CBvS – Handboek van Deugdelijk Bestuur

Related Cases:

24 JULI 2019

Preambule
Centrale Bank van Suriname, 17 juli 2019

De Centrale Bank van Suriname acht het van belang om in het kader van haar toezichthoudende taak met name de waarborging van de integriteit en financiële soliditeit van de financiële sector een handboek aangaande deugdelijk bestuur voor zichzelf op te stellen. Het bestuur van de Bank wordt bepaald door de in de Bankwet 1956 beschreven taken van de Bank. Dit handboek bestaat uit een corporate governance code en de relevante regelementen.

Corporate governance is de Engelse term voor deugdelijk ondernemingsbestuur. Hiermee wordt bedoeld hoe een onderneming goed, efficiënt en verantwoord geleid moet worden alsmede het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid richting belanghebbenden.

De regelementen ondersteunen goed ondernemerschap, hetgeen inhoudt integer en transparant handelen door de Directie, evenals goed toezicht hierop, waaronder inbegrepen het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht, zijn essentiële voorwaarden voor het stellen van vertrouwen in het bankwezen en het toezicht daarop. Deze zijn de steunpilaren waarop goede corporate governance rust en waarop een code en regelementen toezien.

De Directie en de Raad van Commissarissen behoren met de belangen van de verschillende belanghebbenden rekening te houden, inclusief de voor de Bank relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen. De Directie en de Raad van Commissarissen van de Bank hebben de verantwoordelijkheid voor de evenwichtige afweging van de belangen van alle bij de Bank betrokken partijen zoals haar medewerkers en andere relevante stakeholders. Hierbij wordt rekening gehouden met de maatschappelijke omgeving waarin de Bank functioneert en wet- en regelgeving die op de Bank van toepassing is.


INHOUDSOPGAVE

  1. Corporate governance code
    • Begripsbepalingen
    • De Raad van Commissarissen
    • Samenstelling en rol van twee kerncommissies van de Raad van Commissarissen
    • De Directie
  2. Reglement voor de Raad van Commissarissen
    2.1. Samenstelling
    2.2. Deskundigheid
    2.3. Profielschets
    2.4. Educatie
    2.5. Evaluatie
    2.6. Taken van de Raad
    2.7. Bevoegdheden
    2.8. Benoeming en herbenoeming
    2.9. Aftreden en ontslag van overige leden
    2.10. Commissies van de Raad
    2.11. Verkrijgen en inwinnen van informatie
    2.12. Vergaderingen
    2.12.1. Gemeenschappelijke vergaderingen
    2.12.2 Gewone vergaderingen
    2.12.3 Secretariaat en notulen van de Raad
    2.12.4 Convocaties c.q. oproepingsbrieven
    2.12.5. Plaats en tijd van de vergaderingen
    2.12.6. Bijwonen vergaderingen Raad
    2.12.7. Quorum en besluitvorming
    2.13. Relatie met de externe accountant
    2.14. Vergoeding van de Raadsleden
    2.15. Tegenstrijdige belangen
    2.16. Onafhankelijkheid
    2.17. Geheimhoudingsplicht
    2.18. Aanvaarding/ Wijziging Reglement
  3. Reglementen voor de Commissies van de Raad
    3.1. Reglement van de Audit Commissie
    3.1.1 Taken en verantwoordelijkheden
    3.1.2. Samenstelling, Deskundigheid en Onafhankelijkheid
    3.1.3 Voorzitter
    3.1.4. Vergaderingen
    3.1.5. Informatie en Rapportage
    3.1.6. Vertrouwelijk
    3.2. Reglement van de Risk & Compliance Commissie
    3.2.1. Taken en verantwoordelijkheden
    3.2.2. Samenstelling, Deskundigheid en Onafhankelijkheid
    3.2.3. Voorzitter
    3.2.4. Vergaderingen
    3.2.5. Informatie
    3.2.6. Vertrouwelijk
  4. Reglement voor de president
    4.1. Taakuitoefening
    4.2. Plaatsvervangend president
    4.3. Belemmering benoeming
    4.3.1. Bloedverwantschap
    4.4. Relatie met de Raad van Commissarissen
    4.5. Relatie met de externe accountant
    4.6. Bewaring waarden van de Staat en de Bank
    4.7. De kluis
    4.8. Controle waarden van de Bank
    4.9. Voorzieningen president
    4.9.1. Verlof en ziekteverlof
    4.9.2 Bezoldiging
    4.10. Tegenstrijdige belangen
    4.11. Integriteit
  5. Reglement voor de Directie
    5.1. Samenstelling
    5.2. Benoeming
    5.3. Deskundigheid
    5.4. Educatie van de Directie
    5.5. Evaluatie van het functioneren van de Directie door de president
    5.6. Taak en werkwijze
    5.7. Financiële verslaggeving
    5.8. Vergoeding Directie
    5.9. Vergaderingen van de Directie
    5.10. Besluitvorming binnen de Directie
    5.11. Tegenstrijdige belangen
    5.12. Integriteit
    5.13. Vertrouwelijkheid en geheimhouding
    5.14. Aanvaarding/ Wijziging Reglement
    5.15. Juridische werking
  6. Integriteits- en Gedragscode
    6.1. Doel
    6.1.1 Doelgroep
    6.1.2 Regels
    6.2 Ongewenste Omgangsvormen
    6.2.1 Pesten en intimideren
    6.2.2. Discriminatie
    6.2.3. Agressie en geweld
    6.2.4. Drugs en alcohol
    6.2.5. Seksuele intimidatie
    6.2.6. Fraude, diefstal & verduistering
    6.2.7. Kansspelen of gokken
    6.3. Money Laundering en financiering van terrorisme
    6.4. Omkoping
    6.5. Financiële Belangen
    6.5.1. Ontvangen van relatiegeschenken
    6.5.2. Uitzonderingen
    6.5.3. Verstrekken van relatiegeschenken en/of donaties
    6.6. Schulden
    6.7. Bedrijfseigendommen.
    6.7.1. Internet & Intranet
    6.7.2. Verantwoordelijkheid
    6.8. Interactie met de media
    6.9. Vertrouwelijkheid
    6.10. Nevenfuncties
    6.11. Politiek
    6.12. Hierarchische Relaties
    6.13. Meldingsprocedure
    6.14. Sancties
    6.15. Integriteitsverklaring.

Bijlagen

  • Profielschets Directie
  • Profielschets Raad van Commissarissen
  • Integriteitsverklaring
  • Onafhankelijkheidsverklaring Raadsleden

De Raad van Commissarissen

De Raad bestaat uit leden overeenkomstig artikel 25 van de Bankwet. Zij worden op voordracht van de Minister en middels goedkeuring van de Regering benoemd. Benoeming en herbenoeming van een lid geschiedt op basis van de criteria vermeld in de corporate governance code en rekening houdend met de opgenomen profielschets in het Reglement van de Raad.

De Raad is zodanig samengesteld dat zij haar taak naar behoren kan vervullen. De leden van de Raad maken voldoende tijd vrij voor hun taak waarbij zij inzet en betrokkenheid tonen. Zij richten zich bij de vervulling van hun taak op het belang van de Bank en het algemeen belang.

Ieder lid van de Raad is in staat om in de hoofdlijnen van het beleid, taak en werkkring van de Bank te beoordelen (artikel 9 van de Bankwet). Daarvoor beschikt hij/zij over een programma voor educatie dat tot doel heeft de deskundigheid van de Raad op peil te houden en waar nodig te verbreden. Ieder lid van de Raad neemt deel aan dit programma.

Enkele kernaspecten met betrekking tot de activiteiten van de Raad zijn:

  1. De Raad evalueert jaarlijks zijn eigen functioneren en dat van de individuele leden.
  2. De Raad komt regelmatig in vergadering bijeen en er geldt een presentieplicht, zoals nader omschreven in het Reglement van de Raad.
  3. De Raad houdt toezicht op het beleid van de president en op de algemene gang van zaken in en buiten de Bank en staat de Minister met advies ter zijde.
  4. De Raad richt zich bij de vervulling van zijn taak naar het belang van de Bank en maakt een evenwichtige afweging van de belangen van de Bank en de gehele maatschappij.
  5. De Raad heeft een Voorzitter (Regeringscommissaris) met duidelijke verantwoordelijkheden en taken.
  6. De Regering stelt de vergoeding van de Commissarissen vast.
  7. De leden van de Raad mogen geen functies vervullen of werkzaamheden verrichten, die onverenigbaar zijn met het doel, de taken en de werkzaamheden van de Bank, zoals nader omschreven in het Reglement van de Raad.
  8. Elke vorm en schijn van belangenverstrengeling tussen de Bank en de leden van de Raad wordt vermeden.
  9. De Raad is verantwoordelijk voor de besluitvorming over de externe accountant in relatie tot de Bank.

Samenstelling en rol van twee kerncommissies van de Raad van Commissarissen

De Raad van Commissarissen stelt uit zijn midden ten minste een Audit- en Risk & Compliance Commissie. De taak van de commissies is om de besluitvorming van de Raad van Commissarissen voor te bereiden. Indien de Raad van Commissarissen besluit tot het niet instellen van bovenstaande commissies, dan gelden de best practice bepalingen ten aanzien van de gehele Raad van Commissarissen.

Best practice bepalingen

  1. De Raad van Commissarissen stelt voor iedere commissie een reglement op. Het reglement geeft aan wat de rol en verantwoordelijkheid van de desbetreffende commissie is, haar samenstelling en op welke wijze zij haar taak uitoefent. Het reglement waarborgt de onafhankelijkheid van (de leden van) de desbetreffende commissie.
  2. De Raad van Commissarissen ontvangt van elk van de commissies een verslag van de beraadslagingen en bevindingen.
  3. Iedere commissie is samengesteld uit ten minste twee leden van de Raad.
  4. De Raad kan te allen tijde een lidmaatschap van de commissies beëindigen.

De Directie

Het bestuur van de Bank wordt gevoerd te Paramaribo door de Directie, bestaande uit de president, die als voorzitter van de Directie optreedt, en die kan worden bijgestaan door één of meer directeuren. Voor de benoeming tot president en directeur maakt de RVC, de Directie gehoord, een aanbevelingslijst van meerdere kandidaten op. Voorafgaand aan de aanbevelingslijst stelt de RVC, de Directie gehoord, een functieprofiel op welke gebaseerd is op een geschiktheidstoets. De Directieleden handelen conform het Directiereglement.

De Directie is zodanig samengesteld, dat zij haar taak naar behoren zal vervullen. Complementariteit, collegialiteit en diversiteit zijn een voorwaarde voor een goede taakvervulling door de Directie.


2. REGLEMENT VOOR DE RAAD VAN COMMISSARISSEN

Dit reglement betreffende de orde en wijze van de uitoefening van de werkzaamheden van de Raad van Commissarissen is opgesteld als bedoeld in artikel 23 lid 2 van de Bankwet.

2.1. Samenstelling

De Raad bestaat uit ten minste drie en ten hoogste zeven leden overeenkomstig artikel 25 van de Bankwet, te weten: a. de Regeringscommissaris; b. de Directeur van Financiën en de Directeur van Handel, Industrie en Toerisme; c. ten hoogste vier leden, door de Regering te benoemen op voordracht van de Minister, na gepleegd overleg met de president van de Bank.

De onder sub c bedoelde leden van de Raad van Commissarissen worden benoemd voor een periode van twee jaren. Zij zijn na hun aftreden terstond opnieuw benoembaar.

De samenstelling van de Raad zal zodanig zijn dat de combinatie van ervaring, deskundigheid en onafhankelijkheid van zijn leden voldoet aan de profielschets als ook zijn taak naar behoren kan vervullen. Daarnaast dient de Raad zodanig te zijn samengesteld dat deze het best in staat is, zijn diverse verplichtingen jegens de Bank, de bij de Bank betrokkenen en de gehele maatschappij te voldoen, in overeenstemming met toepasselijke wet- en regelgeving. Elk Raadslid geeft een formele verklaring van onafhankelijkheid af.

Bij de samenstelling van de Raad moeten de volgende vereisten in acht worden genomen: a. elk van de leden moet in staat zijn de hoofdlijnen van het beleid, taak en werkkring van de Bank te beoordelen en de sociaaleconomische situatie van het land en de invloed op de maatschappij (artikel 9 van de Bankwet); b. de Voorzitter (Regeringscommissaris) van de Raad is bij voorkeur geen voormalige president of Directeur van de Bank.

2.2. Deskundigheid

De leden van de Raad beschikken over gedegen kennis van de maatschappelijke functies van de Bank en van de belangen van alle bij de Bank betrokken stakeholders. De Raad maakt een evenwichtige afweging van de belangen van de Bank en de gehele maatschappij. Daarenboven dient een lid te beschikken over specifieke deskundigheid voor de vervulling van zijn/haar taak zoals vermeld in zijn/haar profiel. Elk lid van de Raad heeft minimaal een HBO/WO-opleiding afgerond en functioneert of heeft reeds gefunctioneerd (minimaal 5 jaar) in een senior managementpositie met affiniteit voor monetaire en financiële aangelegenheden.

Alle Commissarissen volgen na benoeming een introductieprogramma waarin in ieder geval aandacht wordt besteed aan monetaire, financiële, economische, sociale en juridische zaken, de financiële verslaggeving door de Bank en de verantwoordelijkheden van een commissaris.

2.3. Profielschets

De profielschets wordt opgesteld en indien nodig worden aangepast door de Raad en behoeft de instemming van de Regering. De Raad evalueert in het laatste kwartaal van het jaar tijdens haar gewone vergadering de geldende profielschets waarbij zij onder andere de samenstelling en competentie van de Raad bespreekt. Hiervan wordt verslag uitgebracht aan de Minister en dit wordt tevens opgenomen in het jaarverslag van de Bank.

De leden hebben een open oog voor (internationale) maatschappelijke, sociaal-economische, politieke en andere ontwikkelingen die voor de Bank van belang zijn en zijn in staat om deze te evalueren. Bij voorkeur bestaat de Raad uit minimaal één jurist, één bedrijfseconoom (of econometrist), één monetair econoom en één risk & compliance specialist en zullen de Raadsleden niet ouder zijn dan 75 jaar.

2.4. Educatie

De Raad van Commissarissen beoordeelt jaarlijks op welke onderdelen de Commissarissen gedurende hun benoemingsperiode behoefte hebben aan nadere training of opleiding.

2.5. Evaluatie

Bij de jaarlijkse evaluatie van het eigen functioneren van de Raad als collectiviteit en van de individuele leden met betrekking tot hun functioneren, worden onder meer de kennis, het getoonde gedrag en betrokkenheid van de Raad als geheel en van de individuele leden afzonderlijk beoordeeld ten opzichte van de getoonde kennis, alsook van het gewenste gedrag en de betrokkenheid. De beoordeling van de effectiviteit van het introductieprogramma maakt deel uit van de jaarlijkse evaluatie van het eigen functioneren van de Raad.

Indien de evaluaties daartoe aanleiding geven, dienen maatregelen te worden genomen ter versterking van de betrokkenheid, de inzet, de onafhankelijkheid en het kritisch vermogen van de leden van de Raad. Hiervan wordt verslag uitgebracht aan de Minister.

2.6. Taken van de Raad

De taak van de Raad omvat toezicht op het beheer van de Bank en het bankbeleid ter uitvoering van artikel 25 lid 5 van de Bankwet 1956, het toezicht op de algemene economische en financiële ontwikkeling over de door de Bank gevoerde politiek. En kan tevens de Minister van advies dienen ter zake aangelegenheden welke voor de richtlijnen van het te voeren bankbeleid van belang zijn.

Aandachtsgebieden van de Raad: a. het evalueren van de werking van de risicobeheersings- en controlesystemen, die onder leiding van de president zijn ingesteld. Hij verleent goedkeuring aan alle noodzakelijke wijzigingen en correcties van deze systemen; b. het volgen van de procedures voor het vaststellen van de jaarrekening en is bevoegd zich ter beoordeling van de jaarrekening te laten bijstaan door een accountant; c. het benoemen van de externe accountant op voordracht van de Audit Commissie van de Raad, na een schriftelijk verkregen advies van de president en de Internal Auditor; d. toezien op de naleving van de door de president ingestelde interne procedures voor het opstellen en publiceren van het jaarverslag en eventuele andere periodieke en incidentele publicaties; e. het uitbrengen van het verslag van de Raad van Commissarissen dat deel uitmaakt van het jaarverslag van de Bank. Hierin doet de Raad van Commissarissen verslag van zijn werkzaamheden in het boekjaar en neemt de specifieke opgaven en vermeldingen op die de bepalingen van de Corporate Governance code verlangen; f. het goedkeuren van het driejarig strategisch plan, het jaarlijkse operationele beleidsplan, het budget, de begroting, het Internal Audit plan en de Risk Management Department Charter; g. toezien dat de interne controlesystemen met betrekking tot de financiële verslaglegging worden ingesteld en onderhouden, mede met inachtneming van de bepalingen en regels van de Internal Audit Department Charter en het Internal Audit plan.

Bij de uitvoering van haar taak zal de Raad het bepaalde in de Corporate Governance code en de Code of Conduct in acht nemen. Zowel de Raad als collectief als de individuele leden zijn verantwoordelijk voor de taken.

De leden van de Raad maken voldoende tijd vrij voor hun taak waarbij zij inzet en betrokkenheid tonen. Zij richten zich bij de vervulling van hun taak op het belang van de Bank en het algemeen belang. Complementariteit, collegiaal bestuur, onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en diversiteit zijn voorwaarden voor een goede taakvervulling door de Raad.

2.7. Bevoegdheden

De vastgestelde jaarrekening strekt de president tot volledige kwijting, behoudens de bevoegdheid van de Raad een voorbehoud te maken ten aanzien van later blijkend onbehoorlijk bestuur, dan wel van later blijkende misleidende voorstelling van zaken in de jaarrekening. Wanneer de Raad van deze bevoegdheid gebruik maakt, is de Raad gehouden de president, met redenen omkleed, schriftelijk mededeling te doen van het voorbehoud bij de kwijting. Indien de president zich tegen zodanig voorbehoud wenst te verzetten, heeft hij het recht zich te beroepen op de toepassing van de procedure (artikel 30 lid 4 van de Bankwet).

De Raad is bevoegd om alle informatie in te winnen om adequaat te kunnen functioneren (zie onderdeel “Verkrijgen en inwinnen van informatie”).

2.8. Benoeming en herbenoeming

Conform het bepaalde in artikel 25 van de Bankwet benoemt de Regering de leden op voordracht van de Minister, na gepleegd overleg met de president. Het voorstel tot benoeming en herbenoeming van elk lid is mede gebaseerd op de profielschets en de uitslag van de interne geschiktheidstoetsing alsook met inachtneming van de bepalingen van de Corporate Governance Code en de bepalingen van dit Reglement.

Herbenoeming van de overige leden vindt plaats op voordracht van de Minister in overleg met de president. Bij de herbenoeming zal er rekening worden gehouden met het functioneren van betrokkene, de profielschets, de geschiktheidstoets en het verslag van de Raad. Hierbij wordt expliciet aangegeven op basis van welke gronden het desbetreffende lid herbenoemd zal worden.

De Regeringscommissaris bekleedt het voorzitterschap van de Raad van Commissarissen en wordt ingevolge de Bankwet artikel 33 benoemd en ontslagen door de Regering. Bij afwezigheid of ontstentenis van de Regeringscommissaris wordt het voorzitterschap waargenomen door de Directeur van Financiën en bij diens afwezigheid of ontstentenis door de Directeur van Handel, Industrie en Toerisme (artikel 27 lid 2 Bankwet).

Benoeming tot lid van de Raad van Commissarissen dan wel handhaving in deze functie is niet mogelijk indien de persoon:

  • a. lid wordt van De Nationale Assemblee of deel uitmaakt van de regering;
  • b. failliet is verklaard, surseance van betaling is verleend;
  • c. eigenaar of vertegenwoordiger wordt van een extern accountantsbureau van de Bank; d. veroordeeld wordt, onverschillig of die veroordeling onvoorwaardelijk of voorwaardelijk is, wegens enig misdrijf of een overtreding in de vermogenssfeer of wegens misbruik van vertrouwen, in Suriname of in het buitenland;
  • e. een strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging naar een misdrijf dan wel enig delict van financieel-economische aard in Suriname of in het buitenland tegen hem is ingesteld, ongeacht of daarbij door betaling van een som geld aan de bevoegde justitiële autoriteiten is afgezien of zal worden afgezien van verdere vervolging;
  • f. een medewerker is van een onder toezicht staande financiële instelling van de Bank g. een gekwalificeerde deelneming van 5 procent of meer in een onder toezicht staande financiële
  • instelling houdt of verwerft;
  • h. zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag in relatie tot zijn taken uit hoofde van de
  • Bankwet:
  • i. functies vervult of werkzaamheden verricht, die onverenigbaar zijn met het doel, de taken en
  • de werkzaamheden van de Bank;
  • j. de onafhankelijkheidstoetsing overeenkomstig artikel 2.16 niet doorstaat;
  • k. onder curatele is gesteld.

2.9. Aftreden en ontslag van overige leden 

De bedoelde leden in artikel 25 lid lc van de Bankwet treden na twee jaar af. Zij zijn direct herbenoembaar. Een Commissaris mag niet meer dan vier termijnen in functie zijn. De Raad zal een rooster van aftreden bijhouden om zoveel mogelijk te voorkomen dat Commis- sarissen tegelijk aftreden. Indien de Raad van oordeel is dat een lid onvoldoende functioneert, zal zij hiervan met redenen omkleed verslag doen aan de Minister met betrekking tot aftreden van het desbetreffend lid. 

2.10. Commissies van de Raad 

De Raad kan op voorstel van de Voorzitter (Regeringscommissaris) of één van de leden, uit zijn midden commissies vormen ter voorbereiding van besluitvorming in de voltallige Raad. Een samengestelde commissie zal bestaan uit ten minste twee leden die deskundig zijn op het gebied waarover de commissie aan de Raad rapporteert. De Raad stelt ten minste een Audit Commissie en een Risk & Compliance Commissie voor en stelt voor iedere commissie een reglement op. Het reglement geeft aan wat de rol en verantwoordelijkheid van de desbetreffende commissie is, haar samenstelling en op welke wijze zij haar taak uitoefent. Het reglement waarborgt de onafhanke- lijkheid van (de leden van) de desbetreffende commissie. De Raad is bevoegd om ook andere commissies binnen de Raad te vormen. De Internal Audit Department heeft een directe rappor- tagelijn naar de Audit Commissie. 

Tenzij de Raad anders beslist, wijzen de leden een voorzitter aan, met dien verstande dat het voorzitterschap van de bovengenoemde commissies niet wordt vervuld door de Voorzitter van de Raad. In geval de Raad anders beslist kan een commissie ook anderen dan de leden van de commissie of van de Raad uitnodigen de beraadslagingen bij te wonen. De Raad ontvangt van elk van de commissies een verslag van de beraadslagingen en bevindingen. 

2.11. Verkrijgen en inwinnen van informatie

De Raad is bevoegd alle informatie in te winnen en gegevens te vragen om adequaat te kunnen functioneren. Hierbij kan zij inlichtingen inwinnen bij de president van de Bank en bij de externe accountant van de Bank.
De president zendt maandelijks aan de leden van de Raad een opgaaf van de stand van de voorschotten aan de Staat, in de zin van artikel 21 van de Bankwet, alsmede een opgaaf van de dekking van het gezamenlijk bedrag aan bankbiljetten in omloop, creditsaldi in rekening-courant bij de Bank en andere van de Bank dadelijk opeisbare vorderingen, in de zin van artikel 19 van de Bankwet.

De president rapporteert periodiek aan de Raad over de financiële situatie en ontwikkelingen van de Bank (onder andere substantiële (des)investeringen, organisatorische aangelegenheden en financiële verslaggeving van de Bank), ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving, alsook monetaire, financiële, sociaaleconomische factoren. Deze informatie dient schriftelijk te worden verstrekt.

2.12. Vergaderingen

Conform het bepaalde in de Bankwet artikel 26, zijn er gemeenschappelijke vergaderingen tussen de president en de Raad als ook gewone vergaderingen van de Raad.

2.12.1. Gemeenschappelijke vergaderingen

De gemeenschappelijke vergaderingen van de president en de Raad worden belegd op verzoek door de president en door hem voorgezeten. In deze vergaderingen heeft hij een gewone stem. De Raad besteedt tijdens de gemeenschappelijke vergaderingen met de president aandacht aan aangelegenheden betreffende onder meer:

  • a. vestigen van agentschappen en correspondentschappen die zij voor de uitoefening van haar taak nodig acht en opheffen waar zij deze voor de uitoefening van haar taak niet meer nodig acht (artikel 3 lid 2);
  • b. het reglement voor het Pensioenfonds (artikel 7 van de Bankwet);
  • c. bepalen van de regels met betrekking tot het beleggen van haar kapitaal, reservefonds en bijzondere reserves. Deze regels zijn op voorstel van de president en de Raad (artikel 8 lid 1 van de Bankwet) doch behoeven de goedkeuring van de Regering;
  • d. vaststellen van het orde reglement met betrekking tot de werkzaamheden van de president (artikel 23 lid 2);
    e. vaststellen van de overige arbeidsvoorwaarden en het reglement van de taken en bevoegdheden van de directeuren (artikel 23a lid 4 en lid 5);
  • f. de algemene economische en financiële ontwikkeling, de financiële risico’s, human capital, de audit, de compliance en de integriteit.

Leden van de Directie, externe accountant, als mede overige functionarissen van de Bank kunnen indien nodig worden uitgenodigd om de vergaderingen bij te wonen om hun bijdrage aan de beraadslagingen te leveren. Van elke vergadering wordt een verslag gemaakt, waarin de beraadslagingen en een besluitenlijst zijn opgenomen. In de navolgende vergadering worden de notulen van de vorige vergadering vastgesteld en door de voorzitter van de Raad ondertekend.

2.12.2. Gewone vergaderingen

De gewone vergaderingen van de Raad worden eenmaal per kwartaal gehouden, volgens een vastgesteld schema, en voorts zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee leden van de Raad zulks nodig oordelen (artikel 27 lid 1 van de Bankwet). Indien de noodzaak hiertoe bestaat zal er een verzoek ingediend worden bij de Voorzitter van de Raad. Deze dient binnen veertien dagen gevolg te geven aan het verzoek.

In de gewone vergaderingen van de Raad bekleedt de Regeringscommissaris het voorzitterschap. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter, wordt het voorzitterschap waargenomen door de Directeur van Financiën en bij diens afwezigheid of ontstentenis door de Directeur van Handel, Industrie en Toerisme (artikel 27 lid 2 van de Bankwet).

De president heeft in de gewone vergaderingen van de Raad een raadgevende stem.

De Raad besteedt tijdens de gewone vergaderingen aandacht aan aangelegenheden betreffende onder meer:

  • a. ingeval van beroep bij de Raad aangaande het ontslag van een personeelslid, beslist de Raad over de rechtmatigheid van dit ontslag (artikel 23 lid 3);
  • b. het verslag dat de president uitbrengt over de algemene economische en financiële ontwikkeling en over de door de Bank gevoerde politiek. Daarnaast wordt beraadslaagd over de onderwerpen, welke door de voorzitter ter tafel worden gebracht (artikel 27 lid 3).

Van elke vergadering wordt een verslag gemaakt, waarin de beraadslagingen en een besluitenlijst zijn opgenomen. In de navolgende vergadering worden de notulen van de vorige vergadering vastgesteld en door de voorzitter van de Raad ondertekend.

2.12.3. Secretariaat en notulen van de Raad

Het secretariaat van de gemeenschappelijke en gewone vergaderingen wordt waargenomen door de Bank. Het secretariaat ondersteunt de Voorzitter van de Raad bij de uitvoering van organisatorische aangelegenheden van de Raad.

Door of vanwege de Secretaris worden van elke vergadering notulen gemaakt, waarin ook de beraadslagingen en een besluitenlijst zijn opgenomen. Afschrift van de ontworpen notulen van een vergadering wordt tijdig voor de volgende vergadering aan elk lid van de Raad toegezonden.

2.12.4. Convocaties c.q. oproepingsbrieven

Behoudens in spoedeisende gevallen, worden de oproepingsbrieven of elektronische berichten voor de gewone of gemeenschappelijke vergaderingen minstens drie dagen van tevoren door of vanwege de Secretaris verzonden. Deze oproep bevat opgaaf van de te behandelen onderwerpen en de relevante vergaderstukken alsook de onderwerpen welke op de agenda van de vorige vergadering waren vermeld en waarover in deze tweede vergadering een besluit wordt verlangd.

2.12.5. Plaats en tijd van de vergaderingen

De vergaderingen van de Raad worden op het hoofdkantoor van de Bank gehouden. De Regeringscommissaris bepaalt voorts het aanvangsuur van de vergadering.

2.12.6. Bijwonen vergaderingen Raad

In principe dienen de leden van de Raad alle vergaderingen bij te wonen dan wel daarin via moderne communicatiemiddelen te participeren. De Secretaris van de Raad ziet hierop toe en rapporteert hierover aan de Raad. De participatie vormt onderdeel van de jaarlijkse evaluatie.

2.12.7. Quorum en besluitvorming

Besluitvorming van de Raad vindt uitsluitend plaats indien de meerderheid van de leden aanwezig is inclusief de Voorzitter/diens vervanger van de Raad. Wanneer dit niet het geval is, zal de Voorzitter, in naar zijn mening spoedeisende en normale gevallen, binnen drie dagen een nieuwe vergadering bijeenroepen. Over spoedeisende gevallen zal op deze tweede vergadering een besluit worden genomen, ongeacht het aantal aanwezige leden. Van een op zodanige wijze tot stand gekomen besluit dient in de eerstvolgende vergadering van de Raad melding te worden gemaakt als ook te worden vastgelegd in de notulen.

In de onderstaande punten wordt de procedure beschreven met betrekking tot besluitvorming door de Raad:

  • a. in de Raad wordt over alle onderwerpen bij volstrekte meerderheid van stemmen beslist, tenzij anders geregeld;
  • b. over het algemeen wordt mondeling gestemd en indien nodig middels ondertekende briefjes.

2.13. Relatie met de externe accountant

De externe accountant wordt benoemd door de Raad. De Audit Commissie van de Raad doet daartoe een voordracht, waarbij de president en de Internal Auditor advies uitbrengen aan de Raad. Dezelfde procedure wordt gevolgd bij vervanging of herbenoeming van de externe accountant.

De Raad ontvangt jaarlijks van de president en de Internal Auditor (en waar nodig tussentijds) een rapportage over de ontwikkelingen in de relatie met de externe accountant. In deze rapportage komen in het bijzonder aan de orde de kwaliteit van de dienstverlening en de onafhankelijkheid van de externe accountant.

De Raad nodigt jaarlijks de externe accountant uit om een toelichting te geven op de management letter en accountantsrapport. De externe accountant mag maximaal vijf jaar worden belast met de controle van de boeken van de Bank. Dit om de onafhankelijke positie van de externe accountant te waarborgen.

2.14. Vergoeding van de Raadsleden

De bezoldiging van de Regeringscommissaris komt ten laste van de Staat (artikel 33 lid 4 van de Bankwet). De Commissarissen genieten een bezoldiging welke wordt vastgesteld door de Regering op voorstel van de Minister (artikel 25 lid 3).

2.15. Tegenstrijdige belangen

Elke vorm en schijn van belangenverstrengeling tussen de Bank en de leden van de Raad wordt vermeden. Besluiten tot het aangaan van transacties waarbij tegenstrijdige belangen van commissarissen spelen, die van materiële betekenis zijn voor de Bank en/of voor de desbetreffende commissarissen, behoeven de goedkeuring van de Raad.

De Raad is verantwoordelijk voor de besluitvorming over de omgang met tegenstrijdige belangen bij de president, de Directie en de externe accountant in relatie tot de Bank.

In de gemeenschappelijke vergaderingen van de Raad in aanwezigheid van de president spreken aanwezigen geregeld op open wijze over het vermijden van belangenverstrengeling, en over andere compliance gerelateerde aspecten. Dit onderwerp is daartoe standaard voor elke vergadering geagendeerd.

Indien blijkt dat een lid van de Raad, een (potentieel) tegenstrijdig belang heeft van materiële betekenis voor de Bank en/of voor zichzelf, wordt dit direct besproken binnen de Raad en zal dit terstond gemeld worden aan de Regering. Hierbij verschaft de Raad alle informatie, inclusief de voor de situatie relevante informatie inzake zijn echtgenoot, geregistreerde partner, stief- en pleegkind(eren) en bloed- en aanverwanten tot in de tweede graad.

Een lid van de Raad dient in zijn/haar functie steeds rekening te houden met het volgende. Een lid van de Raad zal:

  • a) geen schenkingen van de Bank voor zichzelf, noch voor zijn echtgeno(o)t(e), bij de Bank geregistreerde partner, stief- of pleegkind(eren), of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad, vorderen of aannemen;
  • b) geen ongerechtvaardigde voordelen verschaffen aan derden ten laste van de Bank;
  • c) geen zakelijke kansen die aan de Bank toekomen benutten voor zichzelf of voor zijn echtgeno(o)t(e), bij de Bank geregistreerde partner, stief- of pleegkind(eren) of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad;
  • d) niet in concurrentie met de Bank treden.

Een Raadslid neemt niet deel aan de discussie en de besluitvorming over een onderwerp of transactie waarbij het raadslid een tegenstrijdig belang heeft.

Tussen de president, Directieleden en de leden van de Raad van Commissarissen mag geen bloedverwantschap of aanverwantschap tot in de tweede graad bestaan. Echtgenoten of bij de Bank geregistreerde partner mogen niet tegelijk in één van de genoemde hoedanigheden optreden.

De Raad van Commissarissen is verantwoordelijk voor de besluitvorming over de omgang met tegenstrijdige belangen bij de president, de Directie en de externe accountant in relatie tot de Bank. Het bewaken van belangenconflicten van leden van de Raad geschiedt door de voorzitter van de Raad. Hij wordt daarbij voor wat betreft het registreren van externe functies en activiteiten van de leden bijgestaan door de Secretaris. Zo nodig vraagt de voorzitter hierover advies aan de Minister.

2.16. Onafhankelijkheid

Raad is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, van de president en de Directie en van welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. In zijn jaarverslag verklaart de Raad de onafhankelijkheid van de individuele Commissarissen en van de Raad als collectief te bewaken.

Een Commissaris geldt als onafhankelijk indien de hierna te noemen afhankelijkheidscriteria niet op hem van toepassing zijn. Bedoelde afhankelijkheidscriteria zijn dat de betrokken commissaris, dan wel zijn echtgeno(o)t(e) geregistreerde partner, stief- of pleegkind(eren) of bloed- of aanverwant tot in de tweede graad:

  • a) in de vijf jaar voorafgaand aan de benoeming werknemer, directeur, de president van de Bank (inclusief gelieerde onderneming) is geweest;
  • b) een persoonlijke financiële vergoeding van de Bank of van een aan haar gelieerde onderneming ontvangt, anders dan de vergoeding die voor de als commissaris verrichte werkzaamheden wordt ontvangen en voor zover zij niet past in de normale uitoefening van haar taak en werkkring;
  • c) in het jaar voorafgaand aan de benoeming een belangrijke zakelijke relatie met de Bank of een aan haar gelieerde onderneming heeft gehad. Daaronder worden in ieder geval begrepen het geval dat de Commissaris, of een kantoor waarvan hij aandeelhouder, vennoot, medewerker of adviseur is, is opgetreden als adviseur van de Bank (consultant, externe accountant, notaris of advocaat) en het geval dat de Commissaris Directielid of medewerker is van een onderneming waarmee de Bank een duurzame en significante relatie onderhoudt;
  • d) directielid of commissaris is bij een onder toezicht staande instelling;
  • e) gedurende de voorgaande twaalf maanden tijdelijk heeft voorzien in de functie van de president of Directeur.

2.17. Geheimhoudingsplicht

De Raad is onderworpen aan een geheimhoudingsplicht. De Raad kan op voorstel van de Voorzitter (Regeringscommissaris) of één van de leden, geheimhouding opleggen aan al zijn leden en zijn Secretaris, omtrent hetgeen waarvan zij krachtens hun functie kennis hebben gekregen (artikel 32 lid 1).

De leden van de Raad zullen alle informatie en documentatie die zij ontvangen integer behandelen, conform de wettelijke en interne regelingen op het gebied van integriteit. Bij een integriteitskwestie informeert het betreffende lid van de Raad zo spoedig mogelijk de overige Raadsleden. De leden van de Raad ondertekenen in dit kader de Integriteits- en gedragscode, alsmede de onafhankelijkheidsverklaring van de Bank.

2.18. Aanvaarding/Wijziging Reglement

Een ieder die tot lid van de Raad wordt benoemd, verklaart bij aanvaarding van de functie schriftelijk dat hij/zij de inhoud van dit Reglement aanvaardt en daarmee instemt, en verbindt zich tegenover de Bank om de bepalingen van het Reglement te zullen naleven. Bij tussentijdse wijzigingen dient het Reglement opnieuw te worden gesigneerd.

Dit Reglement kan van tijd tot tijd met goedkeuring van de Minister, de president gehoord door de Raad worden gewijzigd.

3. REGLEMENTEN VOOR DE COMMISSIES VAN DE RAAD

3.1. Reglement van de Audit Commissie

Dit reglement dient als leidraad voor de uitvoering van de vervulling van de taken van de Audit Commissie. Het is vastgesteld op grond van het bepaalde in het Reglement van de Raad met inachtneming van de Corporate Governance Code. De Risk & Compliance Commissie zal dienovereenkomstig handelen.

3.1.1. Taken en verantwoordelijkheden

Onverminderd het bepaalde in het Reglement van de Raad is de Audit Commissie verantwoordelijk voor:

  • a. beoordeling van alle kwesties met betrekking tot de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling, de interne controle, de financiële rapportage functies, de interne en externe accountantscontroles, de risicobeoordeling en de naleving van wet- en regelgeving;
  • b. bemiddeling bij eventuele andere kwesties die aan de Audit Commissie voorgelegd kunnen worden door de Raad;
  • c. rapportage aan de Raad door middel van het overleggen van de notulen van de Audit Commissie;
  • d. rapportage aan de Raad, waarin alle kwesties binnen het takenpakket van de Audit Commissie gesignaleerd worden waarvoor actie of verbetering noodzakelijk wordt geacht en aanbevelingen worden gedaan ten aanzien van te nemen maatregelen.

De verantwoordelijkheid van de Audit Commissie met betrekking tot de financiële verslaglegging van de Bank en naleving omvat onder meer:

  • a. het bewaken van de integriteit van de jaarrekening van de Bank, alsmede van de juistheid van officiële mededelingen met betrekking tot de actuele en verwachte financiële resultaten van de Bank. Er wordt erop toegezien dat belangrijke schattingen die in de financiële rapportage zijn opgenomen, adequaat getoetst zijn;
  • b. het toetsen van eventuele administratieve verschillen, ongebruikelijke posten of kwesties die onder de aandacht van de Audit Commissie zijn gebracht, die oordeelsvorming door de Raad vereisen en die van invloed zijn op de opstelling van de jaarrekening en het jaarverslag;
  • c. het bieden van een forum voor het bespreken en het oplossen van eventuele verschillen van inzicht, bijvoorbeeld tussen de president en de externe accountant, met betrekking tot de opstelling van de jaarrekening en het jaarverslag;
  • d. het toetsen van de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling van de Bank, met inbegrip van het beleid ten aanzien van fiscale planning, met inachtneming van de naleving van wettelijke voorschriften;
  • e. het toetsen van controlemaatregelen en procedures die door de president zijn ingesteld om te voldoen aan de wettelijke eisen ten aanzien van de financiële verslaggeving.

De verantwoordelijkheid van de Audit Commissie met betrekking tot standaarden voor interne controle omvat onder meer toezicht op de werkzaamheden van de IAD.

De verantwoordelijkheid van de Audit Commissie met betrekking tot de Internal Audit Department omvat onder meer:

  • a. het evalueren van de Internal Audit Department Charter;
  • b. het goedkeuren van het jaarplan voor de Internal Audit Department met betrekking tot de reikwijdte, dekking en de timing van de voorgestelde controleactiviteiten in relatie tot de risico’s;
  • c. het bewaken en tenminste éénmaal per jaar evalueren van de reikwijdte, de aard van de werkzaamheden en de effectiviteit van de Internal Audit Department, het ontvangen en toetsen van kwartaalrapportages, bevindingen en aanbevelingen met betrekking tot de beheersing van de belangrijke operationele risico’s, alsmede het toetsen van de toereikendheid van eventuele vervolgacties en van de toepasselijke onderzoek werkzaamheden uitgevoerd door of namens de Internal Audit Department;
  • d. het beoordelen van de onafhankelijkheid van de Internal Audit functie.

De verantwoordelijkheid van de Audit Commissie met betrekking tot de externe accountantscontrole omvat onder meer:

  • a. het doen van voordracht aan de Raad tot de (her)benoeming en het ontslag van de externe accountant;
  • b. het vaststellen van de vergoeding van de externe accountant;
  • c. het goedkeuren van de opdrachtomschrijving aan en het beoordelen van de opdrachtbevestiging van de externe accountant;
  • d. het zijn van eerste aanspreekpunt van de externe accountant wanneer deze onregelmatigheden constateert in de inhoud van de financiële berichten;
  • e. het oplossen van eventuele verschillen van inzicht tussen het management en de externe accountant met betrekking tot de financiële verslaggeving;
  • f. het kennisnemen van de rapportering van de externe accountant over de reikwijdte en dekking van de door haar/hem uitgevoerde werkzaamheden;
  • g. het vaststellen van onnodige overlapping van werkzaamheden tussen de Internal Audit Department en de externe accountant;
  • h. het oplossen van eventuele verschillen van inzicht tussen de Internal Audit Department en de externe accountant over de afgrenzing, aansluiting en overlapping van hun werkzaamheden;
  • i. het beoordelen van rapportages die door de externe accountant zijn opgesteld voor de president, de Raad en/of de Internal Audit Department, met inbegrip van de jaarlijkse management letter, het accountantsrapport en de accountantsverklaring;
  • j. het toetsen en bewaken van de onafhankelijkheid en objectiviteit van de externe accountant, waarbij rekening dient te worden gehouden met wettelijke, toezichts- en beroepsregels;
  • k. het beoordelen hoe de externe accountant wordt betrokken bij de inhoud en publicatie van financiële berichten.

De Audit Commissie rapporteert jaarlijks aan de Raad over de ontwikkelingen in de relatie met de externe accountant, waaronder in het bijzonder zijn/haar onafhankelijkheid. De Audit Commissie maakt elk jaar een grondige beoordeling van het functioneren van de externe accountant.

3.1.2. Samenstelling, Deskundigheid en Onafhankelijkheid

De Audit Commissie is samengesteld uit ten minste twee leden van de Raad. De Raad kan te allen tijde een lidmaatschap van de auditcommissie beëindigen.

Alle leden dienen onafhankelijk te zijn in de zin van het Reglement van de Raad. Tenminste één van de leden van de Audit Commissie moet een financieel expert zijn en relevante kennis en ervaring hebben opgedaan op financieel administratief, verslaglegging en accounting terrein.

Een lid van de Audit Commissie heeft zitting hierin totdat één van de navolgende omstandigheden zich voordoet:

  • a. de afloop van zijn benoemingstermijn;
  • b. de beëindiging van zijn lidmaatschap van de Raad;
  • c. de beëindiging van zijn lidmaatschap van de Audit Commissie door de Raad.

In aanvulling op het gestelde in het Reglement van de Raad mag een lid van de Audit Commissie, om als onafhankelijk beschouwd te worden, anders dan in zijn/haar hoedanigheid als lid van de Audit Commissie, de Raad of een andere commissie van de Raad:

  • a. geen consultancy-, advies- of andere compenserende vergoedingen accepteren (direct of indirect) van de Bank;
  • b. geen aan de Bank verbonden persoon zijn.

3.1.3. Voorzitter

De Raad benoemt één van de leden van de Audit Commissie tot voorzitter. Het voorzitterschap van de Audit Commissie wordt niet vervuld door de voorzitter van de Raad. De voorzitter is in elk geval verantwoordelijk voor het naar behoren functioneren van de Audit Commissie. Hij/zij treedt op als woordvoerder van de Commissie en zal het belangrijkste aanspreekpunt voor de Raad zijn. Onder meer het Hoofd van de Internal Audit Department heeft directe toegang tot de Audit Commissie.

3.1.4. Vergaderingen

De Audit Commissie vergadert regelmatig. In elk geval zullen zij vergaderen voordat de jaarrekening aan de Raad wordt voorgelegd. De Commissie vergadert zo vaak als zij dit nodig acht, maar minimaal eenmaal per jaar, buiten aanwezigheid van de president, met de externe accountant.

De voorzitter van de Raad, de president, het Hoofd van de Internal Audit Department of de externe accountant kunnen de voorzitter van de Commissie verzoeken een tussentijdse vergadering bijeen te roepen. Het verzoek wordt met redenen omkleed.

De Audit Commissie bepaalt wie bij haar vergaderingen aanwezig zullen zijn. De president, leden van de Directie, externe accountant, adviseurs alsmede overige functionarissen kunnen indien nodig worden uitgenodigd om de vergaderingen bij te wonen om hun bijdrage aan de beraadslagingen te leveren. Er worden van de vergadering notulen bijgehouden. In de regel zullen deze worden vastgesteld tijdens de eerstvolgende vergadering. De Raad ontvangt na iedere vergadering een verslag van de belangrijkste bevindingen van de Commissie.

3.1.5. Informatie en Rapportage

De Audit Commissie is bevoegd om alle gewenste informatie op te vragen die nodig is voor een goede uitvoering van haar taak. De gevraagde informatie zal zo spoedig mogelijk ter beschikking worden gesteld.

De voorzitter van de Audit Commissie legt aan de Raad een halfjaarlijkse rapportage voor, waarin is opgenomen:

  • a. een samenvatting van de rol en de werkzaamheden van de Commissie waarin wordt bevestigd dat in de betreffende periode is voldaan aan alle verantwoordelijkheden zoals vastgelegd in de taakomschrijving, alsmede een bevestiging dat alle controlestandaarden van de Bank nog steeds solide en geschikt zijn;
  • b. een toelichting op alle belangrijke kwesties die naar de mening van de Commissie onder de aandacht van de Raad dienen te worden gebracht;
  • c. de namen van en een presentieoverzicht van de leden van de Commissie voor de betreffende periode;
  • d. het aantal gehouden vergaderingen van de Commissie;
  • e. een beschrijving van het beleid en de procedures van de Bank inzake het goedkeuren van controlewerkzaamheden en niet aan de controletaak gerelateerde diensten en een toelichting hoe de objectiviteit en onafhankelijkheid van de externe accountant worden gewaarborgd indien de externe accountant niet aan de controletaak gerelateerde diensten verricht;
  • f. een beschrijving van de vergoedingen en diensten van de externe accountant.

Tussen de Audit Commissie, de Internal Audit Department en de externe accountant vindt periodieke informatie-uitwisseling plaats, desgewenst in samenwerking met de Risk & Compliance Commissie. In het kader van deze informatie-uitwisseling is ook de risicoanalyse en het auditplan van de Internal Audit Department en van de externe accountant onderwerp van overleg.

4. REGLEMENT VOOR DE PRESIDENT

Reglement betreffende de orde en wijze van de uitoefening van de werkzaamheden van de president, artikel 23 lid 2 van de Bankwet.

4.1. Taakuitoefening

  1. Bij de uitoefening van het Bestuur van de Bank is de president gehouden aan de bepalingen van de Bankwet, zowel in materiële als in formele zin.
  2. De president geeft leiding aan de Directie en is met de Raad van Commissarissen verantwoordelijk voor de corporate governance structuur van de Bank met inachtneming van de best practice principes voor de financiële sector.
  3. Het bepalen van het monetaire beleid en het ten uitvoer leggen van dit beleid, eventueel in overleg met de Minister van Financiën.
  4. Het opstellen van de agenda en het voorzitten van de vergaderingen van de Directie.
  5. Zorgdragen dat de Directie naar behoren functioneert en zoveel als mogelijk beslissingen als een collectief neemt.
  6. Zorgdragen dat genomen beslissingen in overeenstemming zijn met de strategie gericht op de doelstellingen van de Bank.
  7. Het voeren van overleg met de Directieleden over de aan hen toebedeelde taken.
  8. Zorgdragen dat bij het naleven van de doelstellingen van de Bank de interne regels van de Bank, alsook de relevante wet- en regelgeving in acht wordt genomen.
  9. De president heeft mede tot taak de besluitvorming op het punt van risicobeheer van de Bank voor te bereiden.
  10. Indien zich vraagpunten voordoen omtrent de uitvoering van zijn taak op grond van de artikelen van de Bankwet, pleegt de president met de Regeringscommissaris overleg, of, zo het belang van de zaak dit vereist, met de Raad van Commissarissen. Indien er geen besluit kan worden genomen dan wordt advies gevraagd aan de Minister van Financiën.

4.2. Plaatsvervangend president

  1. De plaatsvervangend president wordt, indien die is benoemd door de Regering daarbij de president en de Raad van Commissarissen gehoord, belast met de waarneming van het bestuur van de Bank bij afwezigheid of ontstentenis van de president.
  2. Bij terugkeer van de president zal hij het beheer van de Bank weder van de plaatsvervangend president of oudste directeur in dienstjaren overnemen.
  3. Bij afwezigheid of ontstentenis van alle directeuren berust het bestuur van de Bank tijdelijk bij de Voorzitter van de Raad (Regeringscommissaris).
  4. Waar in dit Reglement sprake is van de president, wordt in alle gevallen waar zulks van toepassing is eveneens bedoeld de plaatsvervangend president in functie.

4.3. Belemmering benoeming

Benoeming tot president of plaatsvervangend president van de Bank dan wel handhaving in deze functies is niet mogelijk indien de persoon:

  • a) lid wordt van De Nationale Assemblee of deel uitmaakt van de Regering;
  • b) failliet is verklaard, surseance van betaling is verleend of een regeling met zijn schuldeisers heeft getroffen;
  • c) eigenaar of vertegenwoordiger wordt van een extern accountantsbureau van de Bank;
  • d) veroordeeld wordt, onverschillig of die veroordeling onvoorwaardelijk of voorwaardelijk is, wegens enig misdrijf of een overtreding in de vermogenssfeer of wegens misbruik van vertrouwen, in Suriname of in het buitenland;
  • e) een strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging naar een misdrijf dan wel enig delict van financieel-economische aard in Suriname of in het buitenland tegen hem is ingesteld, ongeacht of daarbij door betaling van een som geld aan de bevoegde justitiële autoriteiten is afgezien of zal worden afgezien van verdere vervolging;
  • f) een medewerker is van een onder toezicht staande financiële instelling van de Bank;
  • g) een gekwalificeerde deelneming van 5 procent of meer in een financiële instelling houdt of verwerft;
  • h) geen bezitter is van de Surinaamse nationaliteit;
  • i) zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag in relatie tot zijn taken uit hoofde van de Bankwet of dit reglement;
  • j) functies vervult of werkzaamheden verricht, die onverenigbaar zijn met het doel, de taken en de werkzaamheden van de Bank;
  • k) onder curatele is gesteld.

De president en de Directie moeten bij benoeming de leeftijd van tenminste 35 jaren hebben bereikt en moeten beschikken over aantoonbare kennis en tenminste 10 jaren een relevante financiële leidinggevende positie hebben bekleedt. De integriteit van de president en de directeuren dient boven elke twijfel verheven te zijn.

4.3.1. Bloedverwantschap

Tussen de president, directieleden en de leden van de Raad van Commissarissen mag geen bloedverwantschap of aanverwantschap tot in de tweede graad bestaan. Echtgenoten of bij de Bank geregistreerde partners mogen niet tegelijk in één van genoemde hoedanigheden optreden.

4.4. Relatie met de Raad van Commissarissen

De president zal zijn volledige medewerking verlenen aan de Regeringscommissaris bij diens toezicht van regeringswege op de handelingen van de Bank en aan de Raad van Commissarissen bij diens toezicht op het beheer van de Bank. De president voert regelmatig overleg met de Regeringscommissaris en indien nodig of wenselijk met de andere leden van de Raad.

4.5. Relatie met de externe accountant

  1. Onder leiding van de president zorgt de Directie als collectief ervoor dat de externe accountant zijn werkzaamheden naar behoren kan uitoefenen door hem/haar te voorzien van informatie die in het kader van diens te verrichten werkzaamheden noodzakelijk is.
  2. De president rapporteert jaarlijks en waar nodig tussentijds aan de Raad van Commissarissen over de ontwikkelingen in de relatie met de externe accountant.
  3. De president maakt jaarlijks, eventueel tezamen met de Audit Commissie, een grondige beoordeling van het functioneren van de externe accountant.
  4. De conclusie van het vorig lid wordt met de Raad van Commissarissen gedeeld ten behoeve van de beoordeling van de voordracht tot benoeming of herbenoeming van de externe accountant.
Scroll to Top