarop de overeenkomst werd getekend. Volgens mw. geduld was dat puur administratief omdat het voertuig lang daarvoor was gekocht en betaald door de bank. Deze verdachte heeft slechts de aanvraag gedaan.
Het opmaken van de overeenkomst is een aangelegenheid van de leden van stichting huisvestings fonds en had deze verdachte geen enkel invloed op. Bovendien geeft artikel 424 Sr.aan dat de boeken bestemd moeten zijn van de administratie van de openbare dienst. Het huisvestings fonds is geen openbare dienst doch een interne organisatie binnen de bank.
Uit het verhoor van deze jurist getuige zegt hij dat hij gebeld is geworden door Van Trikt met de vraag als de overeenkomst al is getekend, doch blijkt niet uit de verklaring van de getuige dat deze verdachte enige instructie heeft gegeven en wordt de vervolging uitgenodigd om aan te geven indien mevr. Geduld instructie heeft gehad of op eigen gezag als voorzitter van het fonds heeft gehandeld. De verdediging concludeert dan ook dat bewijs middel zijnde de getuigenissen van LIN TSUNG en NIJMAN, ook geen bewijs waarde heeft in elk geval niet voor het ten laste gelegde onder ROMEINS VII, en wel omdat mevr Geduld heeft gesproken met Lin TSung. Bovendien is deze Lin Tsung van huis uit jurist werkt al dertig jaren bij de bank en is het zeer de vraag hoe je onder druk gezet kan worden door een enkele telefoon met de vraag als de overeenkomst al af is. De verklaring van Nijman Lucien staat in schril contrast met de verklaring van Lin Tsung.
Geachte President en leden van het Hof, Het willen vervolgen betekent niet dat, zonder dat het bewijs voor een feit bestaat dat feit ook ten laste gelegd kan worden. De vervolgings ambtenaar moet bewijzen, dat het Van Trikt was die aan mevr Geduld heeft gezegd dat de overeenkomst geantidateerd moet worden. Bovendien de Bankwet en met name artikel 1 bevat absoluut geen strafdreiging. Het is mevr Geduld geweest volgens Lin Tsung die gevraagd heeft de aankoop datum te plaatsen op de leen overeenkomst. De verdachte heeft geen enkele, invloed gehad op het opmaken en of vastleggen van de overeenkomst. Hij heeft wel gebeld en gevraagd wanneer hij de overeenkomst mag komen tekenen. De verdachte ontkend en mevr Geduld heeft op geen enkele moment noch bij de politie noch elders anders verklaard dan, dat het haar eigen initiatief was
Stichting huisvestings fonds zoals gesteld door de vervolgings ambtenaar op pagina 53. Het ontgaat de vervolgings ambtenaar dat het fonds een eigen rechtspersoon is met eigen statuten en een eigen bestuur die verder niets te doen heeft met de Centrale Bank als overheids dienst. Maar zelfs als de redenering van de vervolgings ambtenaar wordt gevolgd, dan nog heeft zij het niet aan het rechte eind. Ten bewijze hiervan wordt verwezen naar het verhoor van Lin Tsung de verdediging citeert uit het proces verbaal van Lin Tsung d.d. 19 febr.2020. Hij geeft nadrukkelijk aan dat het mevr Geduld is geweest die de instructies geeft voor de overeenkomsten met betrekking tot het voertuig. De heer Lin Tsung verklaard tevens dat de heer Nijman instructies heeft ontvangen van Mevrouw Geduld-Nijman. Een belangrijke verklaring die duidelijk weergeeft wat de verhoudingen zijn is de verklaring van de heer Lin Tsung bij het verzoek vanuit de secretariaat van de President voor een document en de heer Lin Tsung zelf aangeeft eerst toestemming van de voorzitter van Stichting Huisvestingsfonds, mevrouw I. Geduld – Nijman, benodigd is voordat hij deze kan opsturen. Het is wederom Mevrouw Ingeborg Geduld-Nijman voorzitter van Stichting Huisvestingsfonds die Lin Tsung heeft gevraagd om het te ondertekenen. De verdediging verwijst ook hier weer naar de verklaringen van Geduld. Deze verdachte heeft met het opmaken van de overeenkomsten en de ondertekening daarvan en of het dateren daarvan niets te maken gehad.
Dit komt ook tot uiting zoals de verdediging vaker heeft aangegeven dat de Stichting geen aangifte heeft gedaan tegen de Heer Van Trikt.
Alleen in het politie verhoor staat dat Lin-Tsung DENKT dat Geduld instructies heeft gehad van RVT.
Politie verhoor 19 feb 2020; op instructie van mevr Geduld is de overeenkomst op 19 aug 2019 opgemaakt ( verklaring Ingeborg geduld).
Politieverhoren laat te wensen over, bv niet doorvragen of confronteren met inconsistenties.
Waarom is verklaring van Lin Tsung niet aan mevr Geduld voorgehouden.
Verhoor Lin-Tsung. ( 16-04-2021 GVO). De reden (administratief) van een andere datum is door mevr Geduld aangegeven. “ de voorzitter heeft mij uitdrukkelijk gezegd dat ik op haar verantwoordelijk handel”
Bij het aangeven of Lin-Tsung al had getekend, wil nog niet zeggen dat hij onder druk gezet is om een opzettelijk vervalst document te tekenen.
Heeft de hr Lin- Tsung aangegeven dat er een “ anti datering is” en heeft hij dit aan RVT uitgelegd?
Na vormfout geen voordeel. Geen eigen baten. Immers de CBvS beschikt juridisch en economisch over het voertuig en heeft deze zelf verkocht aan derden in het jaar 2021.
EDELACHTBAREN, de arbeidsovereenkomst met de gewezen Governor is duidelijk. De heer Van Trikt heeft recht op een wagen. Dat de heer Van Trikt geen enkel voordeel behaald in deze mag duidelijk zijn. Zoals de verdediging eerder heeft aangegeven heeft de Stichting Huisvestingsfonds als entiteit ook geen aangifte gedaan dat hier sprake is van enig nadeel.

CONCLUSIE
De verklaring van ORIE inzake de projecten is juist bevestigend dat in een kleine economie de Centrale Bank geacht wordt meer te doen en een ieder (HOEFDRAAD, ORIE, SOEKNANDAN, SOEHAWAN) bevestigd dat de projecten goed zijn voor Suriname en de Centrale Bank van Suriname.
De door de verdediging gekenschetste vaststellingen moeten bijdragen aan de vraag of er wel wettelijke vastgelegde procedures, voorschriften of wettelijk geldende voorwaarden zijn binnen de C.B.v.S die in achtgenomen moeten worden bij het aangaan van overeenkomsten
Mevr. De Rechter, wij beoefenaren van de strafrechtspleging, weten dat de dagvaarding het kader vormt waarbinnen het onderzoek ter terechtzitting plaatsvind, zulks daar het strafrechtelijk onderzoek ter terechtzitting aanvangt met de dagvaarding en de dagvaarding ervoor zorg draagt dat voor de rechter een strikte gebondenheid aan de woorden uit de tenlastelegging ontstaat en is door de wetgever bepaald dat het Openbaar Ministerie op grond van die strikte gebondenheid uit wettige bewijsmiddelen het wettig en overtuigend bewijs bij U, en kan het bewezen verklaarde dien overeenkomstig slechts voortvloeien uit de in artikel 325 Sv genoemde wettige bewijsmiddelen, m.a.w. in het strafrechtelijk bewijsrecht is er geen ruimte voor vermoedens, conclusies van verbalisanten, meningen van derden.
De wetgever heeft dan ook uitdrukkelijk bepaald dat getuigen verklaringen slechts worden toegelaten indien en voor zover de getuigen hun getuigenis enkel en alleen afleggen uit eigen verkregen wetenschap en is er hoegenaamd dan ook geen ruimte voor getuigenissen die gekleurd zijn met datgene wat zij denken dat goed of correct is.
Geachte President en leden van het Hof, nadat zoals het OM stelt een verzoek van de CBvS kwam voor een strafrechtelijk onderzoek, daarna zijn getuigen gehoord en is schriftelijk bewijsmateriaal verkregen en vervolgens zijn de verdachten in verzekering gesteld. Dit zou een normale procedure kunnen zijn. Ware het niet dat de ACW anders voorschrijft en de vervolging saillante details weglaat. De heer Kirpalani heeft zijn huisadvocaat een onderzoek laten doen in 8 dagen. In 8 dagen was er een rapport. Geachte President en leden van het Hof. In dat rapport worden absurd hoge bedragen en non-refundable fees als de belangrijkste reden genoemd voor het vervolg onderzoek. De ACW artikel 13 wordt genoemd. Maar nergens geeft de advocaat of mevrouw Hausil als juriste aan dat het hier moet gaan om aangetoonde nadelen en gedragingen of dat de procedure van de ACW niet gevolgd kan worden omdat er geen commissie is. Daarna kopieert de CBvS bijna volledig de inhoud van dit rapport en doet aangifte. De PG spreekt met een van de opstellers van het rapport en mevrouw Hausil, alsmede met Kirpalani. Vervolgens krijgt het OM het rapport en de bijlage. Dit was voldoende voor het OM om de HEER VAN TRIKT in verzekering te stellen.
Het OM heeft zich in de loop van het proces vastgehouden aan haar verhaal, dat is ontstaan bij Kirpalani en Hausil, de TUNNELVISIE. Van wie we achteraf kunnen zeggen dat ze niet altijd de waarheid vertellen en feiten heel goed kunnen verdraaien. In artikel 5 van de ACW en de MvT pag 38 en 39 daarop wordt invulling gegeven aan het standaardformulier voor intake van cases door de commissie. De MvT zegt hierover: “eisen zijn van belang om te voorkomen dat een melding wordt gedaan die enige grondslag mist en slechts bedoeld is om personen of organisaties in een kwaad daglicht te stellen.” Vervolgens gaat de MvT door met het stellen van vragen die in het intake proces gesteld dienen te worden:
“Is er sprake van een overtreding van een wet? Over wat voor een misstand gaat de melding en hoe is de melder hierbij betrokken, wat is zijn belang hierbij? Heeft de melder een zuiver persoonlijk geschil met zijn werkgever?”

Dit zijn aspecten die niet onderzocht zijn geworden. Noch het aspect hoor en wederhoor is toegepast.

Ondanks de feiten die tijdens het onderzoek naar voren kwamen, bleef het OM persisteren. Verschuilend achter ernstige vermoedens, terwijl de ACW praat over aantoonbaarheid. Geachte President en leden van het Hof het OM stelt in haar repliek dat het volgens de ACW de bevoegdheid heeft om te onderzoeken en te vervolgen. De verdediging betwist dat niet, echter stelt de verdediging dat het OM niet goed heeft onderzocht en daarom veel te voorbarig in verzekering heeft gesteld en ook veel te voorbarig heeft vervolgt. Het Kroll rapport was er niet en het OM begon al met vervolgen, dit is toch duidelijk in strijd met de geest en letter van de ACW. Zelfs bij de inverzekeringstelling had het OM eerst onderzoek moeten uitvoeren door een onafhankelijke accountant. Laat staan de huisadvocaat van Kirpalani, die geen hoor en wederhoor heeft toegepast in zijn onderzoeksrapport. Het OM heeft dit kunnen zien en daar niets mee gedaan. Zelfs bij belangenverstrengeling, lijkt het alsof het OM niet doorleest na de komma. Dat het gaat om in gedrang komen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid geeft zij niet aan. Want daar heeft zij niet op (laten) onderzoeken. Dat het OM selectief omgaat met stukken blijkt ook uit het citeren van het Kroll rapport, de bijlagen niet lezen of niet gebruiken wat ontlastende feiten behelst, de tweede offerte van SOVX niet gebruiken in haar redenatie, de contracten anders interpreteren zoals fixed fees en betalingen die niet in lijn zouden zijn met contracten, maar ook de interpretatie van het feitenmateriaal omtrent de factuur van 625.000.
Wat het OM wel heeft gedaan is gezocht naar met name getuigenverklaringen om haar verhaal ruggengraat te geven. Helaas voor het OM bestaat het dossier uit veel ontlastende schriftelijke bewijsmaterialen die het OM voor het gemak over het hoofd ziet.
EDELACHTBAREN, in het kader van het schrijven van de verdediging met betrekking tot het uitgesproken vonnis inzake het verbeurd verklaren van het pand aan de KRAKALAAN #11, waartegen APEL is getekend op 2 februari 2022 wil ik u graag vragen om het verzoek van de verdediging te honoreren en het kantoor pand aan de Brokopondolaan #5 ter beschikking te stellen van de rechtspersoon en haar bestuurders.

SLOTSTUK
Dat de verdediging aldus betoogd en bewezen heeft, dat de aan VAN TRIKT ten laste gelegde feiten niet bewezen zijn. De verdediging heeft bij elk der feiten van de dagvaarding de vrijspraak gepleit en tevens alternatief bij I, II, III, IV en V de nietigheid van de tenlastelegging dan wel de niet ontvankelijkheid van het OM. Voorts vraagt de verdediging uw Hof om de onterechte verbeurd verklaringen ook te vernietigen.
De verdediging voegt bij een lijst van producties, die uit het omvangrijk dossier is gehaald, voor het lezersgemak en ter oriëntatie. Zulks is in een aparte lijst hierbij aangehecht.
Het zijn processen verbaal cq delen daarvan die uit het dossier zijn gehaald ter Uwer oriëntatie.
Tevens zijn delen van de desbetreffende wetten bijgevoegd, eveneens ter uwer oriëntatie.

De verdediging dankt het Hof en het OM, vertegenwoordigd door de waarnemend Procureur-Generaal voor de aandacht m.b.t. het lezen van het pleidooi en indien het bij de voordracht slechts gedeeltelijk en summierlijk is voorgedragen door de verdediging houdt zulks niet in dat slechts die delen van toepassing zijn. De verdediging legt aldus dit pleidooi over als geheel in de strafzaak van de heer Van Trikt bij Uw Hof.
Paramaribo, 29 maart 2023

I.D. Kanhai Bsc.


Producties

Pr.1 JAARVERSLAG CBVS 2019, GEPUBLICEERD 1 JUNI 2022 VERKORTE VERSIE
Pr.2 WEEKBALANS CBVS
Pr.3 COMMUNIQUE CBVS MONETAIRE FINANCIERING, DATUM 28 SEPTEMBER 2022
Pr. 4 CBVS STRATEGISCH BELEIDSPLAN 2019 – 2021, GOEDGEKEURD DOOR DE RVC
Pr.5 STRATEGISCHE PRIORITEITEN CBVS
Pr.6 CBVS PRESENTATIE STRATEGY RETHOUGHT: ENHANCING STABILITY AND GROWTH
Pr.7 INTERNATIONAL SPEECH CBVS TO THE ORGANIZATION OF ISLAMIC COUNTRIES (OIC)
Pr.8 BRIEF MINISTER VAN FINANCIEN BEKENDMAKING CLAIRFIELD EN ORION KADER WAARDERING ASSETS (PRODIGY 1)
Pr.9 MISSIVE RAAD VAN MINISTERS 13 OKTOBER 2019 PROJECT LAGARDE AANKOOP ROYALTY VORDERINGSRECHTEN
Pr. 10 MISSIVE RAAD VAN MINISTERS 15 NOVEMBER 2019 AANKOOP PANDEN
Pr.11 RESOLUTIE VAN DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME BETREFFENDE AANKOOP ROYALTY VORDERINGSRECHTEN
Pr.12 OVEREENKOMST TUSSEN DE CBVS EN DE STAAT, GEDATEERD 1 NOVEMBER 2019
Pr.13 IMF ARTICLE IV 2021 PAGINA 20
Pr.14 OVEREENKOMST CONTRACT CLAIRFIELD LAGARDE EN FACTUUR PROJECT LAGARDE
Pr.15 ADVIESSCHRIJVEN JURIDISCHE ZAKEN INZAKE PROJECTEN IN HET KADER VAN DE BANKWET ARTIKEL 9F
Pr.16 VERGELIJKENDE OFFERTE SOVX 6 MEI 2019
Pr.17 BANKWET EXTRACT DECREET, 6 AUGUSTUS 1981, SB.121 PAGINA 76 & 104
Pr.18 ARTIKEL DE WEST, 27 FEBRUARI 2023, DR. A. CARAM: “BEVORDEREN PRIJSSTABILTEIT KERNTAAK CBVS”
Pr.19 BANKAFSCHRIFT LIMEBRIDGE FINANCIAL ADVISORY SERVICES NV 21 MEI 2019 EN 23 MEI 2019
Pr.20 EMAIL BEVESTIGING 2015 PENSIOENFONDS KERSTEN EN LIMEBRIDGE FINANCIAL ADVISORY SERVICES NV

Scroll to Top